Direct naar artikelinhoud
ColumnPeter Winnen

Is qua training de grens onderhand niet bereikt?

Ik heb wel eens iemand dood gewenst, maar dat was meer een metafoor. Iemand die je dood wil gun je hooguit een puistje op een ongemakkelijke plek. Onder de oksel bijvoorbeeld. Of in de lies. In elk geval daar waar het onprettig schuurt. Eventjes. Sommige mensen moeten dood omdat de geschiedenis dat eist omwille van de harmonie op het wereldtoneel. Maar over dat soort doden gaat alleen de geschiedenis, al zijn haar capriolen onnavolgbaar. Iemand oprecht dood wensen is zeldzaam, volgens mij.

Nadat een week of twee geleden alweer een jonge Belgische wielrenner was bezweken aan hartfalen, zijn naam was Jimmy Duquennoy, ontstond er vanzelfsprekend ophef. Alweer een wielrenner, en zo jong nog. Het dodenlijstje wordt wel erg lang. Wielrennen moet een onmogelijke sport zijn. Doping in het geding? Wie wielrennen zegt heeft het toch automatisch over doping gezien de weinig verlichte geschiedenis van die sport?

Professor Hein Heidbuchel van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen die al jaren onderzoek doet naar duursporters en hartritmeproblemen zegt dat hij geen directe relatie heeft kunnen vinden tussen doping en hartproblemen. Indirect wel: ‘Door doping zoekt een sporter de grens op, en dat kan uiteindelijk wel tot problemen leiden.’

Met of zonder doping, een topsporter zoekt hoe dan ook zijn grens op. De professor heeft zich gespecialiseerd in de niet aangeboren hartafwijkingen. De aangeboren afwijkingen worden er normaliter tijdens een eenvoudige screening uitgehaald. Wat niet aangeboren is valt moeilijker te traceren. ‘Vaak ontstaan er problemen in de rechter hartkamers die door duursporters heel intensief worden belast. Daar kan door overbelasting een ritmestoornis ontstaan.’

De tragiek van het rijtje jonge hartdoden, inclusief het laatste slachtoffer, schuilt er volgens hem in dat de stoornissen zich voordeden tussen twee screenings in. Botte pech, anders gezegd. Botte pech kan zijn: een virus op de hartspier. Komt voor, en niet eens zo zelden. Te vroeg de fiets op na bijvoorbeeld een griep, en het hart heeft het onheil te pakken als een verliefdheid.

Wie kan het niet eens zijn met professor Hein Heinbruchel als hij stelt dat door de meest geavanceerde trainingsmethodieken de conditie zo ver vooruitgaat dat het hart niet meer kan volgen. ‘Hoe beter getraind, hoe groter het risico op hartproblemen.’ Hij stelt een maatschappelijke discussie voor: op de rem trappen, of juist niet? Is qua training de grens onderhand niet bereikt?

Het klinkt bijna als: is een record de dood waard? Of: wie wenst de dood als vermaak? Voorlopig kennen alleen de doden het antwoord.