Direct naar artikelinhoud

Wes Anderson dient aloude clichés en stereotypen op... over katten

Wellicht had u er al iets over gehoord, maar de critici hebben gelijk. Isle of Dogs dient simplistische stereotypen en clichés op. Lekker makkelijk, regisseur Wes Anderson, om als buitenstaander een diverse groep zo verschrikkelijk eendimensionaal af te schilderen.

Isle of DogsBeeld RV

Ik heb het hier niet over de al dan niet ‘cultural appropriation’ van Japan, waarvan Anderson beschuldigd wordt - dat is een veel ingewikkelder zaak. Ik bedoel dat zijn film de zoveelste cinematografische demonisering is van de kat.

Let op: honden zijn in Isle of Dogs ‘’s mans beste vriend’. Als je de titel hardop uitspreekt, zeg je nota bene ‘I love dogs’. Zelfs de meest gemene van de roedel hoofdpersonen heeft een hart van goud.

Poezen daarentegen, zijn door Anderson tot een visueel symbool gemaakt van een misdadig regime. De kwaadaardige burgemeester is gek op prints van kattenkopjes en bij politieke bijeenkomsten hebben de aanhangers steevast een kat op schoot.

Anderson knipoogt naar een lange traditie: filmhelden hebben nu eenmaal honden, terwijl filmschurken – van Don Corleone (The Godfather) tot Blofeld (James Bond) –  een poes hebben. En er is nog een opvallend verschil tussen honden en katten in films, blijkt uit een schitterend video-essay van Jacob T. Swinney: Cats Die Funny, Dogs Die Sad. Waar de dood van honden als Old Yeller als een tragedie wordt gepresenteerd, worden katten in films voor de grap geëlektrocuteerd of versnipperd. Of ze ontploffen. ‘Catrifice’ noemt schrijfster Anne Billson het in haar boek Cats on Film. Ze leggen het loodje in horrorfilms, worden door schurken vermoord om te onderstrepen hoe slecht ze zijn en wie een vriendelijk monster in huis neemt, kan ze maar beter niet alleen laten met de spinnende viervoeter (Shape of Water, Stranger Things, Alf).

Waar heeft het dier dat toch aan te danken? Ligt het aan de kat zelf? Ze gaan immers eigenwijs hun eigen gang waardoor het minder makkelijk is je aan ze te hechten. Ze sluipen sneaky rond op hun fluwelen voetjes. ‘Ze hebben toch negen levens’, (dixit Peter Griffin in Family Guy). Niet voor niets waren ze de favoriete sidekick van heksen. 

Dit maakt katten dankbaar kanonnenvlees voor filmmakers. En juist Anderson heeft dat cliché altijd al omgedraaid. Het was The New Yorker in 2012 opgevallen dat hij in zijn films steeds honden over de kling jaagt, vaak voor het komische effect. ‘Haat Wes Anderson honden?’, peinsde Ian Crouch.

Prompt overleefde de hond Andersons volgende film, The Grand Budapest Hotel, en was het de kat die te pletter stortte.

Toeval? Of is Isle of Dogs dan zijn definitieve goedmakertje voor hondenliefhebbers? In dat geval kan ik niet wachten op zijn excuses aan de kat.