Direct naar artikelinhoud
Boeken

“Dit zijn geen tijden om onverschillig te blijven”

Nina Polak en Joost de Vries maakten een bloemlezing van de beste essays in Vlaanderen en Nederland in de 21ste eeuw.Beeld Ilja Keizer

Tien jaar na Joost Zwagerman wagen Nina Polak en Joost de Vries zich aan een bloemlezing van de beste essays uit de Nederlandse en Vlaamse literatuur. Zij richten hun blik op deze eeuw en ontdekten dat de schrijver zich meer dan ooit verhoudt tot de wereld. “Je mankeert iets als je er niet mee bezig bent.”

“Het meest vrije genre in de literatuur, een sport zonder lijnen of zonder buitenspel”, zo typeren schrijvers Joost de Vries en Nina Polak het essay. Toch is het zelden “het meest geliefde genre”. Dat het niettemin aan een flinke opmars toe is, bewijst het duo in hun stevige bloemlezing De wereld in jezelf. Ze gingen grasduinen in de Nederlandse en Vlaamse essayistiek van deze nog jonge maar erg onrustige 21ste eeuw. Ze duikelden een heleboel nieuwe(re) stemmen op, van Daniël Rovers, Arjen van Veelen tot Nadia Ezzeroili, Jan Postma of Miriam Rasch, en plaatsten ze naast stukken van gevestigde namen als Connie Palmen, David Van Reybrouck, Stefan Hertmans, Arnon Grunberg, Gerrit Komrij en Saskia De Coster.

“Zwagermans monumentale bloemlezing was eerder een historisch overzichtswerk vanaf 1880. Wij vertrokken vanuit het idee dat het essay juist het laatste decennium een hoge vlucht heeft genomen.” En wat bleek? Meer dan ooit gaan schrijvers de ik-toer op om naar de wereld te kijken. Narcisme? Nee, zo willen Polak en De Vries het zeker niet noemen. “Het is allemaal veel persoonlijker, dynamischer, verhalender en intiemer geworden. En vanuit dat persoonlijke – paradoxaal genoeg – ook weer politieker. Schrijvers gebruiken het essay om zichzelf aan te haken bij politieke en maatschappelijke verschuivingen.”

De tijden zijn ernstiger geworden, daar valt niet aan te ontkomen. Niet toevallig opent het boek met een essay van Michaël Zeeman over 9/11 en sluit het af met Marjolein de Vos over Charlie Hebdo. Daartussenin passeren thema’s als populisme, #MeToo, discriminatie, porno, Wilders en Rutte, Zwarte Piet, social media of dekolonisering, steeds met een sterk Nederlands gekleurde blik. Want de Vlaamse literatuur komt er bekaaider vanaf, net als het strikt literaire essay. En ook over economische neergang of klimaatverandering houden schrijvers de lippen nog stijf op elkaar. De Vries en Polak leggen uit waarom, in dit zich ook per mail ontvouwende interview, omdat ze graag “uit één stem wilden spreken”.

Hoe gingen jullie concreet te werk?

“Deze zomer namen we in een zweterig klein kamertje in de Koninklijke Bibliotheek alle essaybundels van de afgelopen twintig jaar door. We hielden ons overeind met roze koeken en automaatkoffie. Daarna zijn we door de literaire tijdschriften gegaan. We maakte waslijsten essays en enorme longlisten, om daarna streng te gaan selecteren. De zestig gekozen essays zijn niet per se onze persoonlijke favorieten. We wilden vooral een staalkaart laten zien van hoe er nu essays worden geschreven.”

Goed, maar jullie hadden dan toch enkele criteria bij de hand?

“Hooguit een aantal stelregels over wat volgens ons wel én niet kon, vooral om wat orde aan te brengen in die overweldigende hoeveelheid. Het ijdelheidscriterium bijvoorbeeld: geen essays van schrijvers over hun eigen schrijverschap of hun eigen poëtica. Net als Joost Zwagerman wilden we liever geen essays waarin andermans oeuvre droogweg geanalyseerd wordt. Liever wilden we essays waarin de schrijver contact met het leven en de wereld maakt. Iemand die zichzelf de wereld in schrijft, als het ware.”

Geef eens een paar voorbeelden. Want dat klinkt nogal vaag.

“Wel, we ontdekten dat op onze longlist veel essays op een vreemde manier met elkaar correspondeerden, alsof ze met elkaar in gesprek gingen, elkaar aanvulden of juist tegenspraken. Het mini-essay van Marja Pruis over haar dochter die een dans van Beyoncé doet, staat haaks op het essay van Anousha Nzume. Zij schrijft dat witte vrouwen Beyoncé niet mogen claimen. Of vergelijk het essay van Michaël Zeeman over 9/11 met het slotessay van Marjolein de Vos over Charlie Hebdo. Je ontdekt een volkomen andere manier van schrijven, een totaal andere literatuuropvatting. Zeeman schrijft vanuit kennis, De Vos vanuit empathie.

“Het is duidelijk dat het essay zich eerder ontwikkelt in de richting van wat De Vos doet. Grote abstracte essays waarin vanuit de schrijfkamer de wereld wordt verklaard, kom je minder tegen. Schrijvers kijken minder uit het raam, en meer in de spiegel. Of nee: schrijvers kijken wel uit het raam, maar noteren toch zeker ook hun eigen reflectie in het glas.”

‘Schrijvers kijken wel nog uit het raam, maar noteren toch zeker ook hun eigen reflectie in het glas’
Nina Polak en Joost de Vries

Hoe verhoudt de Nederlandstalige essayistiek zich tegenwoordig tegenover de buitenlandse? Sinds Teju Cole en ook Rebecca Solnit is het essay weer scherp en springlevend. Wordt er veel naar The New York Times of The New Yorker gekeken?

“Ja, je kunt zelfs zeggen dat de gehele Nederlandstalige literatuur zich nadrukkelijker richt op de buitenlandse. De tijd dat schrijvers allemaal Nederlands studeerden en opgroeiden met de Grote Drie (W.F. Hermans, Harry Mulisch en Gerard Reve, red.) is voorbij. Nationale cultuur vind je alleen nog op braderijen en op sinterklaasavond. Cultuur wordt alsmaar internationaler. Zeker jonge schrijvers lezen vaker Teju Cole en Joan Didion dan Willem Jan Otten en H.J.A Hofland, om maar eens even twee P.C. Hooft-prijswinnaars te noemen.

“Op het essay is de invloed van vooral Amerikaanse schrijvers onmiskenbaar. In de VS heeft een essay ook een bredere actieradius: een reisverslag kan een essay zijn, maar ook memoires of reportages. In Nederland stond het essay lange tijd te boek als een beschouwend, droog, analyserend stuk proza. Zo baalde Gerrit Krol ooit toen hij de PC Hooftprijs kreeg voor essay, hij had hem liever voor poëzie gewonnen.”

Joost de Vries en Nina Polak maken de essayistische balans op van de vroege 21ste eeuw
Beeld Ilja Keizer

Nu doet het meer persoonlijke en verhalender essay flink opgeld, zoals jullie al opmerkten. Is ook die tendens overgewaaid uit het buitenland?

“Misschien, ja, want in de Verenigde Staten zie je al jaren dat getuigenissenproza wordt ingezet om identitaire kwesties uit te leggen als seksisme, racisme, genderongelijkheid, de lhbt-beweging, #MeToo, noem maar op… Daarin zit misschien ook een zekere prudentie. De tijd waarin een man zomaar even uit zijn losse pols kwam vertellen hoe de wereld in elkaar zit, is genadeloos voorbij. Trouwens, schrijvers hebben die autoriteit amper nog. Wellicht dat je daarom wél minder grote, allesverklarende essays leest over terrorisme, klimaatverandering, kapitalisme…”

Toch, zo poneren jullie als baseline, is het essay ‘een manier om de grote wereld aan jezelf te spiegelen.’ Waarom haalt ‘het primaat van de individuele beleving’ het tegenwoordig van de meer afstandelijke analyse?

“Kijk, de vanzelfsprekende autoriteit van politici, denkers of bisschoppen is afgebrokkeld. We zijn de wereld steeds subjectiever gaan beleven, met onszelf steeds meer als de maatstaf der dingen. Zingeving zoeken we bij onszelf. Literatuur weerspiegelt dat. Een essay is een vorm van hardop nadenken, niet declameren vanaf de kansel. Die persoonlijke zoektocht is meer van deze tijd, ja.”

‘De tijd dat een man even kwam vertellen hoe de wereld in elkaar zit, is genadeloos voorbij. Trouwens, schrijvers hebben die autoriteit amper nog’
Nina Polak en Joost de Vries

Ooit ‘zelden het meest geliefde genre’, wordt het essay ferventer dan ooit beoefend. Denk ook maar aan de vervaging tussen fictie en non-fictie in het hedendaagse proza.

“Het was een weinig geliefd genre, maar het wordt steeds geliefder. Er zijn schrijvers die debuteerden met essaybundels (denk aan Jan Postma of Arjen van Veelen) en er zijn inderdaad veel schrijvers bij wie de essayvorm oprukt in hun fictie: Nina Weijers, Bregje Hofstede, Lieke Marsman, Maarten van der Graaff, Marjolijn van Heemstra. Omdat in essays qua vorm alles mogelijk blijft? We hebben essay in briefvorm, in verhaalvorm, in lemma’s.”

Het literaire spelelement van het essay – zie bijvoorbeeld destijds de tijdschriften Raster en Barbarber – lijkt grotendeels verdwenen. Zijn de tijden er te serieus voor of is er iets anders aan de hand?

“Je kunt er niet omheen dat de tijden nu ernstiger zijn dan twintig jaar geleden. Politiek is feller, de kloof tussen arm en rijk, links en rechts, wit en zwart, het Westen en de rest van de wereld, is groter geworden. Klimaatverandering hangt boven ons hoofd als een westerstorm. Het kapitalisme buit privacy harder uit dan ooit. Maar zelfs dan is er ruimte om essays over vrolijke, triviale onderwerpen te schrijven. Lees Franca Treur over de vraag of Halina Reijn een kind moet krijgen, of lees Tommy Wieringa over porno. Kan allemaal.

“Maar als weldenkend mens wil je je wel tot die enorm veranderende wereld verhouden. Je mankeert iets als je daar nooit mee bezig bent. Deze periode vraagt om stellingnames. Dit zijn geen tijden om onverschillig te blijven.”

‘Je kunt er niet omheen dat de tijden nu ernstiger zijn dan twintig jaar geleden’
Nina Polak en Joost de Vries

Is opiniëren en een maatschappelijk standpunt innemen belangrijker geworden dan de literaire vorm? En leidt dat tot minder aandacht voor de stijl, als je je punt maar hebt gemaakt?

“We juichen het toe dat schrijvers zich meer met de wereld bezighouden. Al zijn wij er wel van overtuigd dat literatuur uiteindelijk enkel bestaat bij de gratie van stijl. Een essay dat alleen maar stelling neemt en dat niet op een literaire manier doet, is slechts een betoog, column of schot­schrift.”

Sommige geselecteerde essays lijken té sterk aan de tijdgeest gebonden. Zijn ze krachtig of tijdloos genoeg om over tien jaar nog gelezen te worden?

“Misschien dat we over twintig jaar Charlotte Mutsaers lezen en denken; wie was die Zwarte Piet ook alweer? Een van de grappige bijkomstigheden van de bloemlezing is dat het een verrassend accuraat tijdsbeeld schetst. Het toont onze preoccupaties van nu. Want als je nu Karel van het Reve over Stalin leest, denk je ook: ‘Och ja, de Sovjet-Unie…’ Maar zijn essays waren bevlogen genoeg geschreven, zodat je toch in zijn betoog werd getrokken. Dat hopen we natuurlijk ook van onze keuze. En bovendien, thema’s als seks, zingeving, het gezin en idealisme zijn relevant in alle tijden.”

Jullie rekruteren wel regelmatig uit ‘eigen kring’. De bloemlezing heeft een zeker Grachtengordel-gehalte, als ik zo stout mag zijn?

“Zo stout mag je niet zijn… Als je denkt dat er veel schrijvers in de Grachtengordel wonen, dan heb je nog nooit de huizenprijzen in Amsterdam bekeken. Daar kan hooguit Tommy Wieringa een etage driehoog achter betalen. Maar soit, ‘eigen kring’. Ja, we hebben een paar van de geselecteerde schrijvers in onze telefoons staan. Maar niet heel veel meer dan een paar.

“Zitten de geselecteerde schrijvers bij Amsterdamse uitgeverijen? Ja, want er zijn bijna alleen maar Amsterdamse uitgeverijen, daar zitten ook de meeste prominente Vlaamse schrijvers. Schrijven ze voor tijdschriften en kranten waar wij ook voor schrijven? Ja, want zo veel tijdschriften en kranten zijn er nu ook weer niet meer.”

Waar krijgen talentvolle essayisten nog zoal de ruimte om hun ding te doen? Zijn kranten en weekbladen en literaire tijdschriften nog een forum?

“In onze selectie zie je duidelijk hoezeer er een kaalslag heeft plaatsgevonden in de gedrukte media. In geen enkele krant krijgt een schrijver nog eens 4.000 woorden de ruimte om vrij te essayeren – hooguit soms in een weekendbijlage. Dus dan kom je inderdaad al snel bij De Groene Amsterdammer terecht, of bij De Gids of De Correspondent.”

Laten we eens kijken wie er ontbreekt. Ik mis namen als Tom Lanoye, Erwin Mortier, Hafid Bouazza, Jeroen Brouwers, Christiaan Weijts, Ilja Leonard Pfeijffer, Oek de Jong… Net als interessante Vlaamse essayisten als Fikry El Azzouzi, Frank Vande Veire of de overleden Dirk Lauwaert?

“Wij ook, hoor. En we missen Auke Hulst, Anneke Brassinga, Ton Lemaire, K. Schippers, Maxim Februari, Stephan Sanders, Patricia de Martelaere, Gerrit Krol, Marcel Möring, Joke J. Hermsen, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Twee andere bloemlezers zouden zonder moeite een heel andere bloemlezing hebben gemaakt. Dat is ronduit het vervelendste van een bloemlezing maken; een longlist van 200 heel mooie essays terugbrengen naar 60. Niet slechts ‘kill your darlings’, maar ‘massacre your darlings.’”

Ook Vlaamse literatuur komt er eerder karig vanaf, al zijn er wel essays van bijvoorbeeld David van Reybrouck, Christophe Van Gerrewey of Geert Buelens. Bovendien is het essay van Kristien Hemmerechts al in boekvorm apart verschenen.

“Hemmerechts heeft voor ons haar boek ingekort. Zij schreef in 2008 met De man, zijn penis en het mes in feite een #MeToo-essay avant la lettre. Destijds werd er soms lacherig of geïrriteerd op gereageerd, nu blijkt het weer veel relevanter. Dat het moeilijk voor ons was om de balans Vlaams-Nederlands volledig gelijk te houden, klopt wel. Dat zal met onze oriëntatie op het Nederlandse medialandschap te maken hebben. Maar er staan genoeg prachtige essays van Vlamingen in de bundel.”

‘De tijd dat de lange tenen van een schrijver per definitie interessant werden gevonden, is over en uit’
Nina Polak en Joost de Vries

Ik vind weinig echt polemische stukken terug in deze bloemlezing. Is de polemiek doodverklaard?

“De tijd dat twee schrijvers een een-op-eenwedstrijdje ‘wie heeft de grootste?’ konden doen in het openbaar, is toch wel voorbij? Literaire journalisten snakken vaak naar een polemiek, het lezende publiek een stuk minder. De tijd dat de lange tenen van een schrijver per definitie interessant werden gevonden, is over en uit, hoe vinnig hij – want polemisten zijn meestal mannen – dat ook opschrijft.”

Onmiskenbaar is de opmars van de vrouwelijke schrijver, ook in de essayistiek – van Nina Weijers tot Franca Treur. Is er een grotere alertheid bij tijdschriften? Zitten er meer vrouwen aan de knoppen bij de bladen en bij de uitgevers?

“Dat merkten we in onze bloemlezing ook. In de eerste tien jaar die we bestrijken, zie je vooral mannen en soms een vrouw; in de tweede tien jaar zien we vooral vrouwen en soms een man. Dat ging vanzelf, puur op basis van het aangetroffen aanbod. Beschouw het als een historische correctie. In de vorige eeuw waren mannen enorm oververtegenwoordigd in de letteren – zoals in elke bedrijfstak, natuurlijk – en dat wordt nu gecorrigeerd.

“Dat zal ook een aanzuigende werking hebben: vrouwen worden meer gewaardeerd, waardoor meer vrouwen zin zullen hebben te gaan schrijven. Daarnaast wordt de vrouwelijke blik nu meer op prijs gesteld dan veertig jaar geleden. Er wordt op gelet. Vijftien jaar geleden dachten redacties minder snel: ‘Hebben we wel genoeg vrouwen aan het woord?’ Nu is dat een doodnormale vraag aan redactietafels. En terecht.”

Moet literatuur steeds langs de gender­meetlat?

“Nee, dat hoeft niet. Een goed boek is een goed boek, ongeacht wie het heeft geschreven. Een jury van een prijs moet naar de kwaliteit van een boek kijken, niet naar het geslacht van de auteur. Maar dat de Stichting CPNB verzocht wordt om ermee rekening te houden evenveel mannen als vrouwen voor het Boekenweekgeschenk te vragen, is een andere zaak.”

Joost de Vries en Nina Polak, De wereld in jezelf. De Nederlandse en Vlaamse literatuur van de 21ste eeuw in 60 essays, Prometheus, 640 p., 29,99 euro.