woensdag 26 september 2018 - Nieuws
camera closecorrect Verwijs ds2 facebook nextprevshare twitter video

Mensen van Belang: Alicja Gescinska - filosofe

“De wereld is echt een slechte plek en de mens is geen fraai beest”

Ze is de rusteloosheid zelve, Alicja Gescinska (37). De jonge Pools-Vlaamse filosofe kan letterlijk en figuurlijk niet stilzitten: “Als ik met het ene project bezig ben, denk ik al aan het volgende”, zegt ze. Tegelijkertijd speelt diezelfde rusteloosheid haar ook parten, vooral wanneer donkere wolken doorheen haar denkende brein trekken. “Geluk wordt fel overschat”, aldus de schrijfster. “De default position van de mens ís niet gelukkig zijn. En wat mezelf betreft: ik denk dat iemand die de dingen overdenkt, het sowieso lastiger heeft. Bovendien ben ik ook al vaak geconfronteerd geweest met lijden, met ziektes, met afscheid. De dood zit constant in mijn achterhoofd.”

Door Geert Op ’t Eynde

Met een brede glimlach zwaait Alicja Gescinska de deur open van haar mooie herenhuis in de rustige bossen van Beerse. Een glimlach die niet verraadt dat de jonge filosofe de voorbije week amper geslapen heeft. “Mijn vijfjarig zoontje Nathanael heeft in het ziekenhuis gelegen”, zegt Alicja. “Alles begon twee weken geleden met buikpijn; de huisarts dacht dat hij buikgriep had. Maar het beterde niet, waarna gedacht werd aan een blaasontsteking omdat hij moeilijk kon plassen. De pijn werd echter steeds erger, en antibiotica hielpen niet. Toen hij op een dag niets anders meer deed dan overgeven, zijn we naar de spoeddienst gegaan. Daar kwam al snel het verdict: een geperforeerde appendix, die op zijn beurt een buikvliesontsteking had veroorzaakt. De situatie was zeer ernstig; twee uur later is Nathanael met spoed geopereerd. Het heeft aan een zijden draadje gehangen, de artsen zeiden dat we niet veel later hadden moeten komen…”

Aan Nathanael zelf is gelukkig niets meer te merken. De guitige jongeman zit in de belendende keuken op de laptop naar YouTube-filmpjes te kijken, samen met zijn broers Eliasz (6) en Tadeusz (1). “In het Engels”, vertelt Alicja. “Dat is de voorwaarde om naar YouTube te mógen kijken, omdat ze dan een andere taal leren. Vind ik erg belangrijk. Zelf spreek ik Pools met mijn kinderen, en mijn man Steven doet het in het Nederlands. Op die manier willen we onze zonen toch al op jonge leeftijd wat talen bijbrengen.”

Zelf moest Alicja op zevenjarige leeftijd óók een nieuwe taal leren, noodgedwongen. Het gezin Gescinska vluchtte immers in 1988 vanuit het communistische Polen naar het vrije Westen; eindbestemming België. Samen met haar ouders en twee zussen vertrok Alicja in zeven haasten, bijna alles achterlatend. “We gingen zogezegd op vakantie naar Frankrijk”, aldus Alicja. “Ik weet nog dat onze knaloranje Wartburg werd volgeladen, en de volgende herinnering die ik heb, was dat toen we net vertrokken waren, ik me omdraaide en de grijze appartementsblokken vaarwel wuifde, de vrijheid tegemoet. De eerste grens, de Pools-Duitse grens aan de Oder, vond ik echter ontzettend teleurstellend.”

 

Waarom?

“Wel, mijn vader had gezegd dat we voorbij de Oder in een heel ander land zouden terechtkomen. Maar alles zag er precíes hetzelfde uit. Daarna herinner ik me de ‘echte’ grens, die tussen Oost- en West-Duitsland. Héél onaangenaam... Het was al donker, er werd in het Duits over en weer geroepen, we moesten uitstappen en werkelijk de héle wagen werd doorzocht en leeggehaald. Ik herinner me nog dat mijn moeder in het handschoenenvakje een klein juwelenkistje had gelegd, met daarin enkele gouden ringen. Die heeft ze nog snel over haar vingers kunnen schuiven voor we aan de grens waren. En daarna herinner ik me meteen Brussel.”

Waar jullie terechtkwamen in het Klein Kasteeltje. Hoe hebt u dat als jong meisje ervaren?

“Ik ben er niet door getraumatiseerd of zo. Maar als kind besef je wel dat het geen normale thuis is. Er waren allemaal kleine kamertjes met ijzeren bedden, en een gemeenschappelijke refter. En dan natuurlijk een heleboel mensen waarvan je ziet dat ze er niet echt thuishoren…”

Maakte die situatie u ongelukkig?

“Nee, dat niet. Je hoopt natuurlijk wel dat het een tijdelijke situatie is; je wil daar zeker niet blíjven wonen. Maar er ging in zekere zin ook een wereld voor ons open. Zo was het dagelijkse gespreksonderwerp met mijn zussen wat we die dag zouden drinken. Want er was Coca-Cola en Fanta én Sprite. (lacht) Ik had er ook een vriendinnetje, er was een leuk tweedehandswinkeltje met kleren - dat te duur was voor mijn ouders -, én we gingen ook naar school. In het Nederlands, terwijl haast alle andere kinderen naar de Franstalige school gingen.”

Drie maanden later konden jullie terecht in een klein huisje in het Oost-Vlaamse Lede. Maar uw ouders moesten helemaal onderaan de ladder beginnen: in Polen waren ze beiden ingenieur; hier moesten ze aan de slag als werkman en poetsvrouw. Wat deed dat met hen?

“Mijn ouders hebben nooit geklaagd, dat is ongelooflijk. Zij waren zo dankbaar dat zij hier een leven kónden opbouwen. Mijn vader heeft nooit ook maar enige wrok gekoesterd omdat hij in België ‘maar’ een werkman was. Hij deed alles wat er van hem gevraagd werd, met de glimlach. En m’n ouders waren ook gewoon heel erg blij dat wij hier school konden lopen. Ikzelf besefte als kind wel dat we onderaan de ladder stonden. We moesten een sober leven leiden, en er was nergens geld voor. Maar we hebben ook niet die armoede gekend dat we bijvoorbeeld de elektriciteitsfactuur niet konden betalen, of dat we onze kleren niet konden wassen. We hebben, ondanks de weinige middelen die mijn ouders hadden, altijd eten op tafel gehad.”

Waarom ontvluchtten jullie Polen? Was het gevaar zo acuut?

“Onze vlucht had twee redenen. Ten eerste waren er periodes in het communistische Polen waarin er zeer veel repressie was. Je had totaal geen recht op een eigen mening, en een grapje over een communistische leider kon zelfs tot ware martelpraktijken leiden. Was er dus gevaar? (denkt na) Als je in de pas bleef lopen, als je je lid maakte van de partij, kon je het vrij goed volhouden. Maar dat zag mijn vader niet zitten. Kortom, een eigen leven ontplooien, was in Polen destijds onmogelijk. En een tweede reden voor ons vertrek was de slechte relatie van mijn vader met zijn eigen vader. Hij heeft zelfs tegen zijn ouders gelogen dat we zouden vertrekken, ook zij dachten dat we op reis gingen. Pas in Brussel heeft m’n vader gebeld om te zeggen dat we niet meer zouden terugkeren.”

 © VRT FRED DEBROCK

U moest als kind in een nieuw land letterlijk op zoek naar een nieuwe identiteit. Dat moet een hele klus geweest zijn.

(knikt) “Ik kreeg veel vragen van mensen. Waar ik vandaan kwam, met die vreemde naam van mij. Waarom we hier waren, en of ik het hier leuk vond. Wel, daardoor begon ik me zélf af te vragen waarom we hier waren, en of het hier wel leuk was. Dat zijn erg grote issues voor een zevenjarig meisje. Ik heb daardoor heel lang heel veel moeite gehad met het besef dat ik hier niet thuishoorde. Mijn thuis was immers Polen. Maar toen ik 14 was, zijn we eens teruggegaan naar ginder. En toen we aankwamen in het dorpje van mijn grootmoeder, met onze Belgische nummerplaten, kreeg ik nét dezelfde vraag als in België: waar ik vandaan kwam. Dat was een moment waarop ik besefte: ik ga nooit een plek hebben die ik ‘thuis’ kan noemen. Die hunkering naar een échte thuis blijft tot op de dag van vandaag; ik ben werkelijk ontheemd.”

Is het in die tijd ook dat uw liefde voor de filosofie haar kiem heeft?

“Ik denk van wel. Ik was als kind al een vragensteller. Bijvoorbeeld tijdens de godsdienstles, had ik steevast een vraag klaar. ‘Waarom was Jezus niet zwart?’, bijvoorbeeld. Of: ‘Wilde God niet liever een dochter in plaats van een zoon?’ (lacht) Dat soort dingen. De anderen vonden dat domme vragen, terwijl ik ze essentieel vond. Maar om nu te zeggen dat ik ervan droomde om filosoof te worden… (denkt na) Ik hád gewoon heel erg weinig dromen. Ik heb heel lang het gevoel gehad dat de teerling voor mij geworpen was: ik lag ergens in het onderste laatje en ik zou daar blijven. De zoon van een notaris wordt notaris, de dochter van een acteur wordt actrice. En ik, een kind van arbeiders, zou mijn draai moeten vinden in het arbeidersmilieu. Dus ik heb nooit grote dromen gehad. Zelfs toen ik mij inschreef aan de universiteit van Gent, dacht ik: ‘Allez, wat doe jíj nu?’”

Toch doctoreerde u in de filosofie. Als vrouw in een door mannen gedomineerde academische wereld. Hoe ervaart u dat?

“Ik ervaar dat als een feit, nog stééds. Want sommigen denken dat er al veel veranderd is, maar dat is het niet. We leven nog steeds in een door mannen gedomineerde wereld. En dat geldt niet enkel voor mijn vak, maar voor haast alle sectoren. In academische kringen kán je er gewoon niet naast kijken. Als je alleen maar al kijkt naar de verhouding mannelijke/vrouwelijke professoren… En de filosofie is dan ook nog een domein waarin het nóg slechter gesteld is op het vlak van gendergelijkheid. Ik heb maar van één vrouw les gehad, van alle vakken die ik in die vier jaar gehad heb. Ach, historisch gezien wordt de man nog steeds aanschouwd als de intellectueel, de grote creator.”

Hoe gaat u daarmee om?

“Tja, ik heb niet veel meer keuze dan dat als feit te erkennen en te betreuren. Want eigenlijk is het barbaars. Ik denk dat we, om die historische context te corrigeren, bepaalde stappen moeten ondernemen. Sommigen spreken dan over quota, maar ik weet ook dat dat een heel moeilijk punt is. Een vrouw moet in de eerste plaats gekozen worden om haar capaciteiten. En ja, die vrouw kan zwanger worden en een tijd wegvallen. Maar samen met de moederkoek na de bevalling, vloeit de intelligentie niet weg, hé. We moeten proberen om die vrouwen aan boord te houden.”

U schreef al meerdere essays en boeken over filosofie; kan ik stellen dat schrijven uw leven is?

“Ja, ik heb geen probleem met die omschrijving.” (lacht)

Nochtans noemt u schrijven “lastig, frustrerend en pijnlijk”.

“Maar dat is het leven ook, dus dat valt mooi samen.”

U vergelijkt zichzelf ook graag met Sisyphus. Heeft u zó’n zwaar leven?

“Wel, geluk wordt fel overschat. De default position van de mens ís niet gelukkig zijn. We leven in de meest comfortabele tijden, maar als je ziet hoeveel ellende er is, corruptie, noem maar op: de wereld is echt een slechte plek en de mens is géén fraai beest. (denkt na) Het leven is ook constant een soort van afscheid nemen. Wij beseffen waarschijnlijk als enige diersoort dat we ooit zullen sterven, dat we élke dag dat we leven een dag dichter bij ons einde zijn. Het leven ís nu eenmaal moeilijk en onaangenaam, met veel lijden. En gelukkig zijn maakt daar af en toe deel van uit. We zouden daar veel vaker dankbaar om moeten zijn, om dat beetje geluk. In plaats van het als een vanzelfsprekendheid te zien dat we op deze wereld geworpen werden om gelukkig te zijn. En wat mezelf betreft: ik denk dat iemand die de dingen overdenkt, het sowieso lastiger heeft. Ik ben bovendien al vaak geconfronteerd geweest met lijden, met ziektes, met afscheid.”

Zoals het afscheid van uw vader, in 2010. Klopt het dat u pas op zijn sterfbed voor het eerst tegen hem hebt gezegd dat u hem graag zag?

“Twee maanden voor zijn dood, ja. Toen de diagnose van pancreaskanker gesteld werd, vier maanden voor hij stierf, was het mijn voornemen om het hem eindelijk eens te zeggen. Maar toen heeft het nog twee maanden geduurd voor ik het over mijn lippen kreeg. Zo moeilijk was dat voor mij. (denkt lang na) Ik heb tijdens zijn leven mijn vader niet voldoende graag gezien. Hij verdiende veel meer dan hij van mij heeft gekregen, ik kon een betere dochter geweest zijn. Ik heb me dan ook voorgenomen dat dit mij niet meer zal overkomen, dus ik zeg dagelijks tegen mijn kinderen dat ik hen graag zie. Soms tot vervelens toe.” (lacht)

Sinds het overlijden van uw vader leeft u zelf met de dood in het achterhoofd, zo vertelde u ooit in een interview.

“Ja, dat manifesteert zich op verschillende manieren. Toen hij ziek werd, kwam de gedachte al in me op: wat zou er gebeuren als ik ziek zou worden, wat als ik zou sterven? Dat flitste constant door mijn hoofd. En kort na mijn vaders dood werd mijn moeder ziek: óók kanker; borstkanker. Zij heeft het gelukkig wel overleefd, maar we moesten opnieuw door een periode van ziekenhuisbezoeken, chemokuren en bang afwachten. En… (is lang stil) Het klinkt misschien vreemd, maar ik ben ervan overtuigd dat ik ook kanker zal krijgen. Het is maar een kwestie van tijd; ik hoop alleen dat ik niet meer te jong zal zijn. Ach, het klinkt allemaal waarschijnlijk veel fatalistischer dan het is, want het is niet dat ik doodongelukkig ben of zo, maar… (opnieuw stilte) Ja, ik ben me er elke dag van bewust dat ik op een dag ga sterven, ik ben daar op een heel intense manier mee bezig.”

 Luc Daelemans

Kan u dan nog wel vrijuit leven, als die gedachte aan de dood constant door uw hoofd spookt?

“Nog meer dan anders. Echt, méér dan anders. Ik ben me er zózeer van bewust dat de tijd wegtikt, dat ik hem niet zomaar vergooi. Mensen vragen me vaak hoe het komt dat ik zo productief ben. Wel, ik denk dat het daardoor is. Als ik nu niet schrijf wat ik moet schrijven, zal het er misschien nooit meer van komen. Uitstel is dan misschien afstel.”

Bent u bang om ouder te worden, om te sterven?

“Om ouder te worden niet. Ik kijk daar zelfs naar uit. Ik hóóp dat ik op een dag een tachtigjarige vrouw zal zijn met haar grijze haren in een dotje. Ik zou het ook heel tof vinden om mijn kleinkinderen te leren kennen. Maar ik ben wél bang om ziek te worden. Kanker, ja…”

Het was ook in de periode waarin uw vader ziek was, dat u uw filosofisch werk ‘De Verovering Van De Vrijheid’ schreef. Is vrijheid ons allerhoogste goed?

(resoluut) “Nee. Het is iets essentieels, iets wat we moeten beschermen, maar het is zeker niet het allerhoogste. Vrijheid begrepen als de afwezigheid van inmenging en beperking door anderen wordt altijd als iets positiefs gezien: hoe meer je ervan hebt, hoe beter. Maar dat ís niet zo. Soms ben je bijvoorbeeld beter af met minder vrijheid maar wel met meer veiligheid. Neem nu een weide met schapen waar een troep wolven omheen cirkelt: zijn die schapen beter af zonder hekken - en dus met meer vrijheid - of zijn ze beter af met die beperkende omheining? Dus: vrijheid kan een vloek zijn en kan zelfs je ondergang betekenen. Wat niet wegneemt dat een bepaalde vrijheid essentieel is om je te kunnen ontplooien als mens. Dat je de vrijheid hebt om te geloven wat je wil, de vrijheid om je te verenigen, om kritisch te zijn, om je emoties te tonen, enzovoort. Maar is vrijheid het hoogste goed? Nee, iemand die álles gaat inzetten op vrijheid, delft zijn eigen ondergang.”

Het boek heeft ook een ondertitel: ‘Van Luie Mensen, De Dingen Die Voorbijgaan’. Wat heeft u tegen luie mensen?

“Ik heb niets tegen luiheid als het begrepen wordt als recreatie. Natuurlijk moeten mensen zich kunnen ontspannen. En natuurlijk moet een kind zich kunnen vervelen, in die zin dat je niet alles van a tot z invult. Maar waar ik tegenin ga, is het verlummelen van de tijd. Albert Camus beschrijft het ook: hij heeft het over een personage dat erwten van de ene schaal naar de andere verlegt en dan terug. Zó’n leven, een leven waarin je enkel patience speelt, is geen goed leven. Dan kun je op het einde niet zeggen dat je een goed mens bent geweest.”

U bent zelf van nature erg rusteloos. “Ik kan nooit zen zijn”, liet u ooit optekenen. Sommige mensen zouden daarvoor in therapie gaan, of nemen medicatie.

“Is het waar? (lacht) Tja, het klopt, ik bén rusteloos. Als ik met het ene project bezig ben, denk ik alweer aan het andere. Ach, ik heb in de loop der jaren leren omarmen dat ik zo ben. Maar ik kan het niemand aanraden.” (lacht)

U hebt drie zoontjes, Eliasz (6), Nathanael (5) en Tadeusz (1). Lijken zij fel op hun moeder?

“Ik hoop van niet. (lacht) Als ik naar mijn kinderen kijk, vind ik ze zó mooi en zo lief, dat ik me afvraag hoe ze ooit uit mij gekomen kunnen zijn.”

Over kinderen gesproken: u heeft nog steeds de lappenpop uit uw kindertijd, Zuzia.

“Ja, dat klopt. Ik heb haar vandaag trouwens nog gezocht in de verhuisdozen, want we wonen hier nog maar een maand. Ja, die pop zal ik voor altijd bijhouden. Het is één van de weinige tastbare herinneringen die ik nog heb van mijn kindertijd in Polen.”

Waarmee we aan het einde van dit gesprek opnieuw bij het begin zijn aanbeland.

“Ja. Ik heb ook nog een paar kinderfoto’s, een paar tekeningen uit de kleuterklas en een kinderdiploma. Ik zou niets daarvan kunnen wegdoen, ze zijn het enige wat ik nog heb uit die tijd. Die dingen staan symbool voor iets wezenlijks.”

Alicja Gescinska is op 5 november spreker op de Limburg Lezing in de aula van de UHasselt (Campus Hasselt, Oude Gevangenis, Martelarenlaan 42). Aanvang 18 uur.

Wie is Alicja Gescinska?

  • Werd geboren op 19 september 1981 in Warschau (Polen)
  • Vluchtte in 1988 op 7-jarige leeftijd met haar ouders en twee zussen naar België
  • Studeerde in 2007 af in de Moraalwetenschappen aan de Universiteit Gent
  • In 2011 verscheen haar filosofisch werk ‘De Verovering Van De Vrijheid’ en dat jaar zette ze ook haar eerste zoon op de wereld
  • Promoveerde in 2012 tot Doctor in de Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent
  • In 2013 zag haar tweede zoon het levenslicht, drie maanden later verhuisde het gezin naar de VS waar Gescinska onder meer onderzoek deed aan Princeton University en werkte aan Amherst College
  • In 2016 verscheen haar debuutroman ‘Een Soort Van Liefde’, waarmee ze de Debuutprijs won (2017). Ze keerde na drie jaar in de VS terug naar België, ze maakte het Canvas-programma ‘Wanderlust’ en haar derde zoon werd geboren
  • Is getrouwd met vertaler Steven Lepez en heeft drie zonen, Eliasz (6), Nathanael (5) en Tadeusz (1)
  • Woont in Beerse

“Muziek kan ons beter maken”

Op 2 oktober brengt Alicja Gescinska een nieuw filosofisch werk uit: ‘Thuis In Muziek, Een Oefening In Menselijkheid’. “Het boek gaat over het morele belang van muziek”, zegt Gescinska. “Dat is een vraagstuk dat in de hedendaagse tijd veel minder aan bod komt, net alsof mensen het niet meer durven te behandelen. Zeker in de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen er verhalen naar boven kwamen van nazi’s die overdag verschrikkelijke dingen deden en dan ’s avonds doodleuk naar een concert van Wagner gingen, hadden veel denkers zoiets van: muziek en moraliteit hebben niets met elkaar te maken. Terwijl ik denk dat er wél een link is, maar natuurlijk is die niet zo rechtlijnig dat als je naar een Bach-concert gaat luisteren, je als een betere ziel weer naar buiten komt. Maar om nu te zeggen dat het géén effect heeft op ons begrip van de wereld en op onze moraliteit, vind ik te kort door de bocht. Neem nu fado (een Portugese zangkunst, geo): daar zit een hele geschiedenis in vervat van een land, van pijn, van lijden. Maar ook in klassieke muziek, of het nu om Bach of de Stabat Mater gaat, waarin een moeder haar kind verliest: daar zit zoveel historische, maar ook menselijke kennis in. Als je je daarvoor openstelt en écht luistert naar wat die muziek vertelt, dan stel je je open voor een ander mens, want die muziek is gemaakt door een mens. Het is dat wat onze empathie versterkt. En empathische mensen zijn noodzakelijk voor een betere wereld. In die zin kan muziek ons beter maken. Wat niet wegneemt dat er ook musici zijn die slecht zijn. De Franse moraalfilosoof Vladimir Jankélévitch zegt het heel mooi, vind ik: “Muziek ontwapent de harten, op voorwaarde dat je een hart hebt.” (geo)

‘Thuis In Muziek, Een Oefening In Menselijkheid’ van Alicja Gescinska ligt vanaf dinsdag 2 oktober in de boekhandel 

Lees meer

Aangeboden door onze partners

Nieuwe Video's

Nog meer nieuws