© Walter Saenen, RR

Alice Toen (93) blikt terug op carrière, maar denkt nog lang niet aan stoppen

In juli wordt ze 94, maar geen haar op het hoofd van Alice Toen dat denkt aan ophouden. Vorige week blikte de Antwerpse actrice in het Fakkeltheater terug op haar leven en carrière. Binnenkort maakt ze grote sier in de VTM-serie De Kot-madam. “Zolang mijn geheugen me niet in de steek laat, blijf ik ervoor gaan.” CittA ging op schoot bij de leading lady van de Vlaamse acteursgilde.

Peter Briers

Nog voor het gesprek begint, laat Alice Toen warme drank aanrukken. Zelf neemt ze thee, in de hoop daarmee sneller verlost te raken van de hoest die haar al dagen parten speelt. “Ach, zo erg is het allemaal niet”, relativeert ze. Klagen ligt niet in haar natuur. Veel liever praat de Antwerpse actrice over het geluk dat haar te beurt valt: 93 is ze intussen, maar zowel op als naast de bühne nog altijd alive and kicking. Vorige week nog vertelde ze in een uitverkocht Fakkeltheater honderduit over haar leven. “Dat idee leek me wel wat. Directeur Sam Verhoeven hapte meteen toe. Het is een combinatie geworden van praten én zingen, onder begeleiding van Pol Vanfleteren. Dat mijn derde opvoering – net als de eerste overigens – plaatsvond in het Fakkeltheater, was geen toeval. Dat theaterhuis is in mijn carrière altijd belangrijk geweest.”

© Walter Saenen

De naamloze voorstelling opent op de dag van haar geboorte en laat het doek vallen na een anekdote over de bevrijding van ons land na de Tweede Wereldoorlog. “Ik vertel maar een fractie van mijn leven, anders zou het een heel lange voorstelling worden. Of ik daarmee aanstuur op een vervolg? Niets is uitgesloten. Als het ooit zover zou komen, speel ik graag weer in Antwerpen.”

Ze woont al jaren in Dilbeek, maar dat doet niets af aan haar affectie voor de metropool. “Mijn moeder was afkomstig van Hoboken, maar mijn vader vond dat maar een boerengat”, lacht Alice. “Hij voelde zich een echte sinjoor. Thuis moesten mijn zus Mady en ik voortdurend schakelen tussen het Hobokens en het Antwerps. We raakten het als kind snel gewoon. Lang hebben we trouwens niet in Hoboken gewoond, met dank aan mijn vader. Hij nam ons vaak mee naar de stad. We maakten er wandelingen, gingen wafels eten bij Van Hecke in de Nationalestraat en als klap op de vuurpijl kregen we van hem een kledingstuk uit een van de winkels op de De Keyserlei. Die uitstapjes vonden we fantastisch.”

Geuren

Het contrast met de aangeboren soberheid van haar moeder was groot. “Haar ouders runden een boerderij met koeien, duiven en katten. Dat had ook voordelen: we speelden er in de tuin, plukten kruisbessen en sliepen op de zolderkamer, waar tijdens de winter de appelen lagen te drogen. Die geur vergeet ik nooit meer. Tijdens de zomer kregen we een muntblad mee, om de muggen op afstand te houden. Mijn interesse in geuren is nadien nooit meer verdwenen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog konden we geen kant op. Dan liep ik naar het Centraal Station om er de geur van de treinen op te snuiven. Treinen stonden voor mij synoniem aan reizen, wat ik altijd graag heb gedaan.”

Na een korte tussenstop op het Kiel – “als Beerschot een goal maakte, kregen we extra zakgeld” – verkaste het gezin naar het Antwerpse Zuid. “Wonen in de De Burburestraat, dat waren voor mij de mooiste jaren in de stad. Ik heb altijd van die buurt gehouden. Hoe vaak ben ik in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten niet gaan kijken naar de kunstwerken van Rubens? Ik raakte begeesterd door de manier waarop hij vrouwen portretteerde. Op woensdagnamiddag ging ik met Mady pootjebaden in het water rond het standbeeld op de Lambermontplaats.”

“Ons huis stond vlak bij de Hippodroom, een imposant gebouw waar alle grote circusgezelschappen optraden. Soms konden we de leeuwen horen brullen. Door toedoen van Jaak De Vocht, die er werkte, hebben mijn zus en ik er eens mogen zingen tijdens een repetitie. We traden destijds al op onder de naam De Toentjes. Mady was een alt, ik een sopraan. Onze stemmen matchten.”

De oorlog bracht armoede. Zingen werd een noodzaak. “We hadden het financieel niet breed”, herinnert ze zich. “Mady en ik – op dat moment allebei tieners – bleven optreden, soms in schuilkelders. Het kon niet anders, we hadden geld nodig. We zongen in het heetst van de strijd, terwijl de bommen vielen. Vaak werden we betaald in natura: bloem, suiker of chocolade.”

© Walter Saenen

De Droomfabriek

Dat ze vandaag vijf talen beheerst – Nederlands, Engels, Duits, Frans en een aardig mondje Spaans spreekt – heeft ze te danken aan haar vader. “Hij was een klerk, maar hij wilde altijd hogerop. Ook voor zijn twee dochters was hij ambitieus. Veel van onze leeftijdsgenoten volgden snit en naad, maar hij stuurde ons naar de handelsschool voor een opleiding steno en dactylo. Eén dag na de bevrijding trokken mijn zus en ik naar de Herbosch Building aan de Antwerpse kaai, waar toen het Engelse leger kantoor hield. ‘We zijn twee zussen, we kunnen typen in vier talen én we kunnen zingen. Wat kan je voor ons doen’, vroegen we aan de Port Commandant. We werden meteen aangenomen.”

“Op een dag liep mijn zus de man van haar leven tegen het lijf en was het over en uit met De Toentjes. Ik wilde nadien absoluut het theater in, zocht een parttime job en volgde op zaterdag les op het conservatorium bij Luc Philips in Mechelen. Van hem heb ik de stiel geleerd. Ik wilde maar één ding: carrière maken en in de belangstelling staan.”

Huisje, tuintje, boompje: in tegenstelling tot haar zus heeft Alice het er nooit op gewaagd. “Toch heb ik op mijn manier veel kinderen helpen opvoeden”, zegt ze stellig. “In de jaren zeventig, toen ik samen met Dries Wieme als dramaturge mee aan de wieg stond van de Brusselse Jeugd en Theater-Werkgroep, schreef ik stukken voor vroege tieners over onderwerpen die toen compleet taboe waren. Weglopen van huis of leven met gescheiden ouders: allemaal ‘verboden’ thema’s, maar ik maakte er toch maar mooi een toneelvoorstelling van. Dat heeft bij veel jongeren iets losgemaakt.”

© Walter Saenen

© Walter Saenen

Het zegt iets over de manier waarop ze als actrice en als mens in het leven staat: gretig als het moet, hartelijk als het kan. “In de jaren tachtig heb ik er via De Droomfabriek van Bart Peeters voor gezorgd dat twintig tieners uit Kroatië in België konden optreden. Ze zijn terug naar huis gereden met een buslading eten. Later ben ik uitgeroepen tot ereburger van Karlovac. Dat maakte me wel fier.”

Trots is ze ook op de oprichting van het Mechels Miniatuur Teater, midden de jaren vijftig. Onder haar leiding groeide het MMT uit tot een toneelhuis met internationale allures. “Als oprichtster en directrice koos ik zelf de stukken die werden gespeeld. Ik maakte daarbij gebruik van de talen die ik kende. Ik ging langs bij Eugène Ionesco in Parijs en Sir Laurence Olivier in Londen. Ionesco stemde ermee in dat ik al zijn stukken zou vertalen. Bij Olivier ben ik zelfs zonder afspraak binnengewandeld. Ken ik u, vroeg hij. Waarop ik zei: nee, maar ik ken u wel.”

© Walter Saenen

Hoogtepunt

Haar carrière bondig samenvatten is onbegonnen werk. De toneelgezelschappen waarmee ze heeft samengewerkt, zijn even talrijk als de langspeelfilms en tv-series waarin ze de laatste decennia te zien was. “Ik heb meegespeeld in Familie, Thuis, Lili en Marleen en Zone Stad”, zegt ze voor de vuist weg. “Het zijn er te veel om op te noemen. Mijn favoriet was Witse, waarin ik Annie Rietsma heb vertolkt. Toch blijven ze me vooral aanspreken als Albertine van Familie, tot in het buitenland toe. Onlangs hebben ze me gevraagd of ik wilde mee-spelen in De Kotmadam, als de moeder van de kotmadam zelf. De kijker kreeg die nog nooit te zien. Binnenkort komt ze voor het eerst in beeld. En wie speelt de moeder? Ik, natuurlijk. Voor zo’n rolletje mogen ze me altijd bellen.”

Ook het theater blijft lonken, al wordt het er fysiek niet makkelijker op. “In 2011 heb ik nog een mooie rol mogen spelen in het Arsenaal in Mechelen, dat toen uitpakte met Drie Zusters van Anton Tsjechov. Dat was min of meer mijn laatste krachttoer. Eerst een aantal opvoeringen in het Arsenaal zelf, later een heleboel reisvoorstellingen. Dat zou ik nu niet meer kunnen. Het spelen zelf is geen probleem, maar de verplaatsingen worden er op mijn leeftijd wat veel aan.”

© Walter Saenen

Wat is voor Alice het hoogtepunt uit haar lange carrière? “Dat was de voorstelling Charlotte, over een vrouw van honderd jaar die heel haar leven uit de doeken doet”, zegt Alice vastberaden. “Die productie heb ik van 2007 tot 2016 liefst 125 keer gespeeld.

Superlatieven

Veelzijdig, getalenteerd en charismatisch: tijdens een rondvraag bij collega’s uit het vak vallen alleen maar superlatieven. Marleen Merckx (60), Simonneke uit de Eén-soap Thuis, prijst vooral het sterke geheugen van Alice. “In 2004 speelde zij een gastrol in Thuis”, zegt Marleen. “Ze was toen al tachtig, maar ik herinner me nog haar fenomenaal sterke geheugen. Je moet het toch maar doen. Dat ze nu nog altijd graag acteert, zie je in één oogopslag. Je hoeft maar naar haar pretoogjes te kijken om te weten hoeveel plezier het vak haar nog schenkt.”

Marleen Merckx zag Alice Toen ook aan het werk in de monoloog Charlotte. “Ik was onder de indruk van de manier waarop ze die vrouw gestalte gaf: heel mooi, heel waardig. Dat is Alice ten voeten uit.”

Lize Feryn (25), met wie Toen in 2015 de set deelde in de Vlaamse fictiereeks Voor wat hoort wat, hoopt het net zo lang te kunnen uithouden als haar Antwerpse collega. “Als iemand mij tijdens de opnamen gezegd zou hebben hoe oud Alice was, zou ik het niet geloofd hebben. De enorme toewijding waarmee zij elke scène benaderde, dat vond ik bewonderenswaardig. Ik hoop dat ik als actrice even lang mag meegaan als zij, als het even kan graag met dezelfde jeugdige uitstraling en manier van leven. Want één ding is duidelijk: ze is helemaal mee met haar tijd. Haar eigen Facebookpagina spreekt wat dat betreft boekdelen.”

© Walter Saenen

Geen manager

De reacties doen Alice zichtbaar deugd, al is ze de eerste om alles te relativeren. “Ik vind mezelf maar een middelmatige actrice”, zegt ze streng. “Ik weet perfect wat ik kan en niet kan. Wat niet wegneemt dat ik het leuk heb gevonden dat ik zo nu en dan als actrice gevierd werd. Desondanks ben ik, denk ik, altijd bescheiden gebleven. Zo heb ik bijvoorbeeld nooit een manager gehad. Ik ben daar redelijk slordig in geweest en was altijd snel tevreden. Als ik een wagen had, kleren kon kopen, een appartement kon betalen en af en toe eens op reis kon gaan, was ik blij.”

© RR

In juli wordt ze 94, al is leeftijd voor haar meer een getal dan een toestand. “Zolang mijn geheugen meewil, wil ik theater blijven doen. Laat dat geheugen me op een dag toch in de steek, zal ik verstandig genoeg zijn om ermee op te houden. Sowieso heb ik qua leeftijd iedereen al geklopt. Ik ben de langst spelende actrice van Vlaanderen. En als mijn dag ooit komt, hoop ik dat het op de scène mag gebeuren. Dat zou helemaal het einde zijn.”