Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenOekraïeners

‘Niet alleen ons huis is weg, ook al onze vrienden zijn vertrokken. Dat is een raar idee, het leven dat ik daar had, komt nooit meer terug’

Vier Oekraïense kinderen getuigen over hun leven tijdens de oorlog.Beeld Wouter Van Vooren / Vincent Haiges

Terwijl de gevechten onverminderd voortduren, proberen de Oekraïense kinderen hun leven op te bouwen en gaan ze naar school. Hier, maar ook daar. ‘Mijn leven in België is oké. Maar ik denk elke dag aan de oorlog.’

Yana Andrivska (14) woonde tijdens de Russische bezetting in Cherson. Ze verblijft nu in Odessa.

Yana Andrivska wacht ons buiten op voor het appartementsblok in Odessa waar ze tijdelijk woont met haar moeder en oudere broer. Een meisje met een bril, beugel en slobberkleren. Op en top puber. En een bijzonder taaie meid, blijkt al gauw.

“Toen de oorlog begon was ik 12. We woonden op de linkeroever van Cherson, op een schiereiland aan de Djnepr, het heet Ostriv. De Russen bombardeerden ons vanaf de eerste dag, op 24 februari 2022. Nog geen week later veroverden ze heel Cherson.”

Ostriv was een fijne plek om te wonen, vertelt Andrivska. In de zomer ging ze iedere dag met haar vrienden naar de rivier, ook trok ze er dagelijks op uit met haar fototoestel. Tot de oorlog er abrupt een einde aan maakte.

“Ons district werd als eerste gebombardeerd. Overal om me heen zag ik huizen in brand staan. Het was vreselijk eng, we konden niet naar buiten. Ik was vooral heel ongerust over mijn grootouders, die op de bovenste etage van een appartementsblok woonden. Ze waren oud en kwetsbaar, ik moest er niet aan denken dat hen iets overkwam.”

Yana Andrivska.Beeld Vincent Haiges

Cherson werd zeven maanden door de Russen bezet, van maart 2022 tot november 2022. Dat ze al die maanden veel honger heeft gehad, vertelt Andrivska.

“Plots was er Russische voeding in de winkels te koop. Maar veel was het niet, bovendien was het niet te eten. Ik ben kilo’s afgevallen, ik weet nog dat er vooral in de zomer een groot gebrek aan voedsel was. De enige Oekraïense producten die de Orks (de Russen, JDR) in de winkel toelieten, waren groenten. Die aten we dan maar zoveel mogelijk. Ook hadden we bijna geen water en elektriciteit, we zaten meestal in het donker”, vertelt ze. Maar, “daar wen je aan”, klinkt het stoer.

“Op een avond logeerde ik bij mijn beste vriendin. Ze woonde op de tiende verdieping. Op het enige nieuwskanaal dat we konden ontvangen, hoorden we dat er raketten gelanceerd waren. We gingen naar het balkon en daar zagen we de raketten inderdaad vliegen.”

Ze legt uit: “We maakten er een spelletje van: we moesten raden of het echt raketten waren of flares (een tegenmaatregel die gebruikmaakt van infrarood om raketaanvallen tegen te gaan, JDR). Dat krijg je als je dagelijks bombardementen meemaakt. Op den duur ben je eraan gewend. Als ik ’s nachts wakker werd door het gedreun van de bommen viel ik daarna altijd weer in slaap.”

'Op den duur ben je gewend aan het gedreun van de bommen'
Yana Andrivska (14)

Andrivska volgde online les tijdens de bezetting. “De scholen die meewerkten met de Russen waren open, maar de meesten bleven dicht. Ook het lyceum waar ik schoolliep, was gesloten. De online lessen waren moeilijk te volgen omdat we maar heel af en toe elektriciteit hadden. Maar ik heb het toch gehaald.”

Toen de Russen uiteindelijk verdreven werden uit Cherson nam een tante Andrivska mee naar Odessa. “Ik zal nooit vergeten toen ik voor het eerst weer al dat eten in de winkels zag. En de huizen die verlicht waren. Het was fantastisch, een paradijs na de oorlog in Cherson. Al wordt er ook gebombardeerd in Odessa, de oorlog is niet weg. Maar ik ben er totaal niet bang voor, vergeleken met Cherson is Odessa een makkie.”

Ruvim Grigortsjoek (8) woont in Cherson, waar de Russen elke dag bombarderen.

Ruvim Grigortsjoek woont met zijn ouders en twee broers in een klein huisje in Pavrisky, het familiedistrict, zoals het bekendstaat.

De stad van 70.000 inwoners ligt dagelijks onder vuur van de Russen, elke week sterven er minstens twee mensen. Maar het leven met drie kinderen gaat door, vertelt zijn moeder Lubov. “Ze moeten eten, les volgen. En intussen mogen ze hopelijk ook nog een beetje kind zijn.”

Aan dat laatste valt niet te twijfelen als we zien hoe Ruvim en zijn broers Egor (6) en Semen (4) de boel op stelten zetten in hun kamer. Ze rennen achter elkaar aan, springen op hun bedden, kortom, ze bruisen van de energie. “Ik mis school”, zeg Grigortsjoek wanneer hij is uitgeraasd en dicht tegen zijn mama aankruipt. “We hebben online les, maar ik mis mijn klasgenootjes, ik kan niet met ze spelen.”

Ruvim Grigortsjoek.Beeld Vincent Haiges

Lubov: “De kinderen komen niet meer bij elkaar thuis spelen. Hoe minder we de straat opgaan, hoe beter. Want het is en blijft gevaarlijk. Sinds drie maanden is er wel een dagopvang voor de kinderen geopend, maar daar gaan we niet naartoe. Om dezelfde reden: ik wil zo weinig mogelijk de straat op met de kinderen.”

Toch verveelt hij zich niet, verzekert Grigortsjoek ons. “Ik help mijn ouders in huis, ik kijk naar tekenfilms en soms mogen we gamen.”

Samen met zijn broers slaapt hij zelfs door de bombardementen heen, vertelt Lubov. “Ze horen het iedere nacht, dus ja, na een tijdje trek je je het niet meer aan. Op een dag fietste Ruvim wat rond voor het huis. Er landde een raket in onze buurt maar hij fietste gewoon door, hij gaf geen krimp.”

De familie is nooit op de vlucht geslagen. “We hebben er simpelweg het geld niet voor. Maar vooral: we willen het niet. Dit is ons huis, ons leven. Ondanks de bombardementen is het echt wel te doen om hier te wonen.”

'Twee Russische militairen vroegen me of ik een granaat wilde vasthouden. 'Ja hoor', zei ik. Ik was niet bang'
Ruvim Grigortsjoek (8)

Dat hij de Russen al een paar keer heeft ontmoet, vertelt Grigortsjoek (tijdens de Russische bezetting in 2022, JDR). “Er stonden twee militairen voor de deur. Een had een granaat aan zijn uniform hangen. Of ik die wilde vasthouden, vroeg hij. ‘Ja hoor’, zei ik. Ik was niet bang. Toen moesten ze lachen en zijn ze weer weggegaan.”

Lubov: “Op een dag reed er een Russische tank in de straat, er zaten militairen op. Of hij mee op de tank mocht, vroeg Ruvim. Voor hem was het heel spannend, hij zag het gevaar niet. Nu heb ik mijn kinderen nooit verteld over de gruweldaden van de Russen. Wel dat ze onze stad ingenomen hadden en dat dit niet goed was. Maar ze zijn nog klein en het leven in een stad aan de frontlijn is al zwaar genoeg. Ik wil ze enigszins beschermen voor alle agressie rondom ons.”

Als we Grigortsjoek aan het einde van ons bezoek vragen hoe hij over de Russen denkt, is hij even stil. Hij haalt dan zijn schouders op en zegt: “Het zijn mensen. Net als wij.” Waarna hij weer vol enthousiasme achter zijn broertjes aan rent.

Julia Zrozhevskaya (15) uit Dnipro vertrok een maand na de oorlog naar België.

“Ik was gewoon een gelukkige tiener in Dnipro. Ik ging naar school en had veel vrienden. ’s Middags na school was ik altijd bij mijn opa en oma te vinden, ze zijn als mijn tweede ouders. Mijn vader en moeder zijn gescheiden. Ik woon bij mijn moeder, maar heb een goede band met mijn vader. Hij heeft wel een vreselijke job: hij is forensisch expert in een mortuarium waar de dode soldaten liggen.”

De dag dat de oorlog begon, zal Julia Zrozhevskaya nooit vergeten. “Het was donderdag, mijn wekker stond op 7 uur. Maar ik werd vroeger wakker omdat ik mijn moeder hoorde telefoneren en spullen inpakken. Toen ik ging kijken, hoorde ik de verschrikkelijkste zin uit mijn leven: de oorlog is begonnen. Ik moest een rugzak nemen en mijn belangrijkste spullen inpakken.”

Omdat het in haar straat niet veilig was, bleef Zrozhevskaya met haar moeder, broer en zus bij vrienden slapen, in een buurt ver weg van de kazerne. “Ik herinner me nog goed dat mijn moeder al gauw ging meehelpen met molotovcocktails te maken, samen met andere ouders. Wij, de kinderen, bleven thuis”, vertelt ze.

“We keken naar de tv toen ik voor de eerste keer het luchtalarm hoorde. We renden naar de kelder, ik dacht dat mijn leven voorbij was. Voor het eerst in mijn leven was ik echt bang. We hebben twee uur in die kelder gezeten. Toen kwam gelukkig mijn moeder thuis. De weken daarna sliep ik elke nacht in de kelder. Samen met mijn moeder en vijf andere vrouwen.”

Julia Zrozhevskaya.Beeld Wouter Van Vooren

Zrozhevskaya dacht dat de oorlog na een paar weken voorbij zou zijn. Toen dat na een maand nog niet het geval bleek en de Russen al tot in Cherson opgetrokken waren, besloot haar moeder om weg te gaan. “Toen we vertrokken naar het station zag ik mijn grootvader voor het eerst huilen. Ook ik moest huilen, maar ik wilde niet dat ze dat zagen want dan zouden ze nog verdrietiger worden.”

Inmiddels woont Julia al bijna twee jaar in Herentals, samen met haar moeder, haar beste vriendin en de mama van haar vriendin. “Het eerste jaar volgde ik les in de OKAN-klas (onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers, JDR) om Nederlands te leren. Daarna ging ik naar een normale school. Ik zit nu in het derde middelbaar waar ik de richting maatschappij en welzijnswetenschappen volg.”

Ze legt uit: “Ik ben de enige Oekraïense in de klas, maar de anderen hebben me goed opgevangen. Ik voel me gelukkig geen vreemde. Ik heb nieuwe vrienden gemaakt, maar ik ga wel elke dag met andere Oekraïense kinderen naar school. Ze zitten in andere klassen.”

'Vorige zomer zijn we voor het eerst teruggegaan naar Oekraïne. Ik was heel bang'
Julia Zrozhevskaya (15)

Dat ze hier een heel nieuw leven heeft opgebouwd waar ze België erg dankbaar voor is, klinkt het. “Ik doe aan streetdance en werk in het weekend in de keuken van een restaurant.”

Of en wanneer ze teruggaat naar Oekraïne, daar heeft ze geen idee van. “De oorlog kan nog lang duren, het is moeilijk om te voorspellen. Maar ik mis Oekraïne heel erg, het is en blijft mijn thuis. Vorige zomer zijn we voor het eerst teruggegaan. En met kerst ook. Er waren veel drones. Ik was heel bang, mijn vrienden niet. Zij zijn het gewend. Terwijl ik er niet aan kan wennen, net omdat ik zo ver weg zit.”

Mykhailo Klochko (13) vluchtte net op tijd met zijn ouders uit het oostelijk gelegen Roebizjne. Tien dagen later werd hun huis gebombardeerd.

Mykhailo Klochko zit met zijn vader Dmytro voor het scherm als we videobellen. De familie woont in Herk-de-Stad. Dmytro (51) kon in maart 2022 mee met zijn gezin Oekraïne ontvluchten omdat hij gehandicapt is en dus niet moest blijven om opgeroepen te worden voor de legerdienst, vertelt hij.

De oudste dochter van het gezin is 18 en keerde na een jaar terug naar Oekraïne om te studeren. De andere drie kinderen wonen in België. “We komen uit Roebizjne”, zegt de vader. “Een stad van 60.000 inwoners in de oblast Loehansk. We hebben een lange weg afgelegd naar België.”

Mykhailo Klochko was 11 toen de oorlog uitbrak. Hij speelde op die leeftijd al een aardig deuntje op de saxofoon, klinkt het. “Ik ben dol op de sax, ik vind het geluid prachtig.”

Mykhailo Klochko.Beeld Wouter Van Vooren

De bombardementen in Roebizjne begonnen op dag één van de oorlog. “We hebben een metalen hek rond ons huis”, vertelt hij. “Eerst dacht ik nog dat het voetbalhooligans waren die op ons hek bonkten. Maar het waren bommen in de lucht. Toen een van de huizen in onze straat werd gebombardeerd, besloten mijn ouders dat we moesten vertrekken. Mijn jongste zusjes was nog een baby, mijn broer was 7.”

Op 4 maart 2022 werd het gezin door vrijwilligers uit de stad geëvacueerd. Tien dagen later hoorde de familie dat hun huis was gebombardeerd. “Ons huis, de garage, onze auto, er was niets meer van over.”

Via Slovakije arriveerde het gezin Klochko in België. Ze wonen in een boerderijtje in Herk-de-Stad, een tweede verblijf van een Belgisch koppel dat zelf ergens anders verblijft.

“Ik leerde Nederlands op de lagere school, samen met zeven andere Oekraïense kinderen. Nu zit ik in het eerste jaar van de middelbare school. Ik spreek redelijk goed Nederlands, maar met de Franse les heb ik het moeilijk. Mijn hoofd ontploft soms van al die talen.”

In zijn vrije tijd gaat hij naar de Chiro. Hij zwemt graag en hij speelt basketbal in Lummen, klinkt het fier. Al staat dat nu even on hold omdat hij examens heeft. “Mijn leven in België is oké, maar ik denk elke dag aan de oorlog.”

'Mijn leven in België is oké, maar ik denk elke dag aan de oorlog'
Mykhailo Klochko

Rubizjne is door de Russen bezet, ze kunnen niet meer terug, beseft Klochko. “Niet alleen ons huis is weg, ook al onze vrienden zijn vertrokken. Dat is een raar idee, het leven dat ik daar had, komt nooit meer terug. We weten niet waar we naartoe moeten als de oorlog voorbij is. Eerlijk gezegd denk ik dat het nog wel een tijdje zal duren.”

En zijn saxofoon? “Die heb ik in Oekraïne achtergelaten. In België hebben we een andere gekocht, tweedehands. Ik volg online lessen van mijn Oekraïense muziekleraar, dezelfde die me vroeger les gaf en nu in de buurt van Kiev woont. Zo blijf ik toch een beetje met mijn thuisland verbonden.”