Direct naar artikelinhoud
Theater

Kostuumontwerper, geluidskunstenaar en decorbouwer geven de geheimen van hun vak prijs

Een scènebeeld uit de opera 'Pinocchio', met kostuums van Isabelle Deffin.Beeld Patrick Berger/ArtComPress

Theater en opera creëren hun eigen universum, gekneed en gevormd dankzij een hele rist creatievelingen in de schaduw van de schijnwerpers. Van decorbouwers over kostuumontwerpers tot geluidskunstenaars, stuk voor stuk zijn ze een essentiële radar in de fictie.

Isabelle Deffin (42): Kleermaker van ‘Pinocchio’

Française Isabelle Deffin woont in Parijs, maar ze ontwerpt en maakt kostuums voor theater- en operaproducties in binnen- en buitenland. Zo werkte ze mee aan de prestigieuze opera Pinocchio, een productie van festival Aix-En-Provence en De Munt. “Mijn opdracht start altijd met enkele gesprekken met de regisseur”, vertelt Isabelle. “Voor Pinocchio wilde regisseur Joël Pommerat geen romantisch kindersprookje creëren, maar een hedendaags verhaal met een rauw kantje. Hij wilde een wereld neerzetten van armoede en criminaliteit. Pinocchio moest een beetje stout zijn en gewelddadig, zeker in het begin.”

“Die setting hebben we gerealiseerd met een groep straatkinderen die voortdurend rondhangen op de scène. Ze zijn vuil, ze dragen kleren die hen niet goed passen. De grote uitdaging bestond erin om een onsympathieke Pinocchio te creëren. Dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Een jongetje ziet er snel schattig uit, je loopt het risico dat het publiek meteen gaat houden van een kind, alleen op de wereld. Bovendien wordt Pinocchio gespeeld door een vrouw.”

Isabelle DeffinBeeld RV - David Balicki

Pinocchio kreeg een te grote jas met een kap, die als een vogelverschrikker zijn lijf verhult. Zijn gezicht is spierwit, met vreemde, zwartomrande ogen. “Pinocchio is een pop, hij mocht er niet te menselijk uitzien. Zijn kleren zijn sjofel: bruin, grijs en rode accenten. Geen zwart, zo creëer je een gat.”

Om de outfit van de personages te creëren, mocht Isabelle gebruik maken van de stock van het gezelschap. Maar niet altijd kunnen bestaande kleren gebruikt worden. De fee heeft een jurk van twee meter, die maakte Isabelle zelf, net als de jurken van de hulpjes van de fee. Zij dragen gepimpte communiekleren.

‘Als kostuumontwerper help je acteurs en zangers om hun personage vorm te geven. Dankzij hun outfit transformeren ze in iets anders’
Isabelle Deffin

 “Als kostuumontwerper help je acteurs en zangers om hun personage vorm te geven. Dankzij hun outfit transformeren ze in iets anders. Bij elk kostuum moet je ook opletten dat de ontwerpen niet té veel aandacht opeisen. De mensen moeten het personage in de kleren zien, niet de kleren op zich.”

Scène uit ‘Pinocchio’.Beeld rv HOFMANN

“Naar de première toe ben ik wel wat bezorgd of de kostuums goed zijn, maar het blijft toch vooral afwachten of de productie als geheel in de smaak zal vallen. Ik ben er altijd bij op de première. Nadien nemen de kleedsters mijn taak over. Ze wassen de kleren en specifiek voor deze productie zien ze erop toe dat de outfits er niet te proper uitzien.”

Philippe Van de Velde (48): Vormgever en decorbouwer van Studio ORKA

Studio ORKA is gekend om zijn locatievoorstellingen, op stukken niemandsland tussen veld en bos, in ateliers en op het water. In hun succesvoorstelling Chasse patate, binnenkort op het TheaterFestival ergens in een bos in Grimbergen, zie je hoe de acteurs een huis proberen overeind te houden met touwen en balken, terwijl het dreigt weg te zinken in een moeras. Het huis hangt scheef, een oude Citroën en een piano zijn half weggezakt in de modder. 

“Onze voorstellingen beginnen vaak bij een beeld”, vertelt Philippe Van de Velde, decorbouwer en samen met Martine Decroos ook bezieler van Studio ORKA. “De inspiratie voor Chasse patate kreeg ik na een dag aan het strand met mijn zoon, hij stond op een bal die verdween in het mulle strandzand. Vanuit het idee van iets dat wegzinkt, zijn we beginnen brainstormen met de acteurs: wat kunnen we laten wegzinken? Een huis? Een frietkot? En uit dat wegzinken ontstaan nieuwe thema’s zoals verdriet en schuld. Daarna creëren we concrete verhaallijnen zoals de dood van een kind. Onze decors verbeelden vaak mentale werelden. Het stuk gaat over mensen die zich kost wat kost overeind houden, terwijl de grond onder hun voeten zompig wordt.”

‘Onze decors verbeelden vaak mentale werelden’
Philippe Van de Velde
Een scène uit ‘De spreeuw’ van Studio ORKA/Beeld Fred Debrock

Het huis bouwde Philippe samen met een team van freelancers, waaronder Kwint Manshoven. Heel indrukwekkend is hoe het gevaarte van vijf meter hoog compleet verdwijnt. “Er is een dwarse as waarop we het huis kunnen laten kantelen. De voorgevel rolt als een sectionaalpoort onder de voorscène. De zij- en achtergevels vouwen accordeongewijs toe. Alles moest passen in een put van één meter diep, door het grondwater konden we immers niet dieper graven.”

‘Soms moet je creatief te werk gaan om alles binnen je budget te realiseren. We werken veel met recyclagematerialen en spullen uit de kringwinkel’
Philippe Van de Velde, decorbouwer Studio ORKA

Philippe werkte voordien jarenlang in de decorbouw, wat een nuttige ervaring bleek. “Soms moet je creatief te werk gaan om alles binnen je budget te realiseren. We werken veel met recyclagematerialen en spullen uit de kringwinkel. We hebben ook een stock, maar die is beperkt, want stockeren kost geld. Enkel stukken waar we een band mee hebben houden we bij, zoals onze telegeleide haai of de kano waar je je benen door kan steken...”

Soms gaat het wel eens mis. De wanden van de put hebben het al begeven na overvloedige regenval. En tijdens een voorstelling in Duitsland moesten de acteurs luidkeels roepen om de machinerie te stoppen, toen de voorgevel verfrommelde bij het wegzinken.

Maar Philippe blijft zijn job fantastisch vinden. “Het is mooi om te zien hoe je decor tot leven komt tijdens een voorstelling. En hoe de kinderen helemaal mee zijn. Ik vind het ook belangrijk dat een decor geloofwaardig is. De fysica moet kloppen. Een keer hoorde ik een kind na afloop van de voorstelling vragen ‘gaan we nu nog naar het theater?’ Daarvoor doen we het.”

Decorbouwer en bezieler van Studio ORKA, Philippe Van de Velde, in het huis dat dreigt weg te zinken in het moeras.Beeld Greetje Van Buggenhout

Diederik De Cock (46): Geluidsontwerper bij Toneelhuis

In het Toneelhuis werkt Diederik vaak samen met Guy Cassiers. “Guy vertrekt steeds van een concept. Binnen dat kader is elke ontwerper - video, licht, geluid - vrij om weg te dromen, maar Guy kiest wel het gros van de ingrediënten, zoals een muziekgenre of een zangeres. Het kleine meisje van Meneer Linh brengt de wereld van een vluchteling en zijn dochter in beeld. Om die wereld op te roepen, ben ik op zoek naar een Oosterse melodie, een slaapliedje, dat we ook een Westers karakter kunnen geven of kunnen transponeren naar andere instrumenten. De muziek houd ik vaak sober en minimalistisch. Hoe minder melodie, hoe beter de tekst uitkomt.”

“Ik heb een voorliefde voor ambiancesferen, die ik opneem in de natuur. Als ik reis, neem ik altijd mijn opnameapparatuur mee. In Toscane hoorde ik ’s nachts eens toevallig een kort monotoon piepje van een beestje dat communiceerde met zijn broertje of zusje, dat even verderop net iets lager piepte. Dat eenzaam piepje in de nacht gaf een desolaat gevoel. Dat heb ik bijvoorbeeld gebruikt voor Bezonken rood.

Diederik De Cock, onderweg in zijn auto vol-gestouwd met opname- apparatuur, op zoek naar ambiancesferen die hij opneemt in de natuur.Beeld RV

“Ik gebruik ook veel elektronische storingsgeluiden - piepjes, kraakjes - die een vervreemdend gevoel opwekken. Of de organische nevengeluiden van een instrument. Ook sample ik vaak uit bestaande muziek, van klassiek tot elektronisch. Die samples bewerk ik met digitale effecten, zoals reverse: het effect van een platenspeler die in de andere richting draait. Het geluid wordt wazig en bij percussie krijgt de klank een dreigend karakter.”

‘Ik heb een voorliefde voor ambiancesferen, die ik opneem in de natuur. Als ik reis, neem ik altijd mijn opnameapparatuur mee’
Diederick De Cock, geluidsontwerper Toneelhuis

“Met al deze bouwstenen maak ik tijdens de repetitie een collage op de tekst. Ik neem alle dialogen apart op, zo kan ik mijn soundscape erop monteren. De meest intense week is die voor de première. Er wordt op dat moment het meest geschrapt en veranderd. Ik moet dan vaak tot laat in de nacht doorwerken, tot de pre-generale. En dan laat ik mijn ontwerp los. Als de regisseur tevreden is, is dat het punt waar ik afstand neem van mijn werk. Als ik zelf mee op tournee ga, blijft het geluid in collagevorm. Dan kan ik het laten groeien met de voorstelling.”

“Op locatie moet je inventief zijn. Zo heb ik tijdens het festival van Avignon al oplossingen moeten zoeken om snerpende krekels te overstemmen. Het hielp niet om de micro van de acteurs luider te zetten, want het geluid van de krekels werd mee versterkt. Die microfoons zijn heel gevoelig. Tot er een zwerm kraaien de boom kwam ingevlogen en de beestjes stil werden. Dus ik ben dan snel op zoek gegaan naar het geluid van krijsende kraaien, om het even door de speakers te laten loeien.”

Het kleine meisje van Meneer Linh speelt vanaf 28/9 in de Bourla, Antwerpen.