Direct naar artikelinhoud
Opinie

Kan een universitair per definitie alles beter?

Machteld VerbruggenBeeld rv

Machteld Verbruggen is Algemeen directeur van Thomas More Hogeschool

De resultaten van het PIRLS-onderzoek over het niveau van begrijpend lezen bij leerlingen van het vierde leerjaar bleken afgelopen week koren op de molen van de voorstanders van een universitaire master in het basisonderwijs. In hun haast om die opleiding als vanzelfsprekende oplossing naar voor te schuiven gingen sommigen wel erg kort door de bocht.

De Leuvense promotor van het Vlaamse onderzoek ging zelfs zo ver te beweren dat leerlingen nu steeds vaker een gepassioneerde leerkracht moeten missen en verkondigde zonder blozen dat leraren met een masterdiploma zullen zorgen voor sterkere persoonlijkheden voor de klas.

Minister Crevits wekt de indruk dat zij meegaat in de logica dat sterke studenten thuishoren aan de universiteit en niet in de lerarenopleiding aan de hogeschool

Ook minister Crevits (CD&V) droomt van een master in het basisonderwijs, zo bleek nog maar eens uit een interview in de weekendkrant. Voor haar is de inzet van masters vooral een principiële keuze, die pas achteraf praktisch uitgeklaard en onderzocht moet worden. Een discutabel uitgangspunt, als je weet dat de noodzaak voor de masteropleiding net gemotiveerd wordt vanuit de onderzoekscompetenties die de master-leraar zou moeten hebben. Om de nieuwe opleiding erdoor te duwen is echter geen onderzoek nodig, want die is toch self-evident.

Misschien is die evidentie dat een universitair per definitie ‘alles beter kan’ wel het échte probleem. Recent was nog in het nieuws dat het in de Vlaamse cultuur ingebakken zit te denken dat alleen wie Latijn of Wetenschappen doet succesvol is. Dat cultuurprobleem blijft helaas niet beperkt tot het secundair onderwijs. In sociaal-economisch sterkere milieus is ‘naar de universiteit gaan’ al lang de norm, ook als men meer interesse of talenten heeft voor een professionele opleiding aan een hogeschool. Met haar pleidooi voor een master basisonderwijs wekt minister Crevits minstens de indruk dat zij meegaat in de logica dat sterke studenten thuishoren aan de universiteit en niet in de lerarenopleiding aan de hogeschool. Als ‘versterking’ van die lerarenopleiding kan dat tellen!

Ruim 40 procent van de leerkrachten in het Franse lager onderwijs heeft er een universitair diploma, maar Frankrijk doet het sléchter dan Vlaanderen.

Alles universitair maken dan maar? Dat is niet verantwoord. Wie zomaar wil aannemen dat ‘slimmere’ masterstudenten automatisch betere resultaten opleveren, moet dringend eens richting Frankrijk kijken. Ruim 40 procent van de leerkrachten in het lager onderwijs heeft er een universitair diploma, maar Frankrijk doet het sléchter dan Vlaanderen. En niet alleen voor begrijpend lezen trouwens, ook voor bijvoorbeeld wiskunde, waarop Vlaamse leerlingen – ja, die les krijgen van zogezegd zwakke leraren – nog steeds hoog scoren.

Opleidingen aan de universiteit duren ook langer, kosten meer en bereiden – dat is ook niet hun ambitie – onvoldoende voor op een beroep. Voor de vierjarige opleiding industriële wetenschappen die in 2013 naar de universiteit werd overgeheveld kwam bijvoorbeeld al de vraag naar een vijfde jaar. De universiteit krijgt deze ingenieurs blijkbaar niet klaar voor de industrie op vier jaar. Wil men met de lerarenopleiding echt een soortgelijk avontuur wagen?

Het basisonderwijs heeft geen nood aan oplossingen zonder enige voeling met de realiteit.

Een verdiepende professionele master, die voortbouwt op de bacheloropleiding, kan een goed alternatief zijn. De Vlaamse hogescholen mogen zo’n master echter – in tegenstelling tot onze buurlanden – niet aanbieden. Dat ondergraaft hun positie (en die van hun afgestudeerden) én zorgt voor gaten in het opleidingenaanbod. Die worden ondertussen al gretig gevuld door Nederlandse hogescholen die zulke masters beginnen te organiseren op campussen in Vlaanderen.

De Vlaamse onderwijsraad adviseert alvast om de kwestie te kaderen binnen een ruimer toekomstperspectief voor het basisonderwijs. Dat is nu niet het geval. Het basisonderwijs heeft nochtans geen nood aan oplossingen zonder enige voeling met de realiteit. De leraren van het vierde leerjaar zullen dat graag beamen.