Direct naar artikelinhoud
Column

Mensen écht bekeren tot het vegetarisme doe je zo

Anaïs Van Ertvelde.Beeld Illias Teirlinck

Anaïs Van Ertvelde is historica en podcaster bij Vuile Lakens. Elke twee weken schrijft ze in Zeno over lichamen, seks, macht, kwetsbaarheid en verzet.

“Ze gaat altijd klein blijven zo. Niet al te slim worden.” De schoolpoortmoeder zet een stap of twee achteruit en trekt haar dochter, mijn klasgenootje, tegen zich aan. Bezorgd dat ik haar zal infecteren met mijn nieuwbakken vegetarisme. “Wel, kleine, niet al te slimme kinderen lijken ons een gemak in huis”, maken mijn ouders zich er met een grapje van af. Ze vragen zich ook af waar hun zevenjarige het idee vandaan heeft gehaald, maar tegenover de buiten­wereld sluiten ze de rangen. 

Het zijn bon vivants: ook als er weinig geld is, vinden ze manieren om twaalf gasten en een tafel te vullen met duivelse niertjes en Lancashire hotpot, gamba’s op z’n Grieks en door mijn vader geklopte, door mijn moeder getolereerde, sabayon. Bij vegetarisme dachten ze aan de hippievrienden die zich tien jaar eerder tot de macrobiotiek bekeerden. “Daar zat je dan op een wijnkist, want stoelen hadden ze niet. Maar wijn serveren, ho maar. Nee, zuur appelsap en één pot zeewiersoep voor iedereen. In een hooikist bereide gierst die tussen je tanden knarste van de halfgaarheid.”

Bij vegetarisme dachten mijn ouders aan hun hippie-vrienden. ‘Wijn serveren, ho maar. Nee, zuur appelsap’

Zulke van levensvreugde ontdane taferelen zouden ze mij besparen, hoewel dat niet gemakkelijk was. Medio jaren 90 lagen er in de reguliere supermarkten geen vleesvervangers in de verstoog. Ik heb heel wat tot vegetarische burgers geboetseerde bonen en noten verzet. Op restaurant talloze spekjes uit salades gepulkt. Sceptisch naar een tekort zoekende huisartsen getrotseerd. Mijn grootouders de gordijnen in gejaagd – wat kon de traiteur nu in hemelsnaam voor mij op de kouwe plat leggen? Asperges uit blik? Blokjes pêche? Ik bleef rustig, intuïtief volharden. 

Predikers

Rutger Bregman schreef in een stuk voor De Correspondent waarom hij op z’n 29ste stopte met het eten van vlees: ‘Waarom was ik zolang blind voor iets wat veel twaalfjarige meisjes intuïtief begrijpen?’ Al ging die intuïtie verder dan ‘dieren zijn lief’. Ik hield een lijstje bij met redenen om vegetarisch te zijn: het milieu hield me wakker, de grootschaligheid van de vleesindustrie vond ik niet kloppen. Over dat lijstje hield ik wijselijk mijn mond; niemand wordt graag bekeerd door een prediker. Bekeren doe je beter door mensen heerlijk eten voor te schotelen, zo had ik thuis geleerd. En dat deed ik ook, jaar na jaar. 

Tegenwoordig nader ik de leeftijd waarop mensen vragen wat er sinds mijn jeugd veranderd is. Die is blijkbaar voorbij verklaard, mijn jeugd. Generatie Z is nu aan zet. “Smartphones”, zeggen mijn vrienden. “Internet.” “Facebook.” Je kunt hen moeilijk ongelijk geven, maar ik denk altijd: eten. Ergens begin jaren 2000 merkte je de impact van voedselschandalen, tegen 2009 lazen mensen openlijk Dieren eten van Jonathan Safran Foer, en in 2017 heeft voor het eerst niemand mij een konijn genoemd. 

Ergens begin jaren 2000 merkte je de impact van voedselschandalen, tegen 2009 lazen mensen openlijk 'Dieren eten' van Jonathan Safran Foer, en in 2017 heeft voor het eerst niemand mij een konijn genoemd

Uit historisch onderzoek blijkt maar al te goed dat wat we collectief eten – en niet eten – veel te maken heeft met hoe we onszelf presenteren, met wat we belangrijk vinden, maar ook met onze angsten. Lang niet iedereen is vegetarisch, en dat hoeft ook niet, maar er is een bewustzijn gegroeid over de impact van onze consumptie- en productiepatronen. Verre van genoeg, zullen voorvechters zeggen. Toch echt anders, zeg ik. Voor wat nostalgische anekdotes waard zijn, liggen heel wat eters niet van dezelfde dingen wakker als toen ik kind was.