zondag 20 januari 2019 - Veldrijden
camera closecorrect Verwijs ds2 facebook nextprevshare twitter video

“Het was allemaal een kwestie van lef”, vertelt De Bie. “Ik trainde er zelfs nooit op.”Kris Van Exel

Veldrijden
Zondag Wereldbeker in Pontchâteau 

Danny De Bie schreef in 1989 geschiedenis in Pontchâteau

De man die zijn volk over balkjes leerde springen

Vóór hem deed niemand het. Na hem deed iedereen het. In hetzelfde Pontchâteau waar Van Aert en Aerts straks om de Wereldbeker strijden, schreef Danny De Bie dertig jaar geleden veldritgeschiedenis. 45 centimeter hoog lagen de balkjes. Sinds jaar en dag gingen alle renners er lopend over. Tot De Bie op het WK bewees dat het anders kon. Een revolutie in de cross. “Er was sprake van de reglementen te veranderen. Ik haalde er te veel voordeel uit.”

Roland Liboton was er nog bij. “Maar hij was op zijn retour en gaf op na een ronde of twee.” De Zwitsers stuurden een legioen toppers. “Wreeë mannen, die Zwitsers.” Maar de absolute topfavoriet was Adrie van der Poel. “De schoonzoon van Poulidor. Zelfs de Fransen waren bang voor hem.” Danny De Bie weet het dertig jaar later nog allemaal. Toen de veldritwereld eind januari 1989 naar Pontchâteau afreisde voor het WK, was hij hooguit een dichte outsider. “Ik had dat jaar wel mijn crossen gewonnen”, herinnert De Bie zich. “Maar wereldkampioen worden? Ik dacht er aanvankelijk niet aan. Na twee rondes ben ik speciaal op kop gaan rijden. Niet met de gedachte van te winnen. Alleen omdat ik later tenminste zou kunnen zeggen dat ik ooit helemaal vooraan had gereden op een WK.”

Maar hij wordt die dag dus wel wereldkampioen. Op een onvergetelijke manier. Op het gevaar van een manke vergelijking: als Fosbury met zijn ‘flop’ en LeMond met zijn triatlonstuur voor historische ijkpunten in hun sport tekenden, dan tekent Danny De Bie die zondag in ’89 voor een klein, klein ijkpuntje in het veldrijden. Op het parcours liggen op een drietal plaatsen balkjes. De Bie doet er iets wat nog nooit vertoond was. “Het verhaal begon bij de verkenning op vrijdag”, zegt hij anno 2019 nog steeds met zichtbaar genoegen. “Ik had onmiddellijk in de gaten dat de omloop mij op het lijf geschreven was. Het was goed weer, alles lag er droog bij, het was een snel rondje en - vooral - er lagen balkjes. Die balkjes hadden maar één grote reden: het parcours moeilijker maken. Alle renners zouden er te voet staan. Zo was dat toen. Zag je balkjes, dan sprong je van de fiets. Je wist als veldrijder bijna niet beter. Iedereen liep.”

“Speciaal om mij te kloten hebben ze die balkjes toen zelfs nog verhoogd”, aldus De Bie. Watson

Iedereen behalve één man. De Bie: “Ik zag direct dat ik er met fiets en al over kon springen. Dat zat er van jongs af aan in. Ik had altijd over grachten gesprongen, veel fietsen kapot gereden ook, maar al spelende had ik veel geleerd. Al die vrijdag sprong ik los over die balkjes.”

10 centimeter extra

Nog voor het WK gestart is, gaat de noviteit van De Bie rond. De Franse organisator vindt het maar niks. Eén renner dreigt plots een groot voordeel te hebben. De Bie: “’s Avonds hebben ze dan speciaal om mij te - mag ik dat zeggen? - kloten die balkjes verhoogd. Er kwam een plank bij. 35 centimeter werd 45 centimeter.” Het verhaal wil dat hij dat in de late uren te weten kwam en nog snel-snel in de nachtelijke donkerte terugkeerde om te ontdekken of hij er nog steeds over kon springen. “Dat zou kunnen. Het motiveerde mij alleen maar. Als ze dachten mij te dwarsbomen met hun gepruts aan het parcours, dan ging ik hen iets laten zien. Nu zou ik er zeker over springen.”

De rest is geschiedenis. De Bie - met paardenstaart - start nog verschrikkelijk slecht. “Ik kwam als twintigste uit de eerste bocht.” Maar bij elke passage aan de balkjes speelt hij zijn grote troef uit. Hij rijdt waar alle anderen lopen. Van der Poel zal later zeggen dat hij “de beste in koers was”. Maar De Bie neemt bij de balkjes telkens tien tot twintig meter afstand. Vijf ronden lang kan Van der Poel het kloofje telkens weer dichten. Tot de veer breekt. Het is een regelrechte sensatie, niet in het minst bij de honderdduizenden Belgen die op hun tv zien hoe die vreemde capriolen ervoor zorgen dat de regenboogtrui voor het eerst in vijf jaar weer voor een landgenoot is. “Vooral dat gaf de doorslag”, denkt De Bie vandaag. “Want om eerlijk te zijn: ik had in het verleden nog al over balkjes gesprongen. Zelfs als amateur. Alleen: toen werden er misschien zes crossen per jaar uitgezonden. En lang niet in elke cross lagen balkjes. Op het WK zag plots iedereen wat ik kon.”

Zo was dat toen. Zag je balkjes, dan sprong je van de fiets. Iedereen liep. Maar ik zag direct dat ik er met fiets en al over kon springen Danny DE BIE

Voor de foto vragen we Danny De Bie of hij het vandaag, op zijn 58ste, nog altijd zou kunnen? “Ik ga er niet aan beginnen”, lacht hij. “Het zou ferm kunnen tegenvallen.” Maar poseren kan wel. Zelfs met een authentieke wollen regenboogtrui. Er wordt een fiets bovengehaald en met een plank improviseert hij in zijn tuin een balkje. Zijn slippers houdt De Bie gemakshalve aan. Ook als we zijn vriendin van achter het raam even later druk zien gebaren of hij “niks anders aan zijn voeten kan doen”. De gewezen wereldkampioen laat haar betijen. “De mensen moeten me maar pakken zoals ik ben”, zegt hij. We vermoeden dat hij complexloos bedoelt.

Merkwaardige carrière

“Ik deed altijd mijn goesting”, gaat De Bie verder. Die eigenzinnigheid had hij niet alleen in Pontchâteau. Ze verklaart ook zijn merkwaardige carrière. De Bie werd pas prof op zijn 27ste. “Voordien wilde ik gewoon niet. Een prof moest leven als een pater. Terwijl ik een hekel had aan trainen. Ik ging liever vissen en vogels vangen.” Aan talent nochtans geen gebrek. Als junior is De Bie naar eigen zeggen de eerste renner die in hetzelfde jaar zowel voor het WK op de weg als voor het WK veldrijden wordt geselecteerd. Sowieso zou hij op de weg altijd meer dan zijn streng trekken. Bij zijn ploeg SEFB rijdt hij als veldrijder nog aan de zijde van Tchmil en Johan Bruyneel. “Wat Van Aert nu doet, deed ik toen al. Na het veldritseizoen ging ik nog even door op de weg. Ik heb de Ronde van Vlaanderen uitgereden. 270 kilometer. Zonder te trainen.” Zelfs in de allerlaatste Bordeaux-Parijs, een wedstrijd over 600 kilometer, is hij erbij. “Opgegeven op minder dan 50 kilometer van de finish. Daar heb ik nog altijd spijt van.” Maar zijn hart zou al snel helemaal bij het veldrijden liggen. Bij zijn allereerste WK bij de profs wordt De Bie meteen tweede. Later zullen nog drie Belgische titels volgen, waarna hij pas in 2000 op zijn veertigste zal stoppen met crossen. “Maar een tweede wereldtitel zou er niet meer komen. Pontchâteau bleef uniek.”

Onorthodoxe techniek

We bekijken op YouTube de beelden van 1989. Het fragment is bijzonder kort, maar toch lang genoeg om te zien welk monsterlijk voordeel De Bie ronde na ronde puurt uit zijn kunstje. Waarom kon alleen hij dat? De Bie haalt de schouders op: “Dat moet je vragen aan al die anderen die het niet deden. Ik weet wel dat Van der Poel het nooit gekund heeft, ook de jaren nadien niet.” Voor zichzelf ziet hij één grote reden. “Het was allemaal een kwestie van lef”, zegt hij. “Niks anders. Je moest het durven. Denk niet dat er in mijn tuin balkjes lagen. Ik trainde er nooit op.”

Nog opvallend: vandaag vliegen ze haast over de balkjes, de techniek van De Bie anno 1989 oogt behoorlijk onorthodox. Zijn fiets raakt bij elke passage de planken. Hij knikt: “Vandaag gaan ze er in snelheid over. Ik wipte mijn voorste wiel erover, en dan maar zien of het achterste wiel achterna kwam. Het zag er wat aardig uit. Maar eens je het onder de knie had, was dat ook efficiënt. Het belangrijkste was dat je ketting en kamwiel de plank niet raakten. Gebeurde dat toch, dan had je stukken.” Laconiek: “Ik ben ook veel gevallen. Maar niet in Pontchâteau.”

Hij is er voor de rest van zijn leven mee geassocieerd, weet De Bie. Met zijn wereldtitel én met zijn kunstje. “Ook al blijf ik er tot vandaag bij dat dat niet de enige reden is dat ik wereldkampioen werd”, zegt hij stellig. “Ja, er lagen balkjes. Maar daarnaast lagen er op het parcours ook nog 3.000 meter zonder balkjes. Daarop was ik ook de rapste.“ Maar hij weet tegelijk dat het zijn eigen schuld was. “Op de crossen toen troepten de mensen samen waar de balkjes lagen. Daar viel iets te beleven. Ik stelde ze nooit teleur. Zelfs als ik er geen voordeel uit haalde, sprong ik. Je moet de mensen toch iets gunnen?”

Ook al zou zijn acrobatentruuk de volgende jaren massaal navolging krijgen. “Na mij kon ook Herijgers het af en toe”, besluit De Bie. “En eenmaal Wellens en Nys doorbraken, werd het de normaalste zaak. Vandaag kan echt iedereen het. Je bent een sukkelaar als je niet springt. En zeggen dat er na mijn wereldtitel zelfs even sprake was om de reglementen te veranderen. Springen zou niet meer mogen. Het is er gelukkig nooit van gekomen. En maar logisch ook: het is toch veldrijden en geen veldlopen?”

Lees meer

Aangeboden door onze partners

Nieuwe Video's

Nog meer nieuws