Direct naar artikelinhoud
Column

Misschien kan de bedenker van The Simpsons me weer voorzien van enige hoop

Daan Heerma van Voss.Beeld Bob Van Mol

Daan Heerma van Voss is schrijver.

Een benauwde rode zon komt op achter de palmbomen. De hele nacht heb ik, de pelgrim, wakker gelegen, in dit matige hotel in Los Angeles. De bak met ijsklontjes heb ik zien smelten, de airconditioning bromt onregelmatig. In deze ‘buurt’, eigenlijk een verzameling betonnen fastfoodhokken, matrassenwinkels en hair salons, vind je geen voetgangers, alleen auto’s, taxi’s, soms een zwerver die een winkelwagentje voortduwt, langs billboards die nieuwe blockbusters aankondigen, veelal hier, in deze stad opgenomen.

De goeroe die ik straks bezoek, is Matt Groening, bedenker van The Simpsons (1989-heden), een van de eerste cartoons die de Amerikaanse neiging tot extremen ridiculiseerden, de inmiddels universele obsessie met roem en rijkdom, alles of niets. Misschien kan Groening me weer voorzien van enige hoop. Maar tot ik hem ontmoet, zwoeg ik in de fitnesskamer van het hotel, op een fiets, starend naar een scherm, keeping up with the Kardashians. Of ik hang rond in de lobby, hopend op een goed gesprek met iemand die ik niet zal begrijpen. Of lig ik, zoals nu, te kijken naar het einde der tijden, uitgesmeerd over wel honderd televisiezenders.

Bruce Willis

Allereerst is er de groteske politieke schizofrenie: op CNN wordt Trumps overleg met Kim hevig bekritiseerd, op Fox wordt het opgehemeld. Aangezien ik in geen van beide kampen thuishoor, schakel ik naar kanaal 58, waar Die Hard wordt vertoond; Bruce Willis heeft altijd gelijk. The Simpsons kom ik nergens tegen. Teruglopende kijkcijfers. Naar verluidt is de serie te soft voor deze tijdgeest. Alarmerende weerberichten flitsen voorbij; hoosbuien, overstromingen, bosbranden. En tussen alle programma’s door zie ik eindeloos veel reclames voor geneesmiddelen; tegen erectieproblemen, urineverlies, vermoeidheid, rugpijn, allergieën, allerhande kwaaltjes en pijnen. Hoe langer we leven, hoe banger we zijn voor de dood.

In het vliegtuig keek ik naar een documentaire van iemand die per vliegtuig de wereld rondreist om te zeggen dat we echt geen fossiele brandstoffen meer moeten gebruiken

Bij elke wandeling die ik maak valt het plastic op, de honderden flesjes en verpakkingen die achteloos zijn weggegooid. In het vliegtuig zag ik Al Gores nieuwe documentaire, die wederom over het broeikaseffect gaat, over wat we onze wereld aandoen. In het vliegtuig keek ik dus naar een documentaire van iemand die per vliegtuig de wereld rondreist om te zeggen dat we echt geen fossiele brandstoffen meer moeten gebruiken. Hoofdschuddend keek ik naar beelden van de plasticsoep, terwijl ik een chocolade soufflé uit een bakje at en een flesje water opdronk, tevreden dat ik zo betrokken was dat ik deze documentaire had verkozen boven Star Wars deel 18. Het cynisme hiervan ontdekte ik pas later. Te laat.

Dan, juist wanneer ik vrees te stikken, is de laatste etappe van de pelgrimstocht aangebroken, per taxi, naar Matt. Ons gesprek is helder, amicaal, kort. Na onze laatste handdruk kijkt hij vanaf het balkon van zijn peperdure hotel naar het strand – ‘Kijk eens naar het water. Onderzoeken wijzen uit dat dat het meest vervuilde water ter wereld is. De duurste huizen, het goorste water.’ Hij begint hartelijk te lachen. De goeroe heeft het laatste woord – hij die het absurde weet te omarmen, is werkelijk onkwetsbaar.