Direct naar artikelinhoud
Boekenrecensie

Javier Marías recycleert er weer heerlijk op los in ‘Berta Isla’

De Madrileense schrijver Javier Marías.Beeld BELGAIMAGE

Ook in Berta Isla verweeft Javier Marías open en bloot tekstfragmenten van andere schrijvers en laat hij zijn personages daarop kauwen. Zo geeft hij oude vragen nieuwe glans.

Volgens Harold Bloom gaan veel schrijvers gebukt onder de angst dat hun werk zich niet genoeg onderscheidt van dat van hun voorgangers. De Amerikaanse literatuurwetenschapper verzon er een mooie term voor: anxiety of influence. Maar schrijvers kunnen zich ook behoorlijk op hun kop laten zitten door hun eigen werk. García Márquez is er zo een. Na Honderd jaar eenzaamheid (1967) was hij als de dood dat hij zijn publiekslieveling zou plagiëren. Om het niet zo ver te laten komen, had hij maar liefst acht jaar nodig: in 1975 verscheen de weerbarstige opvolger De herfst van de patriarch.

Javier Marías (67) lijkt nergens last van te hebben. Dat kun je al zien aan titels als Een hart zo blank, De zwarte rug van de tijd, Jouw gezicht morgen en Zo begint het slechte, die hij stuk voor stuk uit het werk van Shakespeare plukte. Ook in zijn romans zelf maakt de Spaanse schrijver er geen geheim van dat hij graag teruggrijpt naar schrijvers als Stevenson, Rilke, Cervantes en Shakespeare (zijn grote favoriet).

Berta Isla is voor de verandering een titel uit eigen koker. Maar ook in deze roman verweeft Marías open en bloot tekstfragmenten van andere schrijvers en laat hij zijn personages daarop kauwen en herkauwen, onthullend als deze citaten lijken te zijn voor gedachten en gebeurtenissen waarop zij greep proberen te krijgen. De belangrijkste zijn afkomstig uit T.S. Eliots ‘Little Gidding’ (deel 4 van Four Quartets), zoals deze prachtige versregels: ‘We die with the dying: / See, they depart, and we go with them. / We are born with the dead: / See, they return, and bring us with them.’

‘Little Gidding ‘kwam ook al voor in een andere roman van Marías (Jouw gezicht morgen). Dat geldt ook voor Kolonel Chabert, de novelle van Balzac die Marías eerder opvoerde in De verliefden, de roman waarmee hij hier een paar jaar geleden eindelijk doorbrak. In Berta Isla lijkt Kolonel Chabert zelfs model te hebben gestaan voor de plot, al zou het ook goed kunnen zijn dat de kiem ligt in ‘Het lied van Lord Rendall’, een schitterend verhaal dat Marías zo’n dertig geleden schreef.

In ‘Berta Isla’ lijkt ‘Kolonel Chabert’ van Balzac zelfs model te hebben gestaan voor de plot

Beide teksten gaan over een dood gewaande militair die zich na vele jaren als een donderslag bij heldere hemel weer aandient bij zijn weduwe, die inmiddels een heel nieuw leven heeft opgebouwd.

Geheime dienst

Berta Isla is een net iets ander geval. Ze hoort jarenlang niets van haar man Tom, die voor de Britse geheime dienst werkt. Op een gegeven moment wordt hij officieel doodverklaard, al is zijn lichaam nooit gevonden. Maar bij Berta komt het niet van hertrouwen en een nieuw leven, het blijft bij een paar kortstondige relaties. Toch spreekt het ook in haar geval niet vanzelf dat haar huwelijk een doorstart krijgt wanneer haar man ineens weer terug is in Madrid en voor haar deur staat.

Deze onzekerheid kondigt zich al aan in de omineuze openingswoorden van de roman: ‘Een tijdlang was ze er niet zeker van of haar man wel haar man was.’ Niet alleen had Berta twaalf jaar lang niets van Tom vernomen, ook was hij in de jaren dat ze nog wel samen waren steeds meer een vreemde voor haar geworden. Wat deed hij voor werk? Waarom mocht zij hem daar niets over vragen? Zelfs op de vraag waarom hij na zijn studie in Oxford voor de geheime dienst was gaan werken, krijgt ze geen antwoord.

Toms Britse carrière lijkt veel op die van Jacques Deza, die in Allerzielen vertelt over de twee jaar dat hij als gastdocent in Oxford zat en in Jouw gezicht morgen na jaren weer terugkeert naar Engeland om daar door tussenkomst van de bejaarde hispanist Peter Wheeler te gaan werken voor de Britse geheime dienst. In Berta Isla heeft Wheeler opnieuw een bemiddelende rol: zijn student Tom wordt spion en raakt onder meer betrokken bij operaties tegen de IRA en bij de Falkland-oorlog.

De overeenkomsten gaan nog verder. Jacques en Tom hebben dezelfde leidinggevende, de ietwat ordinaire, aantrekkelijke maar als het erop aankomt meedogenloze Bertram Tupra. En net als Jacques beschikt Tom over een speciale gave die hem buitengewoon interessant en nuttig maakt voor de Britten: hij heeft een uitzonderlijk groot imitatietalent en een joekel van een talenknobbel.

Wat weten we van elkaar? Wat weten we van onszelf? Wat is de impact van de dingen die we weten en de dingen die we niet weten op ons leven?

Wie Marías’ vorige romans kent, zal dus veel bekends tegenkomen in Berta Isla. Zelfs het vrouwelijk vertelperspectief is niet nieuw: dat had de Madrileense schrijver al beproefd in De verliefden. Hierin werd al duidelijk dat hij ook vrouwen laat denken en vertellen in die uitgesponnen, uit duizenden te herkennen innerlijke monologen waarmee Marías’ personages zichzelf en hun wereld proberen te duiden en doorgronden.

Nieuw is dat de begin- en einddelen van Berta Isla in de derde persoon worden verteld. Maar ook die hoofdstukken onderscheiden zich stilistisch en thematisch niet van de hoofdstukken met Berta Isla’s indringende herinneringen aan de tijd waarin ze haar man gedurende lange periodes moest missen.

Wat weten we van elkaar? Wat weten we van onszelf? Wat is de impact van de dingen die we weten en de dingen die we niet weten op ons leven? Wat betekenen de mensen die er niet meer zijn nog voor ons? Het zijn maar een paar van de oude vragen die meesterrecycler Marías opnieuw glans geeft in Berta Isla.

Javier Marías, ‘Berta Isla’, Meulenhoff, 573 p., 24,99 euro. Uit het Spaans vertaald door Aline Glastra van Loon.Beeld RV