Direct naar artikelinhoud

Hoe de individualisering in het kieshokje een definitieve doorbraak beleefde

Het grote ideaal is bij de kiezer verdwenen. Zijn stem gaat naar de partij die goed voor hem is, analyseert Martin Sommer. Het is de definitieve doorbraak van de individualisering in het kieshokje. Jouw houtkachel is mijn astma, jouw auto mijn fijnstof.

De tijd van de grote partijen is voorbij, zei Lodewijk Asscher in zijn reactie op alweer verlies voor de Partij van de Arbeid. Het was het understatement van de avond. De grootste partij van het land, de VVD, haalde woensdag minder dan 900 duizend stemmen. Dat neemt niet weg dat de neergang van de PvdA hét spektakel blijft. In 2006 haalde de partij nog 23 procent van het totaal, in 2010 15,7 procent, in 2014 ruim 10 procent en deze woensdag 7,4 procent. Optimisten zien de partij opkrabbelen ten opzichte van de laatste Tweede Kamerverkiezingen. Wie wat verder kijkt, bijvoorbeeld over de grens, weet dat deze adembenemende neergang het eind van een groot verhaal bezegelt.

Dat geldt ook en relatief nog sterker voor de SP van Lilian Marijnissen. PvdA en SP: altijd dodelijke concurrenten geweest, allebei partijen van de glorieuze toekomst en van het morgenrood. Wat ooit collectief was, samen optrok en een belofte vertegenwoordigde, is nu verpieterd. Niemand heeft het meer over de verheffing van de onderklasse. Ook de PvdA niet; de laatste PvdA'ers vertrekken naar GroenLinks.

De spiegel daarvan zijn de lokale partijen, grote winnaars van deze verkiezingen. Ze zijn heel verschillend, maar géén grote verhalen, dat hebben ze allemaal gemeen. Niemand zit meer op grote verhalen te wachten. Vandaar de breed gevoelde irritatie over de debatten tussen de landelijke partijleiders. Nooit eerder klonken hun standpunten over de gemene dividendbelasting of goed onderwijs zo schril. De troef van de lokalen: meer contact met de bevolking, inzet voor stoeptegels, minder Haagse beloften. Deze verkiezingen markeren de definitieve doorbraak van de individualisering.

Het grote aantal lokale lijsten noemen we op z'n Haags versnippering, met negatieve bijklank vanuit bestuurdersoptiek. Maar ieder zijn eigen partij, is niet anders dan ieder z'n eigen merk schoenen of spijkerbroek. De partij van mijn keuze moet bij mij passen en niet zoals vroeger andersom. Het geldt voor alle partijen die zichtbaar zijn op de bijgevoegde kaart, dus lokalen en PVV maar ook D66 en GroenLinks. Kiezen is een gedeeld, persoonlijk levensgevoel. De vraag bij uitstek van geïndividualiseerde politiek is: wat doet die partij voor mij? Lokale kiezers, die samen de grootste partij uitmaken, delen het levensgevoel van de PVV en, misschien verrassend, van het CDA, dat ergens halverwege lokale en landelijke politiek gesitueerd moet worden en daar zeker bij gemeenteraadsverkiezingen kracht aan ontleent.

D66 heeft weliswaar verloren, maar van een iets grotere afstand was het stuivertje wisselen met het verwante GroenLinks. Opgeteld bij de Partij voor de Dieren domineren zij de zogeheten 'groene diagonaal' die van Alkmaar/Haarlem over Amsterdam en Utrecht naar Nijmegen/Arnhem loopt.

De modale D66'er of GroenLinkser zal zich niet snel herkennen in de vraag wat die partij voor hem of haar persoonlijk zal doen. Maar omgeformuleerd in keuriger bewoordingen als inzet voor individuele rechten, begint het al meer op elkaar te lijken. Succesvolle politiek is tegenwoordig rechtenpolitiek.

De groene diagonaal betekent een ontspannen levensstijl, economische voorspoed, goed wonen, bereikbaarheid, hoger onderwijs. De grens is vrij scherp. GroenLinks was de grote winnaar van deze verkiezingen, maar buiten de diagonaal bleef de aanhang beperkt. Het GroenLinks van nu heeft niets meer te maken met het 'extreem links' waar Wim Kok het in de jaren negentig over had. Jesse Klaver had het op zijn Obama's wel over 'hoop', maar een uitgesproken toekomstvisie ontbreekt. GroenLinks is een beweging, geen collectief. Men is optimistisch over zichzelf, maar niet over wat komen gaat. Het klimaat wordt gevreesd, zozeer dat er soms niet van geslapen wordt. Ook bij de lokale partijen is de toekomst bepaald geen belofte. Daar dreigt migratie roet in het eten te gooien, banen af te nemen, woningen weg te kapen.

Maar net als de stemmers op lokale partijen maakt de aanhang van D66 of GroenLinks zich druk over de eigen rechten waaraan afbreuk wordt gedaan. Jouw houtkachel is mijn astma, jouw auto mijn fijnstof. De Partij voor de Dieren neemt het op voor de rechten van het individuele dier, waarmee ze trouwens de tegenhangers ter rechterzijde de hand kan schudden. PVV'ers of lokaalstemmers hebben precies dezelfde gevoelens als de Partij voor de Dieren-liefhebbers, bleek onlangs toen het hoog opliep tijdens de hongercrisis in de Oostvaardersplassen. Hier zien we een nieuw politiek hoefijzer waar nieuw links en nieuw rechts elkaar ontmoeten. Allebei individualisten die zich opwinden over rechten.

Natuurlijk is er wel verschil tussen de kiezers van de groene diagonaal en de lokaal-stemmers. Kosmopolieten versus sedentairen, karakteriseerde de Britse journalist David Goodhart de tegenstelling. De laatste groep voelt zich bedreigd, de eerste staat stevig in zijn schoenen. Voor de een is de wereld van het recht een wereld zonder grenzen, waarin je kinderen in het buitenland studeren en arbeidsmigratie geen bedreiging vormt. Voor de ander betekent die wereld de ongevraagde ontmoeting met asielzoekers, of letterlijk in je eentje zzp'en. De een wil doorpakken met die wereld, de ander wil haar tegenhouden.