Blog Uit het hart

Uit het hart | Er bestaat wel degelijk een remedie tegen liefdesverdriet. En wel deze

© Johan Dockx

De dingen waarover we babbelen op een terras, bij een koffie of een glas wijn. Het leven en wat ons bezighoudt. In deze blog wil ik er een plaats aan geven.

Lieve Van de Velde

Gastvrouw van deze blog

Charlotte De Cooman
Charlotte De Cooman

Het verdriet na de liefde en hoe dat voelt (en voorbij gaat)


Liefdesverdriet. Simpel en toch zo complex. Absurd en toch zo pijnlijk. Je kan er de zwaarste theorieën over bedenken en je kan beschrijven hoe het voelt en hoe het uiteindelijk toch voorbij gaat. Dat laatste probeert Charlotte De Cooman – lerarenopleider en violiste – hieronder.

De liefde. Na een jaar en twee maanden hield ze onverwacht op. Omdat ik hem voor een keuze had gesteld: waar gaat dit naartoe? Ik was 36, we hadden na veel gedoe beslist om officieel samen te wonen, maar dan liep het plots spaak. Omdat hij een trager tempo heeft, zei hij. Omdat hij niet weet of hij mij wel ooit kinderen zal kunnen schenken. Omdat hij een twijfelaar is en ik een sterk karakter heb en we daardoor van elkaar iemand maken die we niet willen zijn. 

Het werd net winter, die prachtige zomer samen was voorbij, ik kwam alle dagen thuis in een leeg huis en iedere vezel in mij ademde verdriet. Het was een leegte en pijn die ik nooit eerder had gevoeld. Als muzikant weet ik hoeveel er over de liefde is geschreven, hoeveel er is gecreëerd. Ik weet dat mensen mooie dingen maken als ze uiting kunnen geven aan hun pijn. Ik weet ook dat het gemis mensen tot gekke dingen kan drijven: door uit elkaar te groeien, door een minnares die plots opduikt of gewoon omdat het op was.

Maar niets van dit alles overkwam mij. Ik werd vooral onzeker, omdat ik niet wist waarom. Omdat hij twijfelde, terwijl voor mij alles perfect was.
Ik voelde me niets meer waard, sliep nachtenlang niet, kon niet meer genieten van muziek, voelde de hele tijd stress over mijn hele lijf, kon niet begrijpen dat mensen mij ooit een job hadden gegeven. Eenvoudige dagelijkse dingen werden loodzwaar. Steken in mijn hart maakten dat hels verdriet nog pijnlijker.

Maar ik wou er zo snel mogelijk uit. Ik bleef werken – ook al sleepte ik me ernaartoe. Ik bleef twee keer per week sporten – ook al kreeg ik geen hap meer naar binnen. Ik bande alcohol, bezocht een psycholoog, een dokter, en bezocht zelfs een logopedist omdat ik niet meer normaal kon praten en zingen. Ik plande reizen met vrienden naar de zon, gooide hem van mijn sociale media, verbrak ieder contact en hoopte iedere ochtend dat de nachtmerrie over zou zijn. Ik liet me omringen door vrienden.
Het was fantastisch te zien hoeveel mensen voor mij klaarstonden. Mijn collega’s namen taken van me over, maar ik bleef toch aan de slag zodat ik thuis niet verder wegkwijnde. Iedere zondag ging ik eten bij vrienden, ik sliep af en toe bij mijn ouders zodat ik de kat kon knuffelen en niet in een leeg huis moest slapen. Anderen brachten me soep en mijn opleidingshoofd sms’te dat hij mij samen met het team naar de lente zou dragen.

Ik ben heel dankbaar voor mijn warme netwerk, want als je zoiets meemaakt, denk je dat het nooit meer goedkomt. Omdat je geest het volledig heeft overgenomen en omdat de zwarte waas die over je hangt je de keel afsnijdt en je leegzuigt.
Ik googelde: “Wat moet ik doen om zo snel mogelijk te herstellen van liefdesverdriet?”. Antwoord: maak je los van de ander, probeer niet aan hem te denken, laat het verdriet toe, ga leuke dingen doen, maak een lijst met zijn negatieve kenmerken. Goed bezig, dacht ik, al kon ik aan dat laatste niet beginnen omdat ik hem idealiseerde en geen enkel negatief punt kon verzinnen. Alle clichés klopten: seks met een ex, zijn familie opzoeken, in een dronken bui tien keer bellen op zijn verjaardag en hem gaan zoeken in alle cafés waar we samen ooit kwamen.

De ommekeer
Pas toen een vriend onverwachts stierf aan een hartfalen, ik opnieuw een roomie kreeg die de kamers in huis vulde, en ik een tournee speelde met liefdesliedjes die me iedere keer deden huilen op het podium, begon ik in te zien dat het leven te kort is om ongelukkig te zijn om iemand die niet voor jou kiest, en dat je gewoon dankbaar moet zijn voor het leven – met al zijn vreugdes en verdriet.

Ik heb door hem ruzies gehad met goede vrienden, omdat ik niet geloofde dat hij al over mij was, door zijn foute signalen en gebrekkige communicatie. Allicht met goede bedoelingen, maar des te pijnlijker voor mij. Intussen hebben we geen contact meer en ben ik nog steeds bang om hem in de stad tegen te komen. Omdat ik niet weet hoe ik zal reageren. Omdat ik niet weet of ik echt drie pinten en een hete koffie over zijn hoofd zal kappen, of dat ik hem gewoon zal negeren. Misschien vlinder ik ooit nog onverschillig door de ruimte die we samen delen, omdat het – hoe fake alles nu ook aanvoelt – wel een mooie tijd is geweest.

Ooit mailde ik ten einde raad naar psychiater Dirk De Wachter. “Weet dat de liefde altijd terugkomt in nieuwe vormen en steeds overwint”, antwoordde hij. Ik heb aan die woorden al vaak gedacht. Omdat het waar is en alles echt wel goed komt. Omdat er dingen op mijn pad kwamen die er anders nooit waren geweest.
Als er iets is wat ik onthouden heb uit deze gruwelijke periode, dan wel dat het echt oké is om hulp te vragen. Dat er steeds mensen voor je klaar staan in nood en ze dat met veel plezier doen. En dat hun warmte – alleen al hun aanwezigheid, een aanraking of knuffel – meer kunnen doen dan duizend pillen. Het hielp ook dat ik bij een koor ging zingen, omdat muziek helend werkt en mensen verbindt. Ik raad het iedereen aan: blijf nooit zitten en aanvaard hulp. Want het leven is echt de moeite waard en leed maakt steeds plaats voor een nieuw begin.

Wat u, beste lezer? Hoe herstelde u van een gebroken hart? Mail ons!

Lees ook:

Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Over de eerste duizend dagen van het kind


Het zijn boeiende discussies over het belang van het ouderlijk gedrag tijdens de eerste duizend dagen van een kind. Ja, ze zijn belangrijk, maar moeten ouders daarom in een kramp schieten? Neen, dat niet. 


getty
“Slapengaan lukt niet zo vlot, en daar lees ik honderd verschillende meningen over. Als mijn zoontje nog maar een paar minuutjes huilt, voel ik me al schuldig. Ik ben ook bang om hem bij zijn grootouders te laten overnachten, omdat zij van mening zijn dat het soms nodig is om hem te laten huilen. Terwijl zij heel goed voor hem zorgen.” Het is een getuigenis uit het stuk dat collega Veerle Beel schreef naar aanleiding van het debat over het belang van de eerste duizend dagen van het kind, en de rol die de opvoeding en de nabijheid van de ouders daarin spelen. Wetenschappelijk is intussen al even aangetoond dat in die eerste duizend dagen - dus vanaf de conceptie tot ongeveer twee jaar - een mens veel meer groeit dan hij later ooit zal doen. Biologisch is hij dan ook het meest onderhevig aan invloeden van buitenaf. En dat geldt zeker voor bijvoorbeeld verwaarlozing, trauma's of een gebrek of teveel aan prikkels.
Maar door de nadruk die daar de voorbije jaren op gelegd is, dreigt de slinger door te slaan, en riskeren we als het over baby's gaat,  te angstig, te bezorgd, te psychologiserend te reageren. Met onnodige ouderstress als gevolg. Daarover schreef Veerle Beel twee boeiende stukken.

Lees ze hier:

Ilana Vantricht
Ilana Vantricht

Ja, ik ben ook zo’n twintiger die van een marathon droomt


Iedereen lijkt te lopen, liefst lange afstanden, van ten miles tot marathons. Wat is de drijfveer die ons massaal uit een warm bed en over de finishlijn haalt? Of is het een symptoom van de quarterlifecrisis? “Er moet meer zijn”, denkt twintiger Ilana Vantricht.


Johan Dockx
In het natuurgebied waar ik meerdere keren per week mijn hoofd leegmaak en mijn benen uitput, is het zalig lopen. Dicht bij de stad en toch heerlijk groen. Het landschap is uitgestrekt, open en vrij. Je kunt er op het eindeloze pad rennen rond het gebied of verloren lopen op de vele kronkelende zandweggetjes. En ik ben duidelijk niet de enige die verknocht is aan de vele kilometers die je er kunt afleggen. Of het nu regent, sneeuwt of pittig warm is, tijdens de  ‘loopspits’ lijkt het alsof hardlopen een teamsport is.

Tegenwoordig ligt de lat van dat amateurteam een pak hoger dan vroeger. We willen verder, harder en langer lopen. Ten miles, (halve) marathons en zelfs ultralopen worden steeds populairder. Volgens Strava, hét sociale netwerk voor sporters, werd er in 2023 een recordaantal marathons gelopen. Ook op eigen bodem doen loopevenementen het goed. Zo verwelkomde de Antwerp Ten Miles een recordaantal lopers en waren de tickets voor de 20 km door Brussel in een mum uitverkocht.

Wat drijft ons om zulke afstanden te lopen? Want ook ik ben gezwicht: in juni loop ik mijn eerste halve marathon. Ik kijk ernaar uit en ben volop aan het trainen, maar toch vraag ik me soms af wat me bezielt. En of wat ik er – behalve een goede conditie en een onverzadigbare honger – eigenlijk van terugkrijg.

Delen, of het telt niet   
Dat zoveel mensen duurlopen, is volgens sportpsycholoog Cedric Arijs het gevolg van een complexe cocktail van sociologische en psychologische factoren. “In de eerste plaats is het een weerspiegeling van onze maatschappij. We zijn allemaal enorm prestatiegericht en doelgedreven. Er heerst een onontkoombare drang naar meer. We zoeken nieuwe manieren om onszelf te bewijzen of om uit te blinken. Het is niet abnormaal dat dat doorsijpelt in onze vrije tijd.”

Voor veel lopers is die weg naar ‘meer’ telkens enkele kilometers langer, want als je over de eindmeet van een marathon kunt huppelen, heb je jezelf als loper – en misschien ook als mens – bewezen. Dat is, natuurlijk, alleen als je je prestatie niet vergeet te delen op Strava. Er wordt weleens gezegd dat je training niet telt als je die niet online deelt. “Het kan inderdaad een goede tool zijn om je vooruitgang op te volgen. En het is leuk om te zien waar je vrienden mee bezig zijn, maar het mag geen prioriteit worden”, zegt Arijs.

Apps zoals Strava maken elke bocht die je neemt, elke kilometer die je loopt, zichtbaar. Dat werkt zowel bekrachtiging als vergelijking in de hand. Wanneer bijna iedereen in onze omgeving tijdens de lunchpauze 15 kilometer rent of meerdere keren per jaar een marathon achter de kiezen heeft, kunnen we toch onmogelijk achterblijven?

Controlefreak
Onlangs bestempelde The Atlantic de hype van het duurlopen als een symptoom van de quarterlifecrisis. Op sociale media scrol je door een horde twintigers die hun nieuwste loopoutfits en -accessoires tonen, trainingen filmen en stretchroutines delen. Cijfers bewijzen dat het niet blijft bij stoere praat: in 2019 was 15 procent van de finishers van de New York City Marathon in de twintig. In 2023 steeg dat naar 19 procent. En in Los Angeles was 28 procent van de lopers die over de eindmeet vlogen dit jaar in de twintig, een stijging van 7 procentpunt tegenover 2019.

The Atlantic wijst controledrang en escapisme aan als drijfveren. Volwassen worden is een sprong in het diepe. Een (halve) marathon lijkt een verlicht pad naar beneden. Als je je aan je trainingsplan houdt, is het een doel dat je zonder twijfel kunt halen. Naast het geweldige gevoel van controle dat je erdoor krijgt, biedt het ook een uitweg. Duurlopen verlegt de focus van moeilijke levensvragen naar je ademhaling, het aantal kilometers en de weg.

Binnenkort word ik 25 en, inderdaad, een hoop levensvragen dient zich aan. Wat wil ik in de toekomst? Wie ben ik? Welke job wil ik? Wil ik een eigen huis? Wie wil ik zijn? Wil ik verhuizen naar een warm land? Wat als niets goed loopt? Opeens begint mijn hoofd te tollen, mijn borstkas te spannen, mijn adem te stokken en mijn lijf te trillen. Ik krijgt geen zuurstof, voel mijn benen niet meer en zie zwarte vlekken. Ik heb een paniekaanval, want de toekomst is onzeker.

Voorlopig zijn mijn enige zekerheden de lus die ik morgen loop en de halve marathon die ik binnenkort ren. Een duidelijk streefdoel dat mij als een boei boven water houdt in de woelige zee van het volwassen worden. Dat concrete doel geeft me enerzijds controle. Anderzijds loop ik zo stress, angst en verdriet van me af. De wind waait zorgen uit mijn hoofd en ik vind rust in de ritmische cadans van mijn passen.

Het vuur in jezelf
Ongetwijfeld loop ik verloren in het volwassen worden. Maar als het aankomt op groepsdruk en prestatiedrang, hoop ik toch dat er meer schuilt achter mijn verlangen om een halve marathon te lopen. Als dat werkelijk mijn enige motivaties zijn, wat is dan de waarde van mijn zondagse rondjes? Hoe blijf ik plezier en voldoening halen uit de trainingen? Zoek ik beter een andere hobby? Zelfs als ervaren loper vallen existentiële vragen niet te ontlopen.

De sportpsycholoog heeft goede raad. Het is belangrijk om als loper jezelf en je drijfveren in vraag te blijven stellen. Maak dat de motivatie om een marathon te lopen vanuit jezelf komt. Hoe verder die motivatie van externe factoren ligt, zoals het oordeel van een ander, hoe oprechter en meer ondersteunend die zal zijn. Want als je er niet in slaagt het vuur in jezelf aan te wakkeren, is het niet haalbaar of leefbaar om consistent lange afstanden te lopen.

Het is dat innerlijke vuur dat ons drijft. Een langeafstandsloper is een hele tijd onderweg, je hebt  veel en kwaliteitsvol hout nodig om dat vuur brandend te houden. “Intrinsieke motivatie komt van binnenuit en is heel gezond”, vertelt Arijs. Duurlopers vinden het dan oprecht leuk om te rennen en genieten van elke kilometer. Zij trainen voor of lopen lange afstanden, omdat ze dat willen, zomaar.

Dat is iets anders dan de zogenaamde interne motivatie. Lopers die hierdoor gemotiveerd zijn, zullen het vooropstellen dat duurlopen voordelig is voor hun gezondheid of dat het mooi is om voluit voor een doel te gaan. Of ze houden zich vast aan het zalige gevoel na het lopen.

Caro Van den Abbeele (23) loopt over van intrinsieke en interne motivatie. Met heel haar ‘zijn’ geniet ze van elke minuut die ze loopt. “Vroeger was dat helemaal anders. Ik had een echte haat-liefdeverhouding met mijn lichaam. Door een stevige blessure kon ik veel dingen niet meer, zoals lopen. Ik was zo kwaad op mezelf en op mijn lijf. Toen ik van nul moest starten, werd die frustratie alleen maar groter. Ik moest leren zien en waarderen wat ik allemaal wél kon. Het lukte me uiteindelijk zelfs om mijn prestatiedrang los te laten.”

Niet verloren lopen
Toch besloot ze met kennis van zaken te gaan trainen. Met de nuchtere kijk op beweging die ze heeft als masterstudent revalidatie- en kinesitherapie leerde ze opnieuw hardlopen. Ondertussen liep ze afgelopen jaar moeiteloos twee halve marathons en ligt de volgende al in het vizier. “Duurlopen maakt dat ik weer in liefde met mijn lichaam kan samenleven. Maar ergens is het ook gewoon een deel van mijn identiteit – altijd meer kunnen of willen, altijd een nieuw doel stellen, altijd op zoek zijn … Dat is de aard van het beestje, zeker? Als ik niet kan gaan lopen, loop ik een beetje verloren in mijn leven.”

Tijdens het lopen focust Caro op bewuste aanwezigheid en genieten, maar dat wil niet zeggen dat ze haar trainingen niet trackt of haar evolutie niet opvolgt. “Streven naar een doel motiveert me. Om dat doel te bereiken, moet je ermee bezig zijn. Al die statistieken zijn nuttig, ze vertellen je meer over je trainingen. Ben ik goed aan het evolueren? Wat kan er beter? Zit ik op schema?”

Introspectie
Wanneer je als duurloper vanuit de juiste motivatie aan de startlijn verschijnt, brengt het heel wat moois in je leven. Ook wanneer je niet aan het rennen bent. Lopen sijpelt ook door in de rest van je leven, al is het maar omdat je je als loper van je meest georganiseerde kant moet tonen. Om lange afstanden te lopen, moet je wel wat tijd vrijmaken in je agenda.

Duurlopers spenderen ook best veel tijd met zichzelf. “Ze krijgen zo de kans om een goede relatie op te bouwen met hun hoofd en lijf, wat een positief effect heeft op hun mentale gezondheid en weerbaarheid”, legt sportpsycholoog Arijs uit. Die tijd met jezelf kan het uitgelezen moment zijn om te bezinnen of om aan introspectie te doen. Wanneer ik vertrek op mijn wekelijkse duurloop, weet ik dat ik terugkom met nieuwe ideeën en inzichten.

Zo maakte ik tijdens mijn laatste zondagloop een lijstje met dingen die ik in mijn nieuwe levensjaar wil meemaken, doen of bereiken: ‘25 dingen voor 25-jarige ik’. En ja, een marathon lopen staat ertussen. Want ik heb besloten dat er is niets mis is met het zoeken naar controle in een voortdurend veranderd leven, zolang er in mijn hart en ziel veel loopgoesting huist.

Wat u, beste lezer, waarom loopt u zo lang, zo ver? Mail ons!

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Wat zou u doen wanneer uw kinderen u om een lening zouden vragen? 


"Mama, zou ik 3.000 euro kunnen lenen voor een kleine verbouwing?" Het was een levensechte, maar ook herkenbare vraag in onze wekelijkse rubriek Wat denk je?


Getty
"Mijn drie kinderen staan stilaan op eigen benen. Maar met wat ze verdienen met hun eerste jobs en de hoge huurprijzen is het soms nogal wankel. Het gebeurt meer dan eens dat ze vragen om wat geld te lenen. De ene eens duizend euro, de ander drieduizend. Altijd met de belofte dat ze het zullen terugbetalen, al weet ik dat dat niet voor morgen zal zijn. Ik wil hen graag helpen, maar tegelijk worstel ik hier ook mee: als alleenstaande moeder heb ik zelf ook niet zo’n groot budget, maar vooral: ik wil de ene niet voortrekken tegenover de anderen. Als ik hen telkens even veel moet geven, trekt mijn spaarrekening het niet. Weigeren vind ik ook lastig. Hoe pak ik dit aan?"
Wat zou u antwoorden op deze weekvraag in de rubriek wat denk je? Drie antwoorden kwamen er, van mensen uit drie verschillende generaties. Dingen die ik daaruit onthield:
  •  Gedraag je als een echte bank. Wie wil lenen bij Kredietmoeder Inc., moet eerst al flink gespaard hebben en bewijs van een stabiel inkomen leveren. (de dertiger)
  •  Iets in het geheim toestoppen aan de ene, en niet aan een ander leidt vroeg of laat tot na-ijver of ruzie (de vijftiger)
  • Vraag is of de mama zich sterk genoeg voelt om op financieel vlak haar grenzen te bewaken. Ik raad het haar dringend aan.
Maar u leest beter het hele stuk natuurlijk.

Lees het hier:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Vergeef me mijn tikfouten, want ik kan er niks aan doen (en zijn ze niet charmant, misschien?)

Johan Dockx
Er zijn twee soorten mensen: zij die er nooit aan doen en zij die ze opstapelen: tikfouten dus. Wie ze maakt, zegt iets over zichzelf.

Dat ze niet wist wat ana betekende, schreef de kandidaat-freelancer, het woord had ze in mijn mail gelezen. Dat ze zich dat niet moest aantrekken, schreef een collega in cc terug, met een smiley erbij, want dat ana gewoon Lieves tikfouts was voor het woord aan. Het was een beetje gênant, maar het is wel zo, mijn getyp is extreem idiosyncratisch. Dus als u ergens ene leest in plaats van een, ana in plaats van aan of rara in plaats van raar, dan weet u dat u een mail van mij vast heeft. Of verkeizinegn in plaats van verkiezingen. En zo zijn er nog wel een paar.

In tijden waarin de persoonlijkheid zich nog amper etaleert in iemands handschrift, is het een verleidelijke gedachte: de idee dat je typo’s zoiets zijn als je vingerafdruk, een manier om te weten dat jij en niemand anders het klavier bediend heeft. Meer dan twintig jaar geleden was het al een dingetje in de roman Miss Wyoming van de toen megapopulaire Douglas Coupland: een van de personages maakte er een sport van om iemand te identificeren aan de hand van de typische typfouten. Een beetje zoals de personages van Agatha Christie vroeger de typmachine konden achterhalen waarop een belangrijk document getikt was. Het zat trouwens onlangs nog eens in de Netflix-reeks Ripley: de verhoogde e die zo karakteristiek bleek in de getypte brieven van Dickie. Een mankement van de ouderwetse typmachine was dat, niet van ’s mans fijne motoriek.

Toetsenverwarring
Het is intrigerend, die systematiek in de tikfouten. En kijk: Waarom maken veel mensen vaak dezelfde tikfout? Het was een vraag die vorig jaar ook de redactie van NRC bezighield. “Typen is een complexe vorm van taalverwerking. Tikfouten verraden hoe hersenen taal verwerken en produceren”, schreven ze daar. Maar echt heel erg ver geraken ze niet in de verklaring van die tikfoutentaal. Peter MacNeilage van de University of Texas (VS) lijstte in 1964 al op wat er allemaal kan mislopen bij het typen, en dat is veel. De meeste fouten bleken horizontale ruimtelijke fouten: je typt een i in plaats van de ernaast liggende o. En ook: “als je een bepaalde fout vaker maakt, dan is het lastig die weer uit je systeem te krijgen.” Dat laatste zegt Liset Rouweler van de Rijksuniversiteit Groningen, die gespecialiseerd is in dyslexie, en daarin wel een link ziet: “Ook bij mensen met lees- en spellingsproblemen zie je vaak systematische fouten. In het brein is er een correlatie tussen motoriek en spelling.”

Er speelt veel tegelijk. Ze hebben het in het stuk ook over associatieve fouten – met een typisch voorbeeld: slalade in plaats van salade – én je hebt fouten die ontstaan doordat je sneller denkt dan typt: tegen de tijd dat je een letter typt, zijn je hersenen alweer druk met iets anders. Dat laatste is herkenbaar. Het is ook de reden waarom je zo gemakkelijk een mail stuurt zonder nalezen, vermoed ik. Je wil dat je mail zo snel mogelijk de impact heeft die hij moet hebben – een vraag of verzoek tot bij iemand, iemand geruststellen, de puntjes op de i zetten. Bij traagheid gedijen tikfouten niet.

Het kan, in tijden van AI, overkomen als schaamtelijk lui. Autocorrect, woordvoorspeller en spellingcontrole zouden die irritante foute lettercombi’s er gewoon uitvissen. En nalezen. Maar neen, doen we niet aan. Of beter: daar doen sommigen onder ons niet aan. Die extra seconde te veel, weet u wel. En ook: iedereen weet dat je al heel grondig moet nalezen om niet over je eigen tikfouten te lezen. Ons brein vult namelijk automatisch aan wat het denkt dat er staat, in plaats van te lezen wat er daadwerkelijk – fout – staat.

Persoonlijkheidstypo
Maar er is ook goed nieuws. Want tikfouten trekken de steriliteit uit de woordenmix, geven karakter, persoonlijkheid en emotie aan een stukje tekst. We hebben het voor alle duidelijkheid niet over luie schrijffouten en spelfouten à la hoe gaat het met jouw of wordt je ook zo boos? Wel over fouten die duidelijk het gevolg zijn van een minder vlot contact tussen vingers en keyboard of tussen duimen en de miniatuurtoetsen op die smartphone.

Het is de dada van Harvard-onderzoeker Andrew Brodsky. Hij wou weten hoe spontaan gedrag in het algemeen, en meer specifiek de tikfout, iets kan vertellen over de emotionele staat van de mens die het gedrag in kwestie stelt. Uit de experimenten die hij hierover deed, besloot hij dat boze of opgewekte mails of berichten die tikfouten bevatten nog eens als extra boos of blij aangevoeld werden door de ontvanger. “Een typo doet de zender authentieker lijken, en minder gebeten op het maken van een goede indruk”, besluit hij. Logisch, we hadden het er hierboven al over. Typen in een emotionele bui is als het haastige loopje van een kind dat snel-snel iets wil gaan vertellen aan mama of papa. Woorden komen er dan ook niet altijd in de juiste volgorde uit. Hetzelfde soort van spontaniteit vind ik persoonlijk nu ook mooi doorschemeren in typsels.

Brodsky stelde zelfs vast dat bazen die een paar tikfouten maken als aantrekkelijker beoordeeld werden, maar ook als lichtjes minder competent. Dat laatste geldt natuurlijk ook wanneer de tikfouten in een mail van een anoniem bedrijf of dito organisatie komt. In dat geval is het: dit kan niet. Al doet dat laatste me ook wel denken aan de handtekening in de Substack-nieuwsbrief After school. Zij sluiten systematisch af met een “All typos are intentional to make sure you’re paying attention”. En dan denk ik weer: ach, charmant.

Maar zoals met alles, zit het ook hier in de dosering. Berichten waar je tussen de typo’s door nog een crypto-oefening moet doen om te weten wat er nu eigenlijk staat, zijn erover. Te veel is te veel. Je wil niet gezien worden als een Martha, de labiele stalkster uit de Netflixreeks Baby Reindeer, wiens tikfouten al snel op een onderliggende duisternis wezen. En neen, je wil al zeker niet dat je mails de allure van phishingmails krijgen.

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | gebruiksaanwijzing voor het leven, door Erwin Mortier


Dat hij een scheurkalender zou kunnen maken met zijn zinnen, schrijft Jelle Van Riet in haar stuk over Erwin Mortier, zo mooi zijn ze. 
Elke Pannier
Ze zijn niet te tellen, de inspirerende uitspraken in de gebruiksaanwijzing voor het leven waarmee schrijver Erwin Mortier strooit in het interview-essay van Jelle Van Riet da het voorbije weekend in DS Letteren stond. Een paar staaltjes?

* “Aangezien we niet eerder zijn geboren en weinig repetitieruimte krijgen, zijn we allemaal dilettanten in het bestaan."

*  “Als we van iemand houden, dan is het niet van de stelling van Pythagoras in die persoon, maar van zijn eigenaardigheden."

* "Ik verwelkom alle stemmen waar we lang doof voor waren, maar we woken ons lam en MeToo’en ons een bult. Je kunt niet de vrijheid van het woord hoog in het vaandel voeren en tegelijk andermans woord knevelen. Je kunt geen literaire erfenis, hoe problematisch ook, wegwissen. Het gevaar van die canceldrang is dat daarachter de illusie schuilgaat dat als je alles wegpoetst, onze ziel dan vanzelf ook zuiver wordt."

* "Welja, lanterfant! Geef de gedachten vleugels! In een wereld waarin alles procedure wordt en iedere uitbarsting van eigenheid wordt dichtgetimmerd, kun je niet genoeg mentaal lanterfanten."

De andere 23 moet u zelf zoeken.

Lees hier:
Charlotte De Cooman
Charlotte De Cooman

En toen besloot ik om mijn eicellen te laten invriezen: “Een mooie leeftijd, zeker goed op tijd”, zei de dokter


Johan Dockx
Omdat moederdag dit weekend misschien ook de dag is waarop niet-moeders stilstaan bij hun kinderwens haalt Charlotte De Cooman – lerarenopleider en violiste – eigenzinnige herinneringen op aan haar ingevroren eicellen.

Voor mijn vijfendertigste verjaardag gaf ik mijzelf drie cadeaus: een zwaar uit de hand gelopen homeparty, een dure designtafel en een nog duurder evenement: het invriezen van mijn kostbare eicellen. Enkele vriendinnen hadden dat mij al voorgedaan en ik wou toch ook eens horen hoe dat precies zat. Voor ik het wist, zat ik in een fertiliteitskliniek te kijken naar een Powerpointpresentatie over de slaagkansen van een zwangerschap, over het aantal eitjes dat nodig is per zwangerschap en over hoeveel het hele zootje me zou kosten.
“Een mooie leeftijd, zeker goed op tijd”, zei de dokter, terwijl een mondmasker mijn tranen verborg. Nooit had ik kunnen denken dat ik op mijn 35ste in mijn eentje in een ziekenhuis zou zitten om mijn houdbaarheidsdatum nog wat te rekken en zo in de statistieken van hoogopgeleide ik-geraak-niet-van-het-straat-vrouwen zou terechtkomen. Nooit had ik kunnen denken dat ik op de leeftijd waarop mijn moeder al drie kinderen had en haar tropenjaren al lang voorbij waren, zelf nog single zou zijn en daar geld aan zou willen besteden. Omdat dat hele idee van maakbaarheid van het leven eigenlijk niet bij mij past. Omdat ik volgens mijn collega’s de beste single op aarde was. Omdat mijn kinderwens nog niet uitgesproken duidelijk was.
Maar voor ik het goed en wel besefte, lag ik daar wel met mijn benen omhoog en kreeg ik te horen dat hij er niet zoveel kon zien. Mijn eitjes, daarover had hij het. Als een zielig vogeltje deed ik snel mijn slipje aan en voelde mij even geen vrouw meer. In mijn hoofd ontrolde zich met veel drama een film waarin de jongere vrouwen die ik op straat passeerde allemaal opperwezens waren, uitgerust met een extra besturingssysteem dat een antwoord klaar had op alle existentiële vragen in het leven. De dokter had het gehad over voorraden en reserves, woorden die me aan het kippeneten van mijn grootvader deden denken: spul uit grote witte plastic zakken, die je bij de Boerenbond ging halen. Of aan een reserveonderbroek die je bij de handbagage steekt, voor het geval je koffer verloren zou geraken in een of ander mooi paradijs aan de andere kant van de wereld.
Kutsituatie
Met mijn reserves ging het echter niet goed. Ik besliste prompt om ervoor te gaan en deze kutsituatie recht te trekken. Vier maanden en een verplichte passage bij de ziekenhuispsycholoog later was het zover – net toen ik mijn toenmalige vriend had leren kennen. Het was niet bepaald romantisch nieuws om te vertellen aan iemand die ik twee weken kende: “Vanaf volgende week word ik misschien een hysterische vrouw als gevolg van al die hormonen die ik in mijn lijf moet spuiten.”
Maar het hele proces was dus begonnen: iedere ochtend om zeven uur opstaan om mezelf een spuit te geven, tijdens het personeelsfeest net voor het dessert snel wegglippen naar die frigobox in mijn auto, tijdens een theatervoorstelling met mijn rugzak met koelelementen naar het toilet rennen om daar als een junkie op mijn intussen blauwe buik een plekje te zoeken waar het nog kon.
Ik heb me vaak eenzaam gevoeld, zeker op het toilet van de backstage, toen ik een concert moest spelen en schrik had dat mijn chaotische zelf zou flateren met de dosis. En toen kwam de pick-up, zoals dat heet. Een bijzonder moment. Een veel te enthousiaste dokter – met legerhoedje en opvallende Adidas-sneakers – deed bij iedere eicel die hij kon plukken alsof hij in een schietkraam de mooiste prijs had gewonnen. Intussen vertelden de vroedvrouwen met veel empathie wat er gebeurde, terwijl ik half knock-out probeerde mee te volgen en tijdig moest roepen als ik meer verdoving wou. Toen ik daarna tussen twee gordijntjes lag te bekomen, kreeg ik te horen wat de oogst had opgeleverd: een povere buit, zo bleek. Ik troostte me met de gedachte dat mijn lief me steunde en dat ik die eicellen misschien niet eens nodig zou hebben. En dat ik misschien toch geen kinderen wou.
Tweede keer
Omdat je uiteindelijk geen halve auto koopt, besloot ik om het toch nog een tweede keer te doen. De dokter, die sprak met iets te veel verkleinwoorden, liet me deze keer het proefbuisje zien en deed alweer extreem uitbundig, ook al was de oogst nog poverder dan de eerste keer. Toen ik hoorde dat mijn vele spuiten, bloedafnames en oncomfortabele echo’s maar zo weinig hadden opgebracht, moest ik huilen. Maar hij zei dat ik een slimme keuze had gemaakt en legde een troostende hand op mijn been, terwijl hij een tekeningetje maakte van twee copulerende mensen met een kruis door. “Toch de eerste dagen niet.”
Intussen is dat lief verdwenen en ben ik opnieuw verliefd, maar het voelt niet per se als een opluchting dat er iets in een diepvriezer zit dat mijn kansen op slapeloze nachten vergroot. Wel voelt het als een sterke daad, omdat ik graag cadeautjes geef en het er deze keer eentje volledig voor mezelf was. En omdat de eitjes misschien een betere investering zijn dan dat huis dat ik in mijn eentje verbouwde en de vochtige muren van die idiote aannemer die van de wereldbol verdween.
Zielig vogeltje
Onlangs vertelde ik op een vakantie met vrienden over mijn diepvriesavontuur. Toen bleek dat er nog iemand was die hetzelfde had gedaan schrok ik. “Hoeveel had jij er? In welk ziekenhuis? Hoeveel dagen moest je recupereren? En was je ook de loser van de dag met de minste eicellen van de afdeling?” Het deed deugd om het avontuur te delen. Ik voelde me niet langer een zielig vogeltje, dat net de eitjes uit zijn vers gebouwd nestje zag vallen.
Achteraf kan ik er wel om lachen, met dat absurde tafereel daar in de operatiekamer, de dokter die zo fier op me was terwijl ik niets hoefde te doen, mijn ex-lief die het niet veel kon schelen en het kind dat misschien in de diepvriezer zit te wachten. Iets wat impulsief begon, maar mij na die relatie wel heeft doen nadenken over wat zou kunnen, en hoe fijn het voelt om dat dilemma even te kunnen uitstellen. Omdat ik zoveel kansen heb gekregen bij mijn eigen geboorte en ik mij deze kans op uitgestelde twijfel niet wou ontzeggen.
(Aan die aannemer: je weet me wonen.)
Voor een breder artikel over het invriezen van eicellen zijn we op zoek naar getuigenissen. Mail ons als u over uw verhaal met ons wil praten!

Lees ook:


Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Over liefde en in elkaar haken


Your lobster. In Friends zei Phoebe dat aan Rachel over Ross. En dat zeggen ook Debbie Crommelinck (38) en Simon Wullens (45) over elkaar. Hun verhaal is niet spectaculair maar wel mooi.

Carmen De Vos
Het is niet alleen het beer-of-mandilemma (zie hieronder) dat de relatie tussen vrouwen en mannen definieert. Er zijn gelukkig ook nog minder polariserende verhalen. Over de liefde bijvoorbeeld. In de reeks Leve de liefde haalt Joke Van Caesbroeck haar romantische hoop deze week bij Debbie en Simon. Het zou een romcom kunnen zijn. Ze kwamen elkaar al een half leven geleden tegen voor het iets werd. En dat iets is nu: een samengesteld gezin waar alle puzzelstukjes in elkaar lijken te passen. Niets spectaculairs maar wel gewoon simpel-goed.

Lees hier: 
Inge Schelstraete
Inge Schelstraete

Alleen in een bos, verwacht een vrouw meer van een beer dan van een heer


Tienduizenden vrouwen zouden, alleen in een eng bos, liever een beer tegenkomen dan een man. Het gaat dan wel om een uit de hand gelopen vraag op Tiktok, maar het is ontnuchterend: vrouwen vertrouwen mannen niet, als ze al niet bang zijn voor hen. Inge Schelstraete duikt in dit toch wel rare dilemma.


Johan Dockx
Het is zo’n caféspelletje: zou je liever x of y? Daarbij zijn x en y meestal even weinig appetijtelijke alternatieven. Hoe brutaler eerlijk de deelnemers antwoorden, hoe relevanter het spel. Maar toen de site Screenshot HQ op 10 april een filmpje op Tiktok zette in die stijl – “Zou je liever in een bos vastzitten met een man of met een beer?” – verwachtte vast niemand dat zeven van de acht vrouwen voor de beer zouden kiezen.

“Zonder twijfel een beer. Sommige mannen zijn heel eng”, klonk het een paar keer. Slechts één van de zeven twijfelde even. Twee andere schoten in de lach over hun eigen botheid, maar besloten ook “wat gruwelijk is om te zeggen, maar …” Eentje vond het een nuance waard: “Het hangt ervan af welke man, maar waarschijnlijk een beer.”

#manvsbear
Dat zijn maar acht vrouwen, natuurlijk, en Screenshot HQ kan heel selectief geregisseerd hebben. Alleen zijn weinig Tiktokfilmpjes na drie weken nog steeds een gespreksonderwerp. Dat is de hashtag #manvsbear wel. De oorspronkelijke video oogstte al 72.000 reacties, en leidde al tot 9.300 andere video’s met dezelfde hashtag. Duizenden vrouwen getuigden over eigen ervaringen met huiselijk geweld, grensoverschrijdend gedrag of verkrachting. En in tegenstelling tot veel rages op Tiktok is het geen exclusief Amerikaans verschijnsel: latina’s schreven over de vele fabrieksarbeidsters die jaarlijks verdwijnen in het noorden van Mexico, Japanse vrouwen vernoemden de door schoolgenoten gruwelijk verkrachte en vermoorde Junko Furuta, Europese verwezen naar Elisabeth Fritzl, die 24 jaar als seksslavin werd gebruikt door haar eigen vader.

Een aantal mannen wist haarfijn te vertellen waarom sterven na een berenaanval een van de gruwelijkste doden is die je kunt sterven. De Amerikaanse National Park Service nam het meteen op voor de beren: “Aanvallen van beren zijn zeldzaam.” “Er sterven in de VS ieder jaar meer mensen aan bijensteken dan aan aanvallen door beren”, wist National Geographic. “Je loopt meer risico om aangevallen te worden door een everzwijn, dan door een beer”, vertelde een Duitstalige woudloper op Tiktok.
Zij misten natuurlijk de kern van de discussie: een vraag die niet meer dan een gezelschapsspelletje is, leidde tot duizenden cynische of gekwetste reacties van meer dan honderdduizend vrouwen – Tiktokster Dontceceme, die de reacties bundelde die haar het meest aangrepen, kreeg ondertussen al 2,2 miljoen likes. En evenveel mannen stellen, zoals toen Metoo uitbrak in 2017, verbijsterd vast dat vrouwen werken met mannelijke collega’s, uitgaan met mannelijke vrienden, een beroep doen op mannelijke therapeuten of artsen, trainen met mannelijke leraars of coaches, maar die blijkbaar niet volledig vertrouwen. Het is om te janken: de gelijkheid tussen de seksen is meer dan ooit een illusie.

Dat maar een minderheid van de mannen gevaarlijk is, dat geven de vrouwen toe. Meer nog: verscheidene mannen waren het met hen eens. Een aantal vrouwen stelde de omgekeerde vraag aan hun man: “Als ik alleen in een bos was, zou je dan liever hebben dat ik een man tegenkwam, of een beer?” “Ik denk dat het beter te voorspellen is wat de beer zou doen, dan wat een man zou doen”, zegt een van de mannen. “Kun je de man kiezen? Nee? Ga dan maar voor de beer”, besluit een andere.

Een minderheid
Nog pijnlijker, in de getuigenissen die Dontceceme opsomt, is het feit dat veel vrouwen ervan uitgaan dat de National Park Service hen sust en dat ze de ontmoeting met de beer niet zullen overleven. Maar dat dit verkieslijk is, in een door mannen gemaakte wereld. “Er zijn ergere dingen dan doodgaan.” Veel vrouwen gaan er niet alleen van uit dat ze die beer aankunnen, maar ook dat de aanval gaandeweg een spectaculair, maar wel verteerd moment uit hun leven zal blijken – in tegenstelling tot aanvallen van mannen. “Als ik de aanval van de beer overleef, hoef ik hem niet meer de rest van mijn leven te zien op familiefeesten.” “Niemand zal in twijfel trekken dat ik ben aangevallen door een beer.” “Niemand zal vragen welke kleren ik aanhad, om aangevallen te worden.” “Niemand zal aanvoeren dat de beer zo’n geweldige toekomst tegemoet gaat en we hem niet op die aanval mogen afrekenen.”

Diep in de tienduizenden reacties schrijft een vrouw: “Ik weet dat maar een heel kleine minderheid van de mannen zo gevaarlijk is. En ik weet dat andere mannen ook bang zijn voor hen. Maar ook dat er een veel grotere groep wegkijkt, omdat ze blij zijn dat die man hen niet lastigvalt. Op hun moed zouden we moeten kunnen rekenen.”
Het is hoopgevender dan de man die als advies had: “Kies voor de man en hoop dat hij je helpt een schuilplaats en eten te zoeken. En houd iets bij de hand om hem in het slechtste geval te doden.”

Als zoveel vrouwen een brutaal signaal geven dat ze niet meer geloven in gelijkwaardigheid, en ook niet meer rekenen op gerechtigheid, dan kelderen we met een rotvaart collectief de afgrond in, mannen, vrouwen en alles daartussenin.

Wat u, beste lezer, welke vragen of stellingen roept dit wereldwijd reizende dilemma bij u op? Mail ons! 

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Mooigedacht (82): over hoe diep nadenken niet altijd gelukkig maakt


In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Alexia Leysen
Vandaag bleef ik hangen bij de woorden van schrijfster Bregje Hofstede. Ze heeft hert over de kloof tussen ratio en emo en hoe we toch altijd lijken te deken dat ratio de beste weg is, de slimste weg, de meest inzichtelijke weg. En dan komt de "maar". Lees even mee:

"Ik ben opgegroeid met het idee dat slim zijn en hard werken het belangrijkst zijn om te geraken waar je wil. Ik heb altijd van taal gehouden om iets te proberen communiceren aan een ander. Toch bots ik vaak op de ontoereikendheid van de ratio om tot geluk te komen. Op slechte momenten schiet ik in overwerken, overpeinzen en stress. Gregorius van Nyssa schrijft troostend dat verwondering het belangrijkste is. Ik verlang altijd naar diepe verbondenheid en ik leer dat ik daar vooral toe kom door open te staan voor wat ik niet helemaal begrijp of controleer. In de liefde is het niet het goed geconstrueerde verhaal over de relatie dat telt, maar de echte energie tussen jou en je partner. In mijn werk is het niet mijn ego, maar mijn kwetsbare zoektocht die tot iets waardevols kan leiden. Na mijn intense ervaringen van eenheid kan ik gelukkig ook een verbonden gevoel vinden in kleine momenten. (glimlacht) Ja, denken en doen blijven het dagelijkse werk. De overgave aan de verwondering is het bed waarin je af en toe mag rusten.”

Lees hier:
Cathérine De Kock
Cathérine De Kock

Katje dood vandaag, morgen een nieuw katje? Dat is niet wat ik mijn kinderen wil leren over doodgaan


Toen collega Cathérine De Kock plots haar kat verloor, zag ze dat als een moment om haar twee zonen iets te leren over sterven. Maar hoe doe je dat goed, rouwen met je kinderen om een overleden huisdier?


Johan Dockx
Een dierlijk gebrul. En dan wenen, wenen, wenen. Ontroostbaar was mijn oudste zoon, toen ik hem zei dat onze poes schielijk overleden was. De jongste liet geen traan, maar vroeg of hij haar botjes mocht zien.
Dat mocht hij niet. Want, en dit blijft tussen ons, het was een gruwelijke dood. Iets met een oprit en een elektrische auto die veel te stil is voor kattenoren. Ik kon het mijn kinderen niet vertellen, ook al omdat ik zelf de chauffeur was. Ik moet die koters nog een paar decennia in de ogen kijken.

Dus heb ik het heengaan van onze poes mooier en serener voorgesteld dan het was. Meteen had ik er spijt van. Toen hun grootvader stierf, waren ze nog te klein om doodgaan ten volle te vatten. Dit is de eerste keer dat mijn kinderen van zo dichtbij en zo bewust in contact komen met de dood. En ik ga meteen een potje liegen en verbloemen? Mooi hoor.
We maakten in de tuin een graf, een oude betontegel opgefleurd met tulpen die ze zelf gekozen hadden, vlak bij hun speeltuig. Op de tegel schreven ze boodschappen aan de poes die samen met hen opgroeide.

En het ene rouwende kind is ook het andere niet. Mijn jongste liet geen traan, maar haalt geregeld herinneringen op. De oudste heeft in het begin gehuild, maar is uitgepraat over onze kat. Vanuit de keuken zie ik hem tussen het schommelen door soms gebogen over het geïmproviseerde graf staan. Wenen, spelen, wenen: kinderverdriet vloeit naadloos over in het vrolijke leven van elke dag.

Quick fixes
Een collega vertelde dat hij twee dagen niet kon werken toen hij zijn kat liet inslapen. Op de derde dag ging hij een nieuwe kat halen, wat zeg ik, twee katten. Beste beslissing ooit volgens hem. Een vriend heeft nu al beslist dat er na de dood van zijn hond (zijn eerste en enige) geen nieuwe meer in huis komt: te veel zorgen en verdriet.

Als het van mijn kinderen afhangt, komt er ook meteen een nieuwe poes. Maar leer ik hen dan niet dat wie sterft vervangbaar is? Hoe meewarig kijken we niet als de weduwe na twee weken met haar nieuwe lief zou verschijnen? “We leven in een tijd van quick fixes. Konijntje dood vandaag, morgen een nieuw konijntje”, zei psychiater Uus Knops onlangs in deze krant.
Wat zij voorstelt, is het erkenning geven aan de pijn, zonder die meteen te willen fiksen. “Naast iemand op een bankje zitten, samen zuchten, samen zwijgen, dat is al heel veel. Laat het verdriet gewoon zijn.”
Intussen voel ik me vooral schuldig. En wat mis ik die lieve, donzen bol. De weken na haar dood hoorde ik haar geregeld miauwen. Als Banquo’s geest in MacBeth kwam ze spoken. Werd ik gek? Ik haat mezelf om mijn onoplettendheid. Is een baasje dat haar eigen kat overrijdt het wel waard om nog een beest te hebben?

Fantoommiauwen
“Vergeef jezelf”, zegt Nienke Endenburg, psycholoog en docent aan de faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht, wanneer ik haar heb opgebiecht hoe ik de dood van mijn kat heb aangepakt. Endenburg is gespecialiseerd in mensen die rouwen om hun huisdier. Verdriet dat onderschat en vaak genegeerd wordt, stelt ze. Om de wrede waarheid heen fietsen zoals ik heb gedaan, doe je beter niet, stelt Endenburg. “Ik denk dat je heel eerlijk moet zijn over wat er is gebeurd met je dier, ook al is dat soms hard. Als je er een verhaaltje omheen verzint, kan het zijn dat je kinderen niet snappen waarom hun kat of hond er niet meer is.”

En is het een goed idee om het dode dier nog te tonen? “Als het dier er beroerd uitziet door een ongeval, dan is het beter van niet”, zegt Endeburg. Maar een vredig uitziend dood dier nog een laatste keer zien, kan soms net helpen bij het verwerkingsproces.”
Oef, toch iets goed gedaan. En dat fantoommiauwen: hoe raar is dat? “Doodnormaal”, zegt Endenburg. “Ik begeleid veel mensen die dezelfde ervaring beschrijven: ze horen hun overleden dier krabben, miauwen of blaffen. Soms denken ze dat ze hun dier nog zien. Het verdwijnt meestal na een paar weken.”
Rouwen om je huisdier verschilt eigenlijk niet zo gek veel van rouwen om een mens, stelt Endenburg. “Mensen die na twee weken nog verdrietig zijn om hun huisdier, worden soms gezien als aanstellers. Terwijl de rouw intens kan zijn. Je gaat evenzeer door verschillende rouwfasen, van verdriet en ontkenning. Je hebt nu eenmaal een waardevol lid van je gezin verloren, eentje met een vachtje weliswaar.”

Op het ritme van de traagste
Als een mens sterft, zijn er allerlei praktische regelingen die afleiden van de rauwste rouw. Bij het overlijden van een dier is er geen erfenis of koffietafel die geregeld moet worden. “Daardoor ontstaat er ruimte om het afscheid heel persoonlijk in te vullen”, zegt Endenburg. “Dat raad ik iedereen aan: bedenk een afscheidsritueel. Het is belangrijk dat je het verdriet als gezin verwerkt. Hoe je omgaat met de dood van een huisdier, is mee bepalend voor hun omgang met sterven later. Het is heel mooi om samen met je kinderen afscheid te nemen, en samen verdrietig te zijn.”

Meteen een nieuw huisdier in huis nemen, kan ook verkeerd uitdraaien. Volg het ritme van het gezinslid dat het traagst rouwt, is het advies van Endenburg. ‘”Kinderen willen vaker sneller een nieuw huisdier dan de volwassenen in huis, maar het moet goed voelen voor iedereen. Sommige mensen hebben er deugd van. Je moet er hoe dan ook van bewust zijn dat het nieuwe dier nooit het vorige kan vervangen. Als het aanvoelt als verraad, dan wacht je beter. Bij heel wat mensen duurt het toch wel een tot twee jaar voor ze er echt weer klaar voor zijn.”

Wat u, beste lezer, heeft u ervaring met kinderen die rouwen om een huisdier? Welke lessen leerde het u? Mail ons! 

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Waarom we ineens allemaal therapietaal spreken


"Duidelijk een narcist." Of ook:  "Oh neen, die is echt onveilig gehecht." Of: "Ik kan er niks aan doen, het is mijn autistisch trekje".  Het is al een paar jaar aan de gang, en het valt steeds meer op: therapietaal verovert onze woordenschat. 


Getty
Het viel collega Ann-Sofie Dekeyser ook op: trauma's, adhd's, autisme en andere begrippen die tot een paar decennia geleden binnen de vier muren van een therapieruimte bleven, mengen zich de laatste jaren quasi ongevraagd in onze cafégesprekken. Therapietaal overal, maar hoe komt dat nu? En is het een goede zaak?  "Mensen voelen een vrijheid om zich te uiten die ze voorheen niet hadden. Goede informatie over psychische problemen helpt hen om te begrijpen wat ze doormaken, dat ze daar niet alleen in zijn en dat er hulp bestaat. Maar is praten altijd heilzaam? Heeft de sterke focus op de individuele mentale gezondheid bijwerkingen?" Zo schrijft ze.

Ze ging erover praten met therapeuten. “De hulpverlening zélf leidt ook tot meer psychische problemen”, stelt Flip Jan van Oenen, arts en systeemtherapeut.
Maar het is niet omdat we er in die termen over praten dat het ook ineens beter met ons gaat, integendeel. Therapeute Arianne Bazan formuleert het mooi: “Zeker moderne diagnoses als burn-out zijn heterogeen. We denken dat we elkaar begrepen hebben en komen niet meer toe aan het spreken dat echt interessant is: je voelt je lusteloos? Hoe komt dat? Sinds wanneer? Wat is belangrijk voor jou? Waarom spreek je daar nooit over? Het is dat doorvragen, dat zeer feitelijke, zoekende spreken dat mentaal lijden kan verlichten. Omdat het inzicht kan bieden.”

Het is een mooi tijdgeeststuk dat voer biedt voor discussie, want tot hoeverre is praten heilzaam, kan je iemand iets aanpraten? Waarom is het verleidelijker om te zeggen dat je iemand met autisme bent dan om te zeggen dat je soms gewoon zo f*ckin'  intolerant kan zijn?

Lees het hier:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

De aantrekkingskracht van een extra verzekering: “Je weet maar nooit”


Een smartphone verzekeren tegen waterschade? Een vaatwasser tegen plotse pannes? Reisplannen tegen onverwachte annulaties? Huisdieren tegen ziekte en ongeluk? Het is soms sterker dan onszelf.

     
Celine Poppe
Telkens als ik naar mijn vaatwasmachine kijk, schud ik mijn hoofd en denk ik terug aan de dag dat we elkaar voor het eerst zagen. Niet dat het liefde op het eerste gezicht was, maar toch. Ze stond in de uitverkoophoek, met zo’n 200 euro korting. De originele prijs was 600 plus. Een bedrag waarin ik las: ik ben een kwaliteitskoopje.

Dus ja, ik zag haar wel zitten. Toen we in de afrekenhoek kwamen, zo eentje met een makkelijke stoel en overlegtafel (intussen weet ik waarom), stelde de verkoper me een extra waarborg voor, een verzekering eigenlijk. Voor wat extra centen zou alles wat haperde een paar jaar lang hersteld worden zonder bijkomende kosten. Kon ik dat nu weigeren? Ik knikte enthousiast: “Ja, dat kan ik weigeren. Allicht. Dit is een nieuw toestel, waarom zou ik nu al denken aan de dag dat het zou haperen? Ik heb toch ook al een basiswaarborg?” Er volgde een hele reeks zinnen die voorafgegaan werden door een vette “ja, maar”. Iets met verplaatsingskosten, computergestuurde techniek en hoe poreus dat was, en hoe de herstelkosten konden oplopen. Visioenen van stielmannen met hemelhoge facturen joegen elk ratio uit mijn hoofd. U raadt het al. Toen ik rechtstond van dat tafeltje, ging ik naar de kassa met een verkoopbon die zwaarder aanvoelde dan toen ik ging zitten. Tussen 100 en 200 euro was erbij gekomen, waardoor mijn vaatwasser plots ontdaan leek van alle korting die me had doen zwichten.

Pas toen ik buiten was, stond ik stil bij wat ik gedaan had. Zot, zo sprak ik mezelf toe. Waarom had ik toegezegd? Hetzelfde denk ik elk jaar wanneer ik mijn annulatieverzekering voor reizen betaal. Niet dat die zo zwaar doorweegt in mijn budget, maar toch, hoe nodig is zoiets? Waarom haal ik me bij het boeken van een reis meteen het worstcasescenario voor de geest?
Hetzelfde dacht ik toen ik vorige week een persbericht voor een huisdierenverzekering in de mailbox kreeg. Niet dat ik huisdieren heb, maar wat doet een mens voor zoiets zwichten? En waarom moest ik mezelf even keihard in de arm knijpen toen ik de laatste keer een smartphone kocht en ik een verzekeringsaanbod kreeg? “Neen, dank u!” Oh ja, en mijn laatste vakantie met een huurwagen, en die eigenlijk onnodige verzekering tegen onverzekerde schade!

Risico’s overschatten
Wat is dat, kortom, met onze angst voor risico’s? Ik heb het – voor alle duidelijkheid – niet over de grote onmisbare verzekeringen, niet over al wat in de klassieke brand- en autoverzekeringen en consorten zit. Want dat blijven nog altijd de meest courante, hoor ik bij Assuralia. Hospitalisatie-, brand- en autoverzekering staan sowieso bovenaan op het lijstje van wat de Belg belangrijk vindt. En ik heb het – voor alle duidelijkheid – al evenmin over de discussies bij schade.

Maar bon, die reparatieverzekering van mijn vaatwasser mag dan wel een niche zijn in de verzekeringsmarkt, iedereen die ik er in mijn omgeving over aanspreek, kent het principe, en iedereen wil er wel een boom over opzetten. Over hoe moeilijk je zoiets kan weigeren omdat je niet weet wat je te wachten staat, zeker als je geen klussershanden hebt. Die verdomde onvoorspelbare stielmankosten, dus. “Wij mensen, en dan zeker wij Belgen, houden enorm van gemoedsrust en als we niet zeker zijn dat we die krijgen, willen we ervoor betalen”, stelt gedragseconoom Mathias Celis. Hij verwijst meteen naar de onlangs overleden econoom-psycholoog Daniel Kahneman om te duiden wat er op zulke momenten in ons hoofd gebeurt:  “De ‘prospect theory’ die Kahneman samen met Amos Tversky ontwikkelde, focust op de vraag hoe mensen kiezen tussen verschillende opties en hoe ze de gepercipieerde waarschijnlijkheid van elke optie inschatten. In een afgeleide daarvan hebben ze het over verliesaversie. Dat komt erop neer dat we veel meer negatieve gevoelens hebben bij ons gepercipieerde verlies dan dat we positieve gevoelens hebben bij winst. Alle kleine kansjes blazen we op en de angst daarvoor kopen we af. De waterkans dat je kat oogbalkanker ontwikkelt en dat daar onverwachte kosten mee gepaard gaan of dat je smartphone waterschade zou lijden, weegt dus cognitief zwaarder door dan de vaste kosten van een verzekering. We overschatten ook systematisch die risico’s. Dat is typisch voor de menselijke cognitie.”

Spijt, ga weg!
“De mogelijkheid van spijt, die willen we uitschakelen”, omschrijft Celis het. En dat is herkenbaar. Achteraf denken van “had ik nu toch maar die verzekering genomen!” Celis voegt er nog aan toe: “Evolutionair hebben we een grote afkeer van onzekerheid en chaos. Dus die willen we uitschakelen. We willen het gevoel hebben dat we controle over de zaak hebben. Die drive wordt nog versterkt onder sociale druk, wanneer we merken dat anderen hetzelfde doen, of door de autoriteit van een merknaam. Een smartphoneverzekering van Apple, ik zeg maar wat. Ook ons gebrek aan kennis over het domein in kwestie speelt. En de tijdsdruk: hoe minder tijd je krijgt om te beslissen, hoe meer je maar ineens ‘om later geen spijt te hebben’.”
Dat laatste hoor ik ook van de Nederlandse professor Will Tiemeijer, die een boek schreef over de psychologie van het beslissen. “Er zijn twee routes die je kan nemen in een beslissingsproces. De snelle, automatische, bijna intuïtieve route en de weloverwogen route waarbij je alles afweegt. Een mens hoeft niet over alles goed na te denken. Een pannenlap kopen doe je nu eenmaal anders dan een huis kopen. Zelf vind ik een verzekering ook iets waarbij ik goed nadenk over de risico’s en hoe groot die zijn. Vandaar wellicht dat je ze snel bij de aankoop aangeboden krijgt (lacht). Tijdsdruk speelt in op de angst iets mis te lopen.”
Voilà. Of hoe een afgeprijsde, maar te duur betaalde vaatwasser me in het menselijke hoofd deed kijken.

Wat u, beste lezer, zegt u meteen ja of gewoon "neen, dank u"? Mail ons! 

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Hoe kan je in godsnaam dertig jaar lang zo-iets verzwijgen 


De zaak van de dertig jaar verdwenen en net teruggevonden Annie De Poortere (48) spreekt tot de verbeelding. Vooral dan dat  haar man nu bekent dat hij haar toen begraven heeft.

Getty
Hoe leef je dertig jaar met het geheim dat je stiekem je eigen vrouw hebt begraven in de tuin? Hoe kan je dertig keer kerst vieren, hoe kan je dertig keer 365 dagen lang uit je bed komen en daar niet aan denken? Hoe kan je naar je vrouw zoeken terwijl je weet waar ze ligt? Het lijkt allemaal onmenselijk, ondoenbaar. En toch zijn er verklaringen voor. Drie experts kregen die vraag voorgelegd en in hun antwoorden zit één constante: ja, een mens is in staat om zoiets uit te gommen."

Lees hier: 
Maya Toebat

Ga eens op uw rug liggen, het doet deugd


Het klinkt als een rare vraag, maar we stellen ze toch: bent u iemand die zo tussendoor eens graag op de vloer gaat liggen? Gewoon om even te bekomen van wat er rond u gebeurt? Maya Toebat is zo iemand, en ze weet waarom. 


Jan Goossens
Misschien heeft u ook zo’n heerlijk bizarre gewoonte die u met niemand durft te delen wegens kans op gefronste wenkbrauwen? Bij mij is dat languit op de vloer liggen. Niet op de zetel, noch op een kussen of deken, maar met mijn rug plat op het harde, houten parket. Ik doe het als ik het even niet meer weet, mijn hersenen overuren draaien of gewoon in het weekend, omdat de zon zo mooi op de vloer schijnt. Zonder erbij na te denken, leg ik me even neer, en dan ontspannen mijn lichaam en hoofd meteen.

Het leuke aan zulke guilty pleasures is dat we ze delen met meer mensen dan we denken. Zo dacht ik lange tijd dat ik de enige was die al eens tussen de meubels ging liggen, tot ik in The New York Times las dat een paar minuten op de grond liggen veel mensen deugd doet. Voor een buitenstaander lijkt het misschien alsof we ons wentelen in het ultieme vermijdingsgedrag – zoals een krijsend kind zich uitstrekt op de grond met timmerende vuistjes – en in zekere zin is het dat ook. Maar vermijding betekent ook afstand nemen, en soms heb je dat nodig.

Savasana
Net als de getuigen in The New York Times brengt op de vloer liggen me vooral mentale rust. Ik denk dat het komt doordat ik mezelf wat ‘extra time’ geef. Liggen op een onverwachte plek, zoals de grond, staat niet op mijn normale planning, waardoor ik als het ware buiten de drukte van het dagelijkse leven stap en gewoon kan ‘zijn’. Die pauze vermijdt dat we te veel gaan piekeren, stelde Alan Fogel, professor psychologie aan de Universiteit van Utah, in datzelfde artikel. “In onze westerse cultuur hebben we niet veel ruimte voor herstel. Er zijn geen time-outs”, legt hij uit. “Vooral op vertrouwde plaatsen, zoals een bed, blijft ons hoofd werken. We denken na over wat er die dag is gebeurd, over wat we hadden kunnen of moeten doen.” Juist door op de harde vloer te liggen, worden we ons meer bewust van ons lichaam, wat de focus wegleidt van onze gedachten.
Niet toevallig is de houding zeer gelijkend aan de yogahouding savasana of de lijkhouding, die vaak op het einde van een les het lichaam tot rust brengt. “Tijdens savasana lig je op je rug met je armen en benen ontspannen naast je lichaam, de handpalmen omhoog gericht”, legt yogadocent Elisabeth Claes uit. “Door op de rug te liggen, kunnen de spieren zich volledig ontspannen en kan de ademhaling gemakkelijk stromen. Dat helpt om stress en spanning los te laten, en het lichaam en de geest te kalmeren.”

Nieuw perspectief
Wie al eens in savasana gelegen heeft, merkte misschien de kracht die deze houding heeft om je lichaam te laten landen. Er is weinig bewijs voor, maar het contact met de grond zou aardend werken, waardoor je meer aanwezig bent in het hier en nu. Feit is in elk geval dat je op de harde vloer de raakpunten met verschillende lichaamsdelen beter voelt. Je staartbeentje, ellebogen en hielen raken de grond, en hoewel dat niet altijd comfortabel is, merk je zo misschien ongemakken of spanningen op die al een hele tijd in je lichaam zitten. “Door op de vloer te liggen ontstaat er een grotere proprioceptieve indruk dan wanneer je op een zachte ondergrond ligt”, zegt ergotherapeut Isabelle De Proost. “Dat is het vermogen om de positie van je lichaamsdelen waar te nemen. Het is bewezen dat een diepere input het zenuwstelsel kalmeert. Het verlichtende gevoel is vergelijkbaar met liggen onder een verzwaard deken of zelfs op een spijkermat.”

Kan liggen op de vloer schadelijk zijn? “Ik raad het alleszins niet af, tenzij je doorligwonden hebt. Als rustmoment voor een kwartier zie ik geen tegenaanwijzingen. Maar ik zou geen acht uur blijven liggen.”

Ik raad nu ook niet meteen aan om te slapen op de vloer – na een tijd gaat de ontspanning over in stijfheid – maar geef het eens een kans, al is het maar voor vijf minuten. Zelfs als het niet helpt om je hoofd leeg te maken, dan laat de houding misschien wel nieuwe gedachten ontstaan. Turend naar het plafond en de wolken achter het raam krijg je immers letterlijk een ander perspectief op de dingen, wat de creativiteit bevordert. Deze tussenmomenten, zoals ook douchen of fietsen dat zijn, hebben me al vaker knopen helpen doorhakken of inzichten aangeleverd. Alleen moet ik vervolgens nog kunnen opstaan om ze neer te schrijven.

Wat u, beste lezer, doet u eraan? Mail ons!

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Als een notaboekje te vers is om in te schrijven


Herkenbaar, wat Ibe Rossel schrijft over haar nieuw notitieboekje. Je durft er niet in schrijven, want dan is het nieuwe er af, zijn de goeie intenties gesmoord, dringt het handige leven van alledag het heiligdom binnen.


Getty
Ik heb het ook. dan koop ik een notaboekje in een museumshop en vraag ik me maanden lang af wat ik erin ga schrijven, met welke pen en welk van mijn zeven handschriften ik daarbij ga gebruiken. Tot ik op een dag beslis dat het genoeg geweest is, en er op de eerste bladzijde met de tong tussen mijn tanden een of ander Groot Citaat in schrijf. En dan, dan is het om zeep. Dan gaan de andere bladzijden op aan losse nota's, todo's, interviewvoorbereidingen, en ach, alles wat het Handige Leven betreft.
Net dus zoals Ibe schrijft in haar column: "Een leeg notitieboek is als de eerste dag van het jaar. Al de potentie zit in de anticipatie, het verbeelden van de perfecte nieuwe invulling, de fantasie van de volmaakte start. Maar zodra januari aanbreekt, of zodra je begint te schrijven, is de oneindige mogelijkheid al ingeperkt en dus verpest."

Lees hier:
Cathérine De Kock
Cathérine De Kock

Leestip | Wat is dat met die emoties achter de gemeentefusies?


Vanaf 1 januari krijgt Vlaanderen er dertien nieuwe fusiegemeenten bij. Maar van Aalter tot Zwijndrecht: zo’n verstandshuwelijk met de buren roept ook heel wat weerstand op. Waarom liggen gemeentefusies zo gevoelig? “Ik zal een Knesselaarse zijn tot in mijn kist.”


Celine Poppe
“Ik woon hier al mijn hele leven. Waarom moet het allemaal zo groot? Er moet plaats zijn voor de kleintjes.” Sabrina Van Broeck, wier familie al vier generaties lang in Burcht (een deelgemeente van Zwijndrecht) woont, vindt het geen prettig vooruitzicht dat haar dorp straks één geheel vormt met Beveren en Kruibeke.

Vanaf 1 januari gaan tientallen Vlaamse gemeenten fuseren tot dertien nieuwe, grote gemeenten. Het Vlaams Parlement keurde twee weken geleden dertien decreten voor gemeentefusies goed. Zo zullen Moerbeke en Lokeren de fusiegemeente Lokeren vormen, in Limburg versmelten Tongeren en Borgloon, net als Borsbeek en Antwerpen.

Die gemeentefusies verlopen niet zonder slag of stoot. Tegenstanders groeperen zich in burgerbewegingen, organiseren protestmarsen, zetten petities en enquêtes op poten en zetten juridische procedures in gang. Lokale politici en inwoners kruisen de degens over welke gemeente meer en minder centen en dienstverlening zal krijgen. De emoties lopen hoog op, ook al omdat elke discussie uiteindelijk ook over autonomie en identiteit gaat.

Lees hier:
Vicky Vanhoutte
Vicky Vanhoutte

“Omarm je ouderdom, omarm je schimmelnagels, omarm je laag IQ”. Stop met dat omarmen!


Getty
Wie heeft beslist dat we plots alles wat we niet zo fijn vinden moeten "omarmen"? Op dat denkspoor kwam Vicky Vanhoutte toen ze de zin “Ouderdom is een gevoel, geen werkelijkheid" las, een citaat van Laure Adler in het boek  'Van oude mensen'. Omarmen, omarmen, niks omarmen.

Ik zie dat je je ouderdomsvlekjes omarmd hebt, zei de vriendin, terwijl haar blik mijn wangen vasthield. Er gaat geen halve dag voorbij of iemand heeft iets omarmd of vraagt mij iets te omarmen. In dat laatste geval is de wijs steevast gebiedend. Omarm het leven, omarm je emoties, omarm de chaos, omarm je innerlijke psychopaat, omarm je schimmelnagels, omarm je laag IQ. Omarmen doet niemand nog letterlijk. Als ik het woord lees of hoor, draai ik doorgaans met mijn ogen, maar dat deed ik niet toen mijn vriendin het uitsprak. Ik was te zeer in de war. Wat ik vooral hoorde, was dat ik ouderdomsvlekjes had. Ik betastte mijn gezicht alsof ik ze dan ging voelen, de ouderdomsvlekken waarvan ik niet wist dat ik ze had. Oh, maar je ziet ze nauwelijks, zei de vriendin, die doorhad dat ze haar mond had moeten houden en het tegelijk erger maakte, en dus beter weer had gezwegen.
Toen ik ’s avonds in de spiegel keek, werden mijn wangen niet langer opgevrolijkt door een verzameling onschuldige sproeten. Dwars over mijn gezicht, van mijn ene naar mijn andere oor, liep nu een probleem, een afzichtelijkheid, een nieuw te bestrijden en zoveelste ouderdomsverschijnsel. Zolang ik met de ogen van de wereld naar mezelf zou kijken, zou dat zo blijven. De gedachte flitste door mijn hoofd dat ik mij een probleem liet aanpraten dat er geen was, dat het was gecreëerd om de oplossing ervoor te kunnen verkopen, dat mij werd voorgespiegeld dat iets volkomen natuurlijks kwalijk was. De volgende ochtend schafte ik een serum aan dat mij belooft dat de vlekken binnen een maand vervaagd zullen zijn. Het kostte 44,95 euro.
Omdat ik haar mijn verwarring niet lang wou gunnen, zei ik tegen de vriendin dat ik een hekel had aan het woord omarmen en de wildgroei ervan. Ze rolde met haar ogen. Terwijl zij evenmin het omarmende type is en net als ik in de groep van de bestrijders en dus de ontkenners zit. Voor de zoveelste keer herhaalde ze dat ze symptomen had, maar nog niet in de menopauze zat. Ik zit er nog niet, vrouwen zeggen het de hele tijd tegen elkaar. Het lijkt een soort competitie, om ter langst uit de menopauze kunnen blijven, alsof het onze eigen verdienste is. Lang heb ik eraan meegedaan, tot ik gediskwalificeerd was. Toen we afscheid namen, omarmde ik mijn vriendin. Beeldde ik het mij in, of rook ze een beetje naar verval?

Wat u, beste lezer, wat omarmt u zoal? Of vooral niet? Mail ons!

Lees ook: 
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

“Ik ben 57 en voel me 77”, zegt de een. Waarna de ander: “Ik ben 65 en voel me een jonge vijftiger”


Deze week leerden we dat je op 74 jaar en acht maanden officieel “oud” bent in de ogen van anderen. En wat dan met de idee dat je toch maar zo oud bent als je je voelt?


74 jaar en 8 maanden. Vanaf die leeftijd wordt iemand gemiddeld als ‘oud’ bestempeld. Dat blijkt uit een studie die begin deze week in het vakblad Psychology and Aging verscheen. Dries De Smet schreef er een stuk over in deze krant. 74-jaar-en-acht-maanden dus. En die grens schuift steeds op naarmate we ouder worden. Vindt u dat raar? Ik niet. Dat ‘oud’ etiket heeft toch iets van een glibberige, blinkende vis, genre karper, die met een gil van beikes, niet hebben! van de een naar de ander wordt gegooid. Tot ie bij de laatste in de rij belandt, die hem dan maar braafjes in zijn tas mee naar huis neemt en hoopt dat niemand zal zien wat hij precies met zich meedraagt.

Want hoe jonger en fitter de wereld wordt, hoe meer connotaties er aan het woord ‘oud’ hangen. Is het dan raar dat ikzelf bijvoorbeeld, hoewel ik me nog lang van de 74-jaar-en-acht-maanden bevind, nu al een paniekaanval krijg bij de gedachte dat er misschien sneller dan ikzelf verwacht iemand in de metro rechtstaat en mij een zitplaats aanbiedt? Het is voer voor nachtmerrie­scenario’s. Net zoals te vaak met “u” aangesproken worden, of de vraag of ik “nog” werk. Terwijl oud worden au fond toch niet meer is dan de logische loop van de dingen, en van het leven – geboren worden, opgroeien, opgegroeid zijn, ouder worden, oud worden, ouder worden, nog ouder worden, doodgaan. So it goes, om het met de woorden van Kurt Vonnegut te zeggen.

De truc van Jamie Lee Curtis
Ja, maar ook neen. Want bij de logische loop der dingen komt na één twee, en kom je uiteindelijk uit bij 74 jaar en acht maanden, met alle associaties die daaraan vast hangen, en ben je ‘oud’. Maar een mensenziel volgt niet altijd de logische loop der dingen, en wat er op zo’n cijferbordje staat, is daarom niet wat er in ons hoofd gebeurt. Mijn persoonlijke omgeving is vanzelfsprekend geen wetenschappelijke steekproef, maar ik ken niemand, echt niemand die zich zijn leeftijd voelt. Er zijn er zowaar een paar die zich ouder voelen dan het cijfer, maar bij het gros zit er een lagere leeftijd in hoofd en ziel.
Dat blijkt trouwens ook uit Duits onderzoek uit 2023: vanaf de middelbare leeftijd voelen steeds meer mensen zich jonger dan de leeftijd op hun identiteitskaart. En uit eerder Amerikaans onderzoek viel af te leiden dat 40 procent van de volwassenen zich twintig procent jonger voelde dan zijn officiële leeftijd. We leven langer en leven langer gezond, waardoor het perspectief verandert, en we vechten tegen ageism, tegen de negatieve lading die aan ouder worden hangt, aldus de belangrijkste verklaringen.

Het doet ook denken aan de actrice Jamie Lee Curtis, die zich als zestiger profileert als een zogenaamde flat ager. Flat aging betekent zoveel als leeftijdloos leven, iets waarvoor we in deze rubriek al eerder reclame maakten. Maar aan één ding kun je niet ontsnappen: een van de belangrijkste componenten van die subjectieve of gevoelsleeftijd is wat er in ons hoofd gebeurt, maar dat gaat hand in hand met wat dat lijf van ons wil of niet meer wil.
Naar aanleiding van die 74-jaar-en-acht-maanden van deze week kregen we een paar mooie mails op de redactie. Een van Alain (die zijn volledige naam liever niet in de krant wil) en een van Dirk Larosse. Twee compleet tegengestelde verhalen. De ene voelt zich jonger, de andere een pak ouder, en dat heeft met dat lichaam te maken. Lees even mee.


Alain: “Ik ben 57 en voel me 77”
Hij wil niet met foto in de krant, want hij is in korte tijd veel verouderd, mailt hij. Dat is het gevolg van jarenlange chemo en een ongeneeslijke bloedziekte. “Ik ben dus een jonge oude vent. Ik weet dat er best wel wat 75-jarigen zijn die zich 90 voelen, mensen met verschillende kwalen die een impact hebben op hun lichamelijk functioneren. Dat vinden we niet zo raar. Maar ik ben 57 en voel me 77. Dat maakt mij toch zonderling.”

Aan de telefoon vertelt hij er meer over. Over hoe hij werkte als architectuurfotograaf en nog lang bleef doorwerken nadat hij zestien jaar geleden een diagnose van bloedkanker had gekregen. Over hoe ziekte, jaren chemo en een beenmergtransplantatie zijn lijf vroegtijdig deden verouderen. Maar ook hoe hij door verhoogde vatbaarheid voor infecties moet vermijden om ergens binnen te komen waar ook andere mensen zitten, want je weet nooit welke virussen er circuleren. Ook die isolatie weegt.

“Je kunt nog zo je best doen om je geestelijk jong te voelen, als het lichamelijk niet lukt en je je de hele tijd moe voelt, is dat moeilijk. Al ben ik tussen gezonde leeftijdgenoten vaak de meest positieve. Want je moet wel, wat anders? Maar het is hard hoe ik telkens weer met mijn neus op de realiteit gedrukt word, hoe ik telkens weer bots op wat mijn lichaam niet meer kan. Het is vooral de zware vermoeidheid die speelt. Wanneer ik een uurtje iets doe, ben ik even moe als de meeste mensen na een dag werken. Dus dan ga ik slapen. Onlangs keek ik naar dat programma van Bockie De Repper in het woonzorgcentrum, en ik kan alleen maar vaststellen dat er weinig verschil is tussen mijn leven en het leven in zo’n home. Onze daginvulling is hetzelfde.”

Wat hem ook een gevoel van oud-zijn geeft, is het perspectief, of het gebrek eraan. “Iemand van 80 kan gerust nog 90 worden, of 95, maar net zo goed 81. Oké, die onzekerheid hebben we allemaal, maar als je ziek of oud bent, ga je bijvoorbeeld twijfelen of het nog de moeite loont om te investeren in je gebit, want hoelang gaat dat nog mee? Dat gevoel heb ik op veel domeinen van het leven, en dat maakt het moeilijk om me nog op te laden voor iets nieuws. Die onvoor­spelbaarheid is confronterend en verlammend.”

Dirk Larosse: “Ik ben 65 en voel me een jonge vijftiger”
“Ik eet gezond, drink veel water, ga op tijd naar bed en beweeg zo intensief mogelijk. Elke dag ongeveer 45 minuten cardiotraining, een combinatie van crosstraining (binnen), snelwandelen en traplopen (buiten). Om de twee dagen trek ik naar De Schorre, waar ik alle trappen omhoog loop en tussendoor snelwandel”, mailt Dirk Larosse (65).

Dit weekend is hij uitgeweest, vertelt hij aan de telefoon, hij heeft vijf uur staan dansen en is dan naar huis gegaan omdat hij krampen kreeg. “Ik moest op mijn bed gaan liggen. Toen voelde ik me wel eventjes oud. Maar de hele avond had me wel een zalig gevoel gegeven. Ik ga sowieso een keer per maand naar een muziekfestival van hard techno, niet echt een genre dat je verwacht bij een zestiger. En het leuke is dat ik daar door die jongeren ook niet echt op aangekeken word. Dat is soms wel het geval bij mijn garderobe. Ik kleed me als een twintiger – skinny of baggy ripped jeans, oversized T-shirts – en ik voel me daar goed in, maar ik krijg wel af en toe afkeurende blikken van mensen die vinden dat die outfits niet bij mijn leeftijd passen. Maar mensen die tussen twee lijntjes denken, vind ik dan weer oud, ook al zijn ze vaak jonger dan ik. Ik werk sinds een paar jaar ook als vrijwilliger op Tomorrowland. Fantastisch vind ik dat. Daar speelt leeftijd geen rol.”

“Niet dat ik geen verantwoordelijkheden heb. Ik werk nog, in de banksector, en heb gevraagd om dat nog een paar jaar langer te mogen doen. Het is ook financieel belangrijk, want ik ben alleenstaande vader van twee tienerjongens, allebei met autisme en eentje met nog eens ADHD erbij.”

“Sporten en uitgaan is niet alleen een manier om jong te blijven, ze zijn ook een noodzakelijke uitlaatklep als je 24/7 voor twee kinderen zorgt. Tegelijk vind ik het een persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover hen om in goede gezondheid te blijven. Als er met mij iets gebeurt, hebben ze geen back-up.”

“Maar los daarvan voel ik ook in het algemeen de connotaties die vasthangen aan leeftijd. Iemand die jong is, wordt gezien als flexibel en vooruitstrevend, iemand die wat ouder is, als vastgeroest, terwijl dat natuurlijk niet waar is. Maar hoe ouder je wordt, hoe meer je je waarde in de maatschappij moet bewijzen. Dus ik denk dat iedereen er wel jonger wil uitzien, en zich jonger wil voelen.”


Wat u, beste lezer, zit er bij u een groot verschil tussen uw officiële en gevoelsleeftijd? Mail ons!

Beluister ook:
Lees ook:


Dirk Larosse
Dirk Larosse. rr
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Ruzie maken over politiek? Neen, doen we niet meer. 


Op café of binnenkort op een communiefeest. Of gewoon op de trein. De kans is groot dat u het dezer dagen over politiek hebt. Passie en begeestering is tof, maar hoe houdt u het beschaafd? 

Getty
Doe uw huiswerk, een beetje research kan echt geen kwaad! Probeer te begrijpen in plaats van alleen maar gelijk te willen halen! Neem het niet persoonlijk en val die anderen ook niet persoonlijk aan! Verzorg uw argumenten en sla niet zomaar wat wartaal uit! Denk niet in kampen, maar in mensen! Doseer de alcohol aan tafel, of probeer!.
Tips voor de betere cafédiscussie over politiek, netjes verzameld in dit stuk.

Lees hier: