Direct naar artikelinhoud
Blik op België Ekeren

Scholen boeken steeds meer workshops dodehoekongevallen: ‘Ze zijn nooit meer thuisgekomen’

Scholen boeken steeds meer workshops dodehoekongevallen: ‘Ze zijn nooit meer thuisgekomen’
Beeld Toon Verheijen

Het aantal dodehoekongevallen stijgt. Steeds meer scholen boeken daarom bij de Vlaamse Stichting voor Verkeerskunde een workshop om hun leerlingen veiliger door het verkeer te loodsen. Wij volgden zo’n (confronterende) les in de vrije basisschool Sint-Mariaburg in Ekeren, deelgemeente van Antwerpen.

Op één kotsend meisje na dat verderop in de gang voorovergebogen zit over een emmer, is de klas van meester Yannick voltallig. Met zijn 21 hebben ze zich verzameld rond een op een tafeltje uitgerolde vilten straat met daarop een strategisch opgestelde knalrode truck en enkele langs rechts passerende plastic fietsertjes.

“Leg nu je groene blokje op de plek waarvan je denkt dat de truckchauffeur je bij het afslaan kan zien”, instrueert Bie Goovaerts (62). “Maar denk eraan,” vervolgt ze wat streng richting potentiële plezante flauweriken, “we weten intussen allemaal dat de chauffeur je niet kan opmerken wanneer je als fietser op, voor of onder de truck staat.”

In het klasje van de vrije basisschool Sint-Mariaburg in de Antwerpse deelgemeente Ekeren wordt vervolgens druk over en weer gediscussieerd. Zowat alle vijfdejaars dralen er wat met hun groene Lego-blokje. Het resultaat blijkt echter relatief bevredigend.

Nu ja, met uitzondering van acht groene blokjes geplaatst ter hoogte van de deur van de passagierskant. “Ben je zeker dat de chauffeur in zijn spiegel kijkt als je daar passeert?” luidt het. “En wat denk je wat hij in zijn spiegel ziet als hij enkele tellen later afdraait?” Eén iemand antwoordt wat binnensmonds “de fietser”, maar Govaerts dropt een realiteit: “De woorden die op zijn trailer achteraan staan, dát ziet hij.” Geschrokken blikken gaan kort over en weer. Acht kinderen zijn net virtueel onder de wielen van de rode truck beland.

VR-brillen
Het tafereel maakt deel uit van workshops over dodehoekongevallen die de Vlaamse Stichting voor Verkeerskunde (VSV) sinds 2015 jaar naar scholen brengt. “En dat is nodig”, zegt VSV-woordvoerder Werner De Dobbeleer. “De meest recente cijfers van 2022 toonden een stijging van het aantal dodehoekongevallen met een derde in vergelijking met 2021. Er gebeurden toen 131 dodehoekongevallen met voetgangers, fietsers en bromfietsers.”

Opvallend: zowat twee derde van de slachtoffers waren zwakke weggebruikers, terwijl het aantal doden en zwaargewonden verdubbelde, van 10 naar 21. Misschien daarom dat de workshop steeds vaker gevraagd wordt door scholen. “Wij beschikken over 80 vrijwilligers, 25 van hen trekken met dit thema bijna dagelijks naar scholen. Het leeft wel, ja.”

Hartstilstand
“Verwachten wij veel van vrachtwagenchauffeurs?” vraagt Govaerts aan de vijfdejaars. Ze wacht het antwoord niet af. “Heel veel”, zegt ze stellig. “Maar ik verwacht ook veel van jullie, want chauffeurs zien niet alles.”

De lesgever kent het klappen van de zweep. Vijf jaar lang reed ze zelf met een zeventien meter lange vrachtwagen. “Elk kruispunt, elke afslag en al het andere dat je doet buiten rechtdoor rijden, geeft een korte hartstilstand”, zegt ze. “Je bent nooit écht zeker dat wat je doet juist is, of dat je alles gezien hebt.”

Dat beseffen de leerlingen intussen ook via VR-brillen waarin ze fietsers zien naderen vanuit het standpunt van de vrachtwagenchauffeur en merken dat het op een wip gedaan kan zijn. Het wordt stil wanneer Govaerts de recente (dodehoek)ongelukken aanhaalt van het 11-jarige fietsertje uit Hoogstraten of het 17-jarige meisje met haar step uit Willebroek. “Ze zijn nooit meer thuisgekomen.”

Het blijft ontnuchterende feiten regenen, die dag. De twee moeilijkste groepen die het meest kans op een dodehoekongeval maken? “65-plussers en 12- tot 18-jarigen. Die eerste groep omdat ze met elektrische fietsen rijden die 15 tot 25 kilo wegen en ze daar snel mee aankomen. De tweede omdat ze of pas leerden fietsen, hun smartphone gebruiken of stoer willen zijn door hun vriendjes te volgen die plots dwars de straat oversteken. De vierde die volgt ligt onder een voertuig.”

Of de leerlingen gaan onthouden wat ze vandaag hebben geleerd, willen we weten. De klas is eensgezind: ja! Maar Bie relativeert het ten overstaan van hen meteen. “Als na een maand één iemand uit deze klas praktiseert wat ze vandaag geleerd hebben, zijn we al tevreden.”

Ze sluit haar betoog af met de belangrijkste vraag die nu al voor de vierde of vijfde keer door het klaslokaal galmt. “Van wat kunnen we ab-so-luut zeker zijn? Dat de chauffeur je níét gezien heeft.”