De onderzoekers namen fossiele schelpen, zoals kokkels, oesters en Sint-Jacobsschelpen onder de loep en keken bijvoorbeeld naar de chemische samenstelling. De schelpen leefden in de Noordzee tijdens het Plioceen, zo’n drie miljoen jaar geleden, en werden in Antwerpen gevonden tijdens de werken aan de Kieldrechtsluis. Ze groeiden laagje voor laagje, vergelijkbaar met boomringen, en legden tijdens hun leven heel gedetailleerde informatie vast in hun schelp.

In de studie, die is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Science Advances, namen de onderzoekers een ‘snapshot’ van het klimaat van het Plioceen. Zo kregen ze een inzicht in het verschil tussen de seizoenen in een warmer klimaat. Ze kwamen erachter dat zomers in een warmer klimaat veel meer opwarmen dan winters. Terwijl de winters ongeveer 2,5 graden warmer werden, was de temperatuur tijdens de zomer ongeveer 4,3 graden hoger.

Kans op hittegolf neemt toe

De onderzoekers zien voor de toekomst in Europa dezelfde trend. Die modellen voorspellen een gelijkaardige hoeveelheid opwarming voor het jaar 2100 als we de huidige trend van klimaatverandering doorzetten. “We kunnen waarschijnlijk sterkere temperatuurverschillen tussen de zomer en winter verwachten”, voorspelt Niels de Winter, een van de onderzoekers, die verbonden is aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en Brussel. “De kans op hittegolven in de zomer zal alleen maar toenemen.”​