Direct naar artikelinhoud
AchtergrondWielrennen

Botbreuk of niet, een wielrenner stapt altijd weer op de fiets

De Fransman Julian Alaphilippe tekent het startblad van de Strade Bianche, begin maart. In die koers komt hij ten val en breekt zijn kuitbeen.Beeld AFP

Bij het vierde wielermonument van het seizoen, Luik-Bastenaken-Luik, ontbreekt tweevoudig wereldkampioen Julian Alaphilippe. Hij kwam tot het besef dat nog langer doorfietsen met een botbreuk niet heroïsch is, maar eerder iets uit het verleden.

Julian Alaphilippe is tot inkeer gekomen. Daarom staat hij zondag niet aan de start van Luik-Bastenaken-Luik, de klassieker die de afsluiting vormt van het wielervoorjaar. De wereldkampioen van 2020 en 2021 viel begin maart in de Strade Bianche en brak daarbij zijn kuitbeen. Dat bleek twee weken later na Milaan-Sanremo. Alaphilippe was daar negende geworden, maar had 288 kilometer lang pijn.

Iedere renner weet: met een botbreuk sta ik minstens zes weken aan de kant. Toch bleef de Fransman op het hoogste niveau koersen, vastbesloten om ten slotte ook zijn geliefde Luik te rijden. Vier keer reed hij naar de top vijf van het Ardennen-monument, maar hij won het nooit, al dacht hij in 2020 van wel. Voor het eerst en het laatst stak hij zijn handen te vroeg in de lucht.

Waarom ging Alaphilippe door ondanks zijn zeer matige klasseringen en wist alleen zijn ploeg ervan? “Ik wilde niet dat mensen dachten dat ik excuses verzon”, zei de renner van Soudal-QuickStep tegen Le Parisien. De ploeg hield hem niet tegen, zei hij, omdat zijn pijn draaglijk was. De ploegdokter liet de keuze om door te fietsen aan de renner.

Oud-renner Laurens ten Dam, die in de jaren tien bekend stond als de hardste man van het peloton, vermoedt dat Alaphilippe heeft gedacht: “Ik kan het in elk geval proberen, want erger wordt het niet.”

Bovendien, memoreert Ten Dam, zette ploegleider Patrick Lefevere publiekelijk vraagtekens bij het miljoenensalaris dat hij betaalde aan zijn voormalige uithangbord – jarenlang stond Alaphilippe in zijn regenboogtrui afgebeeld op de ploegbus.

“Die twee hebben bijna een vader-zoonrelatie”, zegt Ten Dam. “Ik denk dat de ‘zoon’ zijn ‘vader’ niet wilde teleurstellen.” Nu heeft de zoon spijt. “Ik had meteen na de Strade de tijd moeten nemen om te herstellen”, vertelde Alaphilippe. “Dan had ik misschien voor Luik kunnen gaan.”

Philippe Gilbert klautert uit een ravijn in de Tour van 2018 en rijdt verder met een gebroken knieschijf.Beeld Photo News

Daar ontbreekt ook zijn landgenoot Warren Barguil van DSM-Firmenich-PostNL. De 32-jarige klimmer brak een rib in de Ronde van het Baskenland en startte een week later in de Amstel Gold Race. Hij hield het 174 kilometer vol. “Ik wilde kijken of de pijn over zou gaan”, meldde de kopman op fietsapp Strava. Niet dus. “Een grote teleurstelling na drie weken op hoogte.”

Teen amputeren

Lang hoorde doorfietsen met een breuk of zichtbare verwonding nog bij de schoonheid van het lijden. Vrijwel alle wielerwedstrijden zijn begin vorige eeuw geïnitieerd door kranten en tijdschriften, die heroïsch-romantische verhalen wilden over pijn, doorzettingsvermogen, verlies en glorie.

Verhalen als over René Vietto, de Franse wielergod die aan de leiding reed in de Tour van 1947 en tijdens een rustdag na de Alpen en voor de Pyreneeën een ontstoken teen liet amputeren in Marseille. Hij werd vijfde in die Tour. Later liet Vietto zijn vaste meesterknecht, Jean-Apôtre ‘Apo’ Lazaridès, ook een teen amputeren, zodat die de pijn en het doorzettingsvermogen van zijn baas doorvoelde. ‘Apo’ liep de rest van zijn leven enigszins mank.

Dergelijke anekdotes bevestigden lange tijd het ‘pijn is tijdelijk, roem is voor altijd’-sentiment bij publiek én renners, vooral in de Tour de France. “Als je valt, kijk je eerst naar je fiets of je verder kunt”, zegt oud-renner Ten Dam. “Zo zijn wij opgevoed.”

Tyler Hamilton wint een Tour-etappe in 2003 met een gebroken sleutelbeen.Beeld EPA

Hij noemt Tyler Hamilton, die de Tour van 2003 uitreed met een in de eerste etappe opgelopen sleutelbeenbreuk. De Amerikaan won zelfs de zestiende rit. “Hij hield zijn shirt zo open dat je de pleisters kon zien.”

Eddy Merckx haalde in 1975 Parijs met een gebroken bovenkaak. “Achteraf een stommiteit”, volgens de GOAT (greatest of all-time). Sprinter Robbie McEwen pakte in de Tour van 2004 de groene trui, ondanks twee gebroken ruggenwervels.

Johnny Hoogerland zorgde voor het Nederlandse sportmoment van het jaar 2011. Hij belandde in de prikkeldraad, maar reed met afschuwwekkende verwondingen de Tour uit. In 2018 vloog Philippe Gilbert uit de bocht, stortte naar beneden, brak zijn knieschijf, reed de etappe uit en stapte pas daarna uit de Tour.

Johnny Hoogerland ligt in de prikkeldraad in de Tour van 2011.Beeld ANP / AFP

Wout Poels, winnaar van Luik-Bastenaken-Luik in 2016 en zondag aan de start, was in 2012 slachtoffer van een van de ergste valpartijen ooit in de Ronde van Frankrijk. De klimmer lag in een sloot bij Metz met een gescheurde nier en milt, een gekneusde long en een aantal gebroken ribben. Daarop duwde een arts in een ambulance. “Ik verging van de pijn”, zei de renner drie weken later, “maar ik zei dat ik ze niet had gebroken. Toen liet de arts me gaan.” Tien kilometer wist Poels nog op zijn fiets te blijven. “Niet zo slim van me.”

In bescherming nemen

Ten Dam is ervan overtuigd dat niemand anders dan de renner bepaalt of hij door wil rijden. “Ik ken nul gevallen uit mijn carrière dat de ploegleiding een geblesseerde renner ook maar een beetje dwong om te koersen.” Renners moeten volgens Ten Dam vooral tegen zichzelf in bescherming worden genomen.

Neem Laurenz Rex, de 24-jarige Belg van Intermarché-Wanty. In Parijs-Roubaix was hij deze maand betrokken bij een massale val na ruim 30 kilometer koers. Flink gehavend en met een gescheurd tenue vervolgde hij halfnaakt zijn weg. Rex wist zich naar voren te vechten, maar knalde 80 kilometer later op een ingepakt verkeersbord: einde wedstrijd.

Laurenz Rex kruipt halfnaakt weer op zijn fiets in Parijs-Roubaix.Beeld Photo News

“Vroeger werd doorfietsen na zo’n zware valpartij als heroïsch gezien”, zegt Mathieu Heijboer, performance manager van Visma-Lease a bike. “Gelukkig denken supporters en renners daar nu anders over. We moeten het zeker niet normaal vinden.” Heijboer sluit niet uit dat Rex’ tweede crash het gevolg is van de eerste. “Is hij nog net zo gefocust als hij niet was gevallen?” Gelukkig wisten andere renners Rex bij zijn tweede val net te ontwijken.

Angst voor niet-selectie

Dat Alaphilippe doorfietste met een voor de buitenwereld verzwegen breuk noemt Heijboer verdrietig. Afgezet tegen de aanpak van de door hem mede geleide ploeg lijkt het een relict uit het verleden.

“Als een renner zich meldt met klachten complimenteren we hem of haar daar expliciet mee”, zegt Heijboer. “We prijzen zo vooral de professionaliteit en beroepsernst.”

Zeker jonge renners durven niet zomaar te zeggen dat er iets mis is, uit vrees niet opgesteld te worden in koersen. “Die gedachte snappen we heel goed. We proberen daarom duidelijk te maken wat de gevolgen zijn als een renner half ziek aan de start staat. Die bezet daarmee de plaats van een ander, maar belangrijker: hij of zij zet de eigen gezondheid op langere termijn op het spel.”

Ook gelauwerde renners zoals Roubaix-winnaar Dylan van Baarle kunnen nog in de val trappen door de ploeg niet te vertellen hoe het met ze gaat. Van Baarle was goed aan het rijden in de Ronde van Vlaanderen, zo vertelde hij in de podcast AD-In koers, totdat het begon te regenen. Meteen protesteerde het lichaam en werd ademen moeilijk.

Desondanks deed Van Baarle drie dagen later de training die hij zich voorgenomen had te doen. Hij fietste vijf uur in de regen en de dag erop nog eens, en hielp daarmee zijn voorjaar om zeep. “Al het werk deze winter voor niets. Als ik Mathieu had gezegd hoe ik me voelde, had hij me dat nooit laten doen”, zei Van Baarle, doelend op Heijboer. Je hoofd stoten om een les te leren, noemt de renner dat.

“Ik moet afgaan op wat Dylan zegt”, legt Heijboer uit. “Dat hij zich goed voelt, gemotiveerd is, zin heeft om te trainen. Achteraf had ik misschien door moeten vragen, maar tegelijkertijd is onze werkwijze het effectiefst als de sporter zelf verantwoordelijkheid neemt.”

Plaatje van Theunisse

Ten Dam reed tien keer de Tour en viel nimmer uit. “Daar was ik trots op.” Hij zag gebroken renners achter in het peloton worstelen en almaar doorgaan en vroeg zich af: “Waar zijn we nu eigenlijk mee bezig? Met een moderne versie van een pelgrimstocht?”

Laurens ten Dam in 2011. "Ik heb die Tour uitgereden met een snee in mijn lip en zes hechtingen."Beeld BELGAIMAGE

Eerlijk is eerlijk: hij heeft het zelf ook gedaan. In de Tour van 2011 vloog hij in een afdaling over de kop en landde op zijn gezicht. Aan de foto van een verwilderde, besmeurde renner met een bandage over de neus ontleende Ten Dam zijn reputatie van doorzetter. “De ploeg zei: stap af. Ik zei: dat zullen we nog wel eens zien. Ik heb die Tour uitgereden met een snee in mijn lip en zes hechtingen, en daar ben ik achteraf dan weer niet trots op.”

Ten Dam werd wielrenner door een foto die hij als klein jongetje op zijn kamer had hangen. Een plaat van een hevig bloedende Gert-Jan Theunisse, de renner met de wilde haren en intense blik die op een spijkerbed zou slapen om zijn pijngrens te verleggen. “Later sprak ik de dokter van Theunisse, die zei dat het bloeden kwam door een sneetje van niks.” De arts kwam met de auto langs de renner om het bloed weg te vegen. “Maar Theunisse riep: nee, nee, laat zitten, laat zitten.”

Luik-Bastenaken-Luik, zondag om 13.30 uur op VRT 1