Schadelijke liefde voor natuur
Iedereen houdt van de natuur. Hengelaars houden van de natuur, waarin ze zo heerlijk rustig vissen kunnen vangen. Jagers houden van de natuur, want waar moet je anders jagen? Vogelaars, zoals ik, houden van de natuur, want daar kun je steeds weer nieuwe soorten aanvinken. En het door de o zo groene ChristenUnie gedomineerde gemeentebestuur van Kampen houdt van de natuur, want de schoonheid daarvan maakt het watersportdorp dat ze gepland hebben in de enige nog grotendeels ongestoorde rivierdelta van Nederland des te aantrekkelijker.
Helaas is de natuur niet altijd gebaat bij al die liefde. Hengelaars en jagers kunnen zomaar een ontoelaatbare druk op kwetsbare soorten uitoefenen. Wie weleens een Dutch Birding weekend op Texel heeft meegemaakt, weet dat je soms door het bos van telescopen de bomen niet meer kunt zien, laat staan de vogels die erin zouden moeten zitten. En het dorp bij Kampen dreigt rode-lijst-soorten als roerdomp en grote karekiet fataal te worden.
instrument voor ander doel
Liefde voor de natuur kan dus ten koste gaan van diezelfde natuur. Daarom is het nuttig om onderscheid te maken tussen verschillende soorten waarde van de natuur. Natuur heeft instrumentele waarde: je kunt haar voor een heleboel meer of minder nuttige doeleinden gebruiken. Al die liefde voor de natuur die ik hierboven heb beschreven was gericht op die instrumentele waarde ervan: natuur als instrument voor het bereiken van een ander doel. Omdat de natuur dat soort waarde echt heeft, is er op zich nog niet zoveel mis met het benutten ervan. Behalve als dat betekent dat daarmee onomkeerbare schade aan de natuur wordt toegebracht.
Want er is nog een ander soort waarde die de natuur heeft: intrinsieke waarde. Dat is de waarde die de natuur in zichzelf heeft, niet omdat ze ergens anders nuttig voor is.
scheppende handen
Intrinsieke waarde heeft de natuur omdat ze uit de scheppende handen van God is voortgekomen. Hij liet de aarde groen gewas voortbrengen, Hij vulde water, land en lucht met levende wezens (Genesis 1). Intrinsieke waarde heeft de natuur, omdat alles op aarde met God verzoend is door het bloed van Jezus (Kolossenzen 1: 20): de onschatbare waarde van het offer van Jezus geeft waarde aan elk schepsel. Intrinsieke waarde heeft de natuur omdat het de Geest van God is die al het leven bezielt (Psalm 104: 30). Vader, Zoon en Geest zijn de bron van de waarde van de natuur, een waarde die ver uitstijgt boven alles wat wij nuttig vinden.
geen punt van discussie
De natuur heeft haar waarde van de drie-enige God, niet van ons. Dat is de kracht van een christelijke visie op de natuur. Enerzijds kun je aan de natuur nooit goddelijke waarde toekennen: scheppende kracht, verzoening, leven komt niet uit haarzelf, maar alleen van boven. Anderzijds kun je de natuur nooit alleen maar gebruiken voor je eigen doeleinden. We beheren haar niet voor onszelf, maar voor God die haar aan ons heeft toevertrouwd. Deze uitgangspunten zouden tussen christenen niet ter discussie moeten staan. Woningbouw, recreatie, gezonde gemeentefinanciën, het zijn allemaal nastrevenswaardige doelen. Maar ze kunnen nooit op de eerste plaats komen. De besluitvorming rond de planning van het bovengenoemde dorp bij Kampen (‘Reeve’) schiet op dat punt ernstig tekort. Bij alle stappen in de procedure heeft een instrumentele visie op de natuur de doorslag gegeven, culminerend in het besluit zeshonderd woningen (mogelijk in de toekomst oplopend tot dertienhonderd) te bouwen pal tegen een beschermd natuurgebied aan en deze woningen te voorzien van een doorgaande vaarverbinding door dit natuurgebied heen.
Liefde voor de natuur mag niet afhankelijk zijn van onze belangen. Want de liefde voor God gaat voorop. <