Direct naar artikelinhoud

Kleinere kans op recidive als behandeling beter is afgestemd op zedendelinquent

Het inschatten van de kans op herhaling bij zedendelinquenten kan beter, stelt nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld Corinne Dettmeijer. Het recidiverisico kan verlaagd worden als de behandelmethode beter aansluit bij de behoeften van de zedendelinquent. Een rekenmethode uit de verzekeringsbranche kan hierbij een helpende hand bieden.

Een patiënt met begeleider in een GGZ-instelling.Beeld anp

Doordat niet altijd juist wordt ingeschat of zedendelinquenten opnieuw in de fout kunnen gaan, krijgen ze niet altijd de goede behandeling opgelegd. Daardoor ontstaat het risico dat een dader nogmaals in de fout gaat, terwijl dat met de juiste behandeling voorkomen kan worden. Dat stelt de nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen, Corinne Dettmeijer, in een vandaag gepubliceerd rapport.

Recidiverisico

Dettmeijer analyseerde voor haar onderzoek 234 strafzaken tegen verdachten van seksueel geweld tegen kinderen uit 2012 en 2013 en sprak onder meer met de instanties die moeten beoordelen hoe groot het recidiverisico is, zoals de reclassering. Ze staan voor een lastige taak, schrijft ze: de rechter en de officier van justitie vragen van deze deskundigen een toekomstvoorspelling, terwijl 'mensen niet heel goed zijn in het doen van toekomstvoorspellingen.'

Van alle zedendelinquenten in Nederland gaat 12 procent opnieuw in de fout. In algemene zin geldt: hoe hoger het risico, hoe zwaarder de behandeling. Toch krijgen plegers aan wie geestelijk minder schort, soms een te zware behandeling opgelegd. 'Daders met een laag risico worden hier niet beter, en soms zelfs slechter van', schrijft Dettmeijer. Een probleem is volgens haar ook dat rapporteurs, reclasseringswerkers, officieren van justitie en rechters niet altijd dezelfde taal spreken bij het vaststellen van risico's. Wat de een een laag risico vindt, kan een andere deskundige heel anders opvatten.

Wat de een een laag risico vindt, kan een andere deskundige heel anders opvatten

Ook speelt mee dat deskundigen die de rechter en het Openbaar Ministerie adviseren over een verdachte, zich niet altijd uitspreken over de kans op herhaling bij een zedendelinquent. Omdat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling, mag hij een onderzoek naar zijn geestelijke gesteldheid weigeren. Dat deed bijvoorbeeld Michael P., die na een dubbele verkrachting in 2010 nu vastzit voor betrokkenheid bij de dood van Anne Faber. Tijdens haar vermissing verbleef hij in een forensisch psychiatrische afdeling, Aventurijn Roosenburg in Den Dolder.

Actuariële methode

Deskundigen krijgen, hoewel ze een weigeraar wel mogen observeren, vaak onvoldoende inzicht in iemands psyche. De rechter wil of durft als gevolg mogelijk geen tbs op te leggen. Om toch meer inzicht te krijgen, zou Nederland volgens Dettmeijer vaker gebruik moeten maken van de actuariële methode - populair in onder meer de VS, Engeland en Australië. 'Niemand wil dat zedendelinquenten opnieuw slachtoffers maken. En toch gebruiken we in Nederland nu niet alles wat beschikbaar is om die kans zo klein mogelijk te maken', stelt Dettmeijer.

De actuariële methode wordt onder meer gebruikt in de verzekeringsbranche om in de toekomst te kunnen kijken. In het geval van zedendelinquenten weegt een korte vragenlijst gebeurtenissen uit iemands verleden en leidt daaruit af hoe groot de kans is op herhaling. De Static-99-methode kijkt bijvoorbeeld naar eerdere veroordelingen voor seksueel geweld. Ook speelt een rol of een verdachte de laatste jaren met iemand heeft samengewoond. Is het antwoord nee, dan komt hij in een hogere risicoschaal terecht.

Het ministerie van Veiligheid en Justitie ziet in het rapport 'interessante aanknopingspunten voor beleid'. Een woordvoerder laat aan het ANP weten: 'Het voorspellen van menselijk gedrag is razend ingewikkeld, dus elke bijdrage daaraan is welkom.' Een verdere reactie is aan het nieuwe kabinet, zegt hij.

Dit schreven we eerder over de dood van Anne Faber en de discussie over tbs voor zedendeliquenten

'De gedachte dat mensen gevaarlijk zijn omdat ze een stoornis hebben en dat, als je die stoornis verhelpt, zij niet meer gevaarlijk zijn, is een misvatting gebleken,' betoogt psychologe en onderzoeker bij De Forensische Zorgspecialisten, Wineke Smid.

De man die verdacht wordt van het doden van Anne Faber zei eerder trots te zijn op de verkrachting van minderjarige meisjes. Hoe het kan dat Michael P. geen tbs kreeg, is de vraag die door het land gonst sinds het lichaam van Faber werd gevonden.

Met de vondst van het lichaam van Anne Faber is donderdagavond een einde gekomen aan dertien dagen van zoeken in bossen en vijvers, met de inzet van tientallen politiemensen, militairen, vrijwilligers en honden. Het was verdachte Michael P. die de politie woensdagavond wees op de plek waar naar Faber moest worden gezocht.

De samenleving moest 'zo lang mogelijk' tegen Michael P. worden beschermd, oordeelde de rechtbank in 2011 in een dubbele verkrachtingszaak. Maandag werd de destijds veroordeelde man alweer opgepakt op verdenking van betrokkenheid bij de verdwijning van Anne Faber. Wat ging er mis? 

Ruim tweeduizend tips kreeg de politie te verwerken sinds Anne Faber elf dagen geleden verdween. Daaronder talloze complottheorieën, bewezen verzinsels en goedbedoelde suggesties om vooral eens te gaan kijken bij dat ene ecoduct of in dat rare leegstaande gebouw. Hoe schat je die op waarde?

Den Dolder is wel wat gewend, vanwege de forensisch psychiatrische kliniek in de omgeving. Maar dat daar een man werd aangehouden die betrokken zou zijn bij de verdwijning van de 25-jarige Anne Faber is het gesprek van de dag. 'Ik ga al lang het bos hier niet meer in.'