Komt de kerk in verzet tegen onrecht? Lang niet altijd
Aad Kamsteeg is oud-buitenlandcommentator van het Nederlands Dagblad. Hij schrijft elke eerste en derde maandag van de maand een column.
Hij is er nog steeds, Daniel Ortega, de omstreden president van Nicaragua. Hij was er ook al in 1984, toen ik naar dat Midden-Amerikaanse land reisde om me wat te verdiepen in de praktijk van de bevrijdingstheologie. Vanachter je veilige bureau was het niet zo moeilijk kritiek te hebben op de leer van wat ook wel theologie van de revolutie heette. Maar als je nu eens dagelijks te maken had met structureel overheidsgeweld en een Rooms-Katholieke Kerk die dictators de hand boven het hoofd hield en het kapitalisme omarmde?
In Nicaragua hadden de naar een vroegere revolutionair vernoemde sandinisten onder leiding van Ortega de macht overgenomen van het tirannieke regime-Somoza. Onder de sandinisten bevonden zich links-progressieve priesters. De marxistische Ortega nam enkelen van hen op in zijn regering. Een van die ministers, Fernando Cardenal van onderwijs, interviewde ik; achteraf gezien misschien wat al te kritisch. Maar de priester-politicus nam mij toen wel voor zich in.
onderdrukte armen
Duidelijk werd in elk geval dat je deze geestelijken nooit zou begrijpen als je hun context buiten beschouwing zou laten. Bezoeken aan zgn. basisgemeenten in Nicaragua, Brazilië en Mexico leerden me dat de bevrijdingstheologie niet zozeer in studeerkamers was geboren als wel bij de onderdrukte Latijns-Amerikaanse armen. Ze hadden zich ontworsteld aan de kerkelijke hiërarchie en gingen voor het eerst in hun eigen taal de Bijbel lezen. Ze vonden er een God die fulmineert tegen onrecht en Jezus die zich bekommert om de gemarginaliseerde mens.
Dit bezoek aan Latijns-Amerika confronteerde me met de vraag hoe de kerk zich moet gedragen als de overheid wandaden pleegt die om Gods wraak schreeuwen (Genesis 4:10, Exodus 3: 7-10). Bedenk dan dat de bevrijdingstheologie mede ontstond doordat de Rooms-Katholieke Kerk en bijvoorbeeld pinkstergemeenten op die vraag een verkeerd antwoord gaven. Waarom grepen basisgemeenten en bevrijdingstheologen immers naar wat Karl Marx had gezegd over klassenstrijd?
Dat gebeurde omdat kerkleiders twee handen op één buik waren met uitbuiters. Omdat vrome woorden niet door moedige daden werden gevolgd. Omdat het evangelie ingeperkt werd tot het heil van de ziel. Omdat over de politiek niet meer werd gezegd dan dat men de overheid moest gehoorzamen. Toen zag de verpauperde massa in Latijns-Amerika in dat voorgangers die zeiden in God te geloven, hen maatschappelijk in de steek lieten, terwijl ongelovigen wel voor hen de barricaden opgingen.
nu wel verzet
Het gaat hier niet alleen om geschiedenis. In het corrupte Congo schuwt de Rooms-Katholieke Kerk tegenover de corrupte president Kabila de oppositie gelukkig niet. In Papua publiceren rooms-katholieke geestelijken zwartboeken over het onrecht dat de oorspronkelijke bevolking wordt aangedaan. De moedige Benny Giay van de protestantse Kingmi-kerk volgt hen daarin na. En volsta nu niet met een waarschuwing dat bevrijdingstheologie zo gevaarlijk is.
Naast een gewelddadige bevrijdingsleer en het louter op de hemel gerichte piëtisme bestaat er overigens een betere weg. Tom Wright schrijft (in zijn: Goede Vrijdag, de dag dat de revolutie begon): ‘De rol van christenen, behorend bij de naam van de gekruisigde en opgestane Jezus in een territorium dat nu nog door afgoden wordt bezet, is dat zij machthebbers de waarheid zeggen en dan vooral de waarheid over mensen die geen enkele macht hebben.’
Tweeduizend jaar geleden werd de alles en iedereen beslissende revolutie gelanceerd. God nam in Christus de vloek op Israëls afgoderij weg. De heerschappij van satans duistere machten werd gebroken. Wereldwijd lag voortaan de weg open om in Jezus’ koninkrijk bergrede-mensen te worden en te helpen helen wat door de zonde kapot ging. Zo staat wat wij vandaag voor de geknechte medemens doen niet los van wat op de nieuwe aarde volmaakt zal zijn.