Direct naar artikelinhoud
AchtergrondLinkse kiezers

Waarom de linkse kiezer verloren lijkt: ‘Groen gedraagt zich als een deurmat’

Van links naar rechts: Simon De Belie, Britta Moens en Dennis Van den Moortel.Beeld Wouter Van Vooren

Weet u al op welke partij zult stemmen? Troost u, u bent niet alleen. Zeker onder linkse kiezers lijkt de vertwijfeling groot. Vijf Vlamingen over Conner Rousseau, wollige praat en populisme. ‘Op links is er een partij te veel.’

‘Ik ben centrumlinks. Maar ik heb problemen met Groen en Vooruit.” ­David De Pue (35) is leraar biologie en aardrijkskunde, woont in Gent en zijn naam zou vandaag niet misstaan in het verklarende woordenboek bij het lemma: zwevende kiezer. Al van zijn 10de volgt hij de politiek op de voet. Hij is er zo door gebeten dat hij al overwoog om de stap te zetten naar de actieve politiek.

Hij was lid van Jong Groen, later had hij kort een lidkaart van Vooruit. Maar nu is hij redelijk radeloos. “PVDA is nog minder een optie. Hun populisme spreekt me allerminst aan en hun dubieuze sympathieën voor bepaalde ondemocratische regimes nog minder.”

David De Pue: ‘De racistische uitspraken van ­Conner Rousseau waren voor mij de reden om mijn partijlidmaatschap niet meer te verlengen.’Beeld Wouter Van Vooren

De Pue is niet de enige die zich zozeer in de haren krabt wanneer het over de nakende verkiezingen gaat dat er blijvende letsels dreigen te ontstaan. U moet de proef maar eens op de som nemen bij uw linkse vrienden. De kans bestaat dat de simpele vraag of ze er al uit zijn welke bolletjes ze straks zullen kleuren voor de Vlaamse of Brusselse, federale en Europese verkiezingen tot milde wanhoop zal leiden.

Niet omdat er geen keuze is op links. Met Vooruit, Groen, PVDA en in enige mate ook cd&v, dat altijd een stevige linkervleugel heeft gehad, is er in feite embarras du choix. Op papier lijkt het onmogelijk dat je als zogenoemde linkiewinkie hier níét je gading tussen vindt.

Idealen vs. realiteit

Maar dat is het papier en de realiteit wil dat voorzitter Sammy Mahdi juist heel duidelijk heeft gemaakt dat cd&v de komende jaren weliswaar socio-economisch een linkse koers zal varen, maar op cultureel en ethisch vlak een cabine geboekt heeft op de conservatieve cruise, inclusief strenger migratiebeleid.

“Ik begrijp dat Jos D’Haese (PVDA) zo populair is. Hij is heel aanwezig op sociale media en komt in het parlement scherp uit de hoek, iets wat je bij Groen veel minder ziet”, zegt Benjamin Mattelé (36), een zelfstandige uit Mechelen. “Maar dat blijft natuurlijk een moeilijke partij, waar ik nooit voor zou stemmen.”

En dat heeft Mattelé dan een stuk netter uitgedrukt dan de manier waarop een deel van progressief Vlaanderen de uiterst linkse partij genadeloos afserveert: ‘communisten’, ‘Rusland-vriendjes’ of ‘extremisten’.

Groen dan? De Pue twijfelt. Ja, het kan. Maar. “Ik mis assertiviteit. Ze laten zich altijd in een hoekje drummen. Voor mij persoonlijk is hun verzet tegen de ggo’s ook een groot struikelblok. Ik ben biotechnoloog, ik kan er niet bij dat ze blijven volharden dat genetisch gemodificeerde gewassen schadelijk zijn voor de biodiversiteit. Het is ook zo gemakkelijk om je daarop te laten pakken. Net zoals met het hele energiedebat. Dat je gascentrales moet gaan verdedigen om de energiebevoorrading te verzekeren. Staat goed als groene, hè?”

Britta Moens: ‘Overal rukt extreemrechts op, ik heb het gevoel dat er nog nooit zoveel afgehangen heeft van een verkiezing als nu.’Beeld Wouter Van Vooren

Britta Moens (40) is bediende uit Puurs. Ze legt uit: “Ik apprecieer het enorm dat Groen niet in vuile politieke tactieken vervalt. Maar ik krijg ook al jaren hun mails en ik word daar moedeloos van. Die wolligheid, jongens toch. Gedraag u toch eens niet als een deurmat?”

Dan heb je nog steeds Vooruit, zou je denken. En dat dachten best wat linkse kiezers ook. Tot, welja, moeten we het nog benoemen?

“De racistische uitspraken van Conner Rousseau waren voor mij de reden om mijn partijlidmaatschap niet meer te verlengen. Ik woon in Oost-Vlaanderen. Dat hij nu toch op de Vlaamse lijst gaat staan, maakt het voor mij heel moeilijk om nog voor de socialisten te stemmen”, aldus De Pue.

Progressieve schaamte

Simon De Belie (32), leraar uit Jette, deelt die terughoudendheid. “We hebben het hier over een toekomstige kandidaat-burgemeester die tegen het politiekorps waar hij straks mogelijk baas van is zegt dat ze hun matrak maar moeten bovenhalen om op een bepaalde bevolkingsgroep te kloppen. Dat is ronduit fascistoïde. En dan zie je dat het merendeel van zijn partij toch wilde dat hij zou aanblijven. Echt een schande.

“Maar eerlijk, mij waren ze eigenlijk al eerder kwijt: sinds de Molenbeek-uitspraken van Conner in Humo. Als je zegt dat je je niet in België voelt wanneer je door Molenbeek rijdt, dan zeg je: deze mensen associeer ik niet met België.

“Ik geef cultuurwetenschappen aan een atheneum, we bespreken daar de actualiteit en hebben het hier uitgebreid over gehad. Ik kan u garanderen: dat komt binnen bij mijn leerlingen met migratieachtergrond. En dat was géén dronkenmanspraat, het komt uit een interview. Dat is nagelezen, dat is gefiatteerd door de communicatiedienst van de partij. Dit ménen ze.

“Bij de stemtest van De Morgen (die anders dan andere stemtesten niet uitgaat van de verkiezingsbeloftes van de partijen, maar van wat ze de afgelopen jaren effectief gedaan hebben, AVB) kwam ik nochtans uit bij Vooruit. Hun parlementaire werk sluit dus wel goed aan bij mijn eigen ideologie, maar hun discours zit fout.”

De Pue: “Het is voor mij ook niet alleen Conner. Koopkracht, koopkracht, koopkracht, er bestaat precies niets anders. Wat met het klimaat? Wat met de zwakkeren in de samenleving? Waarom maken ze daar geen punt van, maar willen ze wel de werkloosheidsuitkering beperken in de tijd? Die rechtse standpunten storen mij enorm.”

Die ergernis over het achternalopen van rechts, het is een breed gedeeld sentiment. Flinks heet dat dan en de frustratie mag dan actueel zijn, nieuw is ze allerminst. Dat zit al in de term zelf vervat: flinks is een samentrekking van flink en links en werd in 1990 bedacht door het Nederlandse cabaretduo Van Kooten en De Bie.

Het innemen van rechtsere standpunten van de socialisten gaat al zeker terug naar die tijd, zegt professor emeritus Marc Swyngedouw (KU Leuven). “Wie denkt dat de positie van Vooruit nieuw is, neemt er het best de standpunten van Louis Tobback over migratie in de jaren 90 even bij”, aldus de politiek socioloog, die in 2018 zelf op de Antwerpse sp.a-lijst stond voor de gemeenteraadsverkiezingen.

Simon De Belie : ‘Als je zegt dat je je niet in België voelt wanneer je door Molenbeek rijdt, zeg je: deze mensen associeer ik niet met België.’Beeld Wouter Van Vooren

“De socialisten hebben een traditie in flinksheid. Maar dan vooral in taal: hun eigenlijke standpunten zijn doorgaans minder fors. Dat zie je ook in de stemtesten nu. Zo zijn ze het er in die van Het Laatste Nieuws mee eens dat erkende vluchtelingen minder sociale rechten moeten krijgen dan andere burgers. Daar wil ik het partijprogramma wel even naast leggen.”

Wat blijkt: in dat partijprogramma staat letterlijk dat Vooruit erkende vluchtelingen snel de taal wil leren, hen snel aan het werk wil helpen en hen snel volwaardig – als gelijken – op wil nemen in onze samenleving.

Op zich is het logisch dat socialisten op de links-rechts-as van nature een stukje dichter aanleunen bij het centrum dan de andere linkse partijen en dat hun standpunten dus ‘rechtser’ zijn dan die van Groen of PVDA. Maar je feller voordoen dan je au fond bent? Waarom doen socialisten dat?

“Voor mij heeft het te maken met progressieve schaamte”, zegt Wim Vermeersch, hoofdredacteur van het progressieve blad Sampol. “Ze willen aantrekkelijk zijn voor N-VA met het oog op een toekomstige Vlaamse coalitie, dat zeker ook. Maar Vooruit proclameert die flinkse programmapunten in mijn ogen uit angst dat kiezers anders niet voor hen zouden stemmen.”

En Vooruit staat hierin echt niet alleen, zegt Ruth Dassonneville, West-Vlaamse van geboorte maar als professor in de politieke wetenschappen verbonden aan de universiteit van ­Montréal in Canada. Daar doet ze onderzoek naar de volatiliteit van de kiezer. Vorig jaar schreef ze daarover nog het boek Voters Under Pressure.

“Het is niet uitzonderlijk dat sociaaldemocratische partijen hun discours aanpassen vanuit het idee dat ze hun oude trouwe basis verloren hebben aan extreemrechts en ze op deze manier terug willen winnen. We zien dat in veel landen. In Scandinavië is dat ook succesvol.”

Niet voor niets dweepte Rousseau tijdens zijn partijvoorzitterschap met Mette Frederiksen, de Deense eerste minister die in 2019 met een flinks verhaal over migratie en integratie de verkiezingen won. Al waarschuwt Dassonneville: Denemarken heeft een totaal ander partijlandschap en politieke geschiedenis, en is bovenal de grote uitzondering op de regel. Die luidt klaar en duidelijk: flinks gedoe, doe het niet.

Ze verwijst naar de Nederlandse en Duitse verkiezingen: met hun flinkse standpunten hebben de sociaal-democraten in onze buurlanden extreemrechts alleen nog meer wind in de ­zeilen gegeven. “De kiezers die je jaren geleden kwijt gespeeld bent, zijn al zo ver van je afgedreven dat je ze met een fermer discours niet meer terug zal winnen. En bovendien ga je je progressieve hoogopgeleide kiezers ook nog eens van je wegduwen, want die slaan voor zo’n rechtse taal op de loop. Meestal naar ­groene partijen”, zegt Dassonneville.

Benjamin Mattelé: ‘Ik begrijp dat Jos D’Haese (PVDA) zo populair is. Hij komt in het parlement scherp uit de hoek, iets wat je bij Groen veel minder ziet.’Beeld Wouter Van Vooren

Of zoals Duits politicoloog Tarik Abou-Chadi, de belangrijkste kenner van de sociaaldemocratie in Europa, het twee jaar geleden verwoordde in een interview met Sampol: “Een koers met linkse standpunten op economische kwesties en met progressieve tot centrumstand­punten op culturele kwesties. Dat is de enige combinatie die op lange termijn voor sociaal­democraten kan werken.”

Maar hadden we het net niet over uitzonderingen? Dennis Van den Moortel (36) is er dan zo eentje. De federale ambtenaar uit Vilvoorde stemde in het verleden voor N-VA en Open Vld, maar neigt nu naar Vooruit. “Mijn stemgedrag wordt altijd bepaald door de richting waarvan ik vind dat de maatschappij uit moet. Vandaag is dat voor mij overduidelijk naar links. Vooruit vertolkt daarbij het beste mijn wensen.

“Ik zou het heel jammer vinden mochten ze die flinkse koers laten varen, aangezien die er juist voor zou zorgen dat er meer mensen de beweging terug van rechts naar Vooruit kunnen maken. Migratie is nu dé reden voor mensen om rechts te stemmen, en links gaat het thema gewoon negeren.”

Wir schaffen das (nicht)

Van den Moortel duwt effectief op een zere plek. Veiligheid, migratie, de thema’s die klassiek door rechts geclaimd worden, je hoort er verzameld links zelden over. En als dat wel het geval is, is het niet met een sterk tegengeluid. Wel integendeel.

En juist dat noopt linkse kiezers al eens tot het slaken van wanhopige kreten. Waarom verleid je mij nu niet? Waarom is het die rechtse kiezer die schijnbaar altijd naar de mond gepraat moet worden? Alsof links een veilige samenleving niet belangrijk vindt? Alsof zij geen mening hebben over vluchtelingen en asielzoekers? En alsof die dus niet afwijkt van wat vandaag als gemeengoed wordt aangenomen?

Dat zo’n tegengeluid zelden gehoord wordt, is vooral vreemd wanneer je het potentieel ­bekijkt voor links in Vlaanderen. Tel het bereik van PVDA, Groen, Vooruit en de linkervleugel van cd&v samen en dan kom je, aldus ­Swyngedouw, op maximaal 40 procent. Dat is geen meerderheid, het is zelfs niet de helft van het Vlaamse kiespubliek, maar het is wél een ruime markt.

Toch is er hier nog geen surrogaat-Angela Merkel opgestaan die onbevreesd ‘Wir schaffen das!’ oreert. Daar is een heel erg simpele reden voor, zegt professor politieke communicatie ­Peter Van Aelst (UAntwerpen), en die valt perfect te vatten in één term. Geen Duitse, wel een Engelse: issue ownership.

“Als het jouw thema niet is, zwijg er dan over. Daar is de literatuur het over eens: zorg dat de campagne over jouw identiteitsbepalende onderwerp gaat. Want als het debat draait om het thema van de ander kun je nooit winnen.”

Een mooi bewijs daarvan heeft N-VA geleverd bij de parlementsverkiezingen in 2019. De partij liet eind 2018 de regering-Michel vallen over het migratiepact en voer met Theo Francken als spreekbuis een zeer nadrukkelijke migratiekoers. Het idee was om op die manier de Vlaams Belang-kiezer aan zich te binden.

Iets wat grandioos mislukte. Een achtste van alle bewegende kiezers, wat neerkomt op ongeveer 260.000 kiezers, trok in 2019 van N-VA naar Vlaams Belang, bleek in De breuklijnen voorbij?, een uitvoerige studie van Swyngedouw en collega’s van de KU Leuven over die stembusgang. Ruim 176.000 kiezers maakten in 2014 nog de omgekeerde beweging.

Dennis Van den Moortel: ‘Ik zou het jammer vinden mocht Vooruit de flinkse koers laten varen.’Beeld Wouter Van Vooren

Zet die theorie om naar de praktijk en ­Vooruit zou op koopkracht moeten focussen, Groen op klimaat en PVDA op de kloof tussen arm en rijk en vooral niet proberen om het ­thema van een ander af te pakken. In die zin is het overigens ook een risico van Groen om zich nu zo nadrukkelijk op een miljonairstaks te ­profileren. De kans is namelijk bijzonder reëel dat je er alleen de originele issue owner groter door maakt.

En toch begrijpt Van Aelst heel goed dat ­menig links kiezer naar een tegenstem snakt. “Het is niet omdat je thema niet is, dat je als partij geen heel duidelijk standpunt moet hebben wanneer je erover in debat moet gaan. En als je dan kijkt naar migratie, dan hebben PVDA en Vooruit daar een heel dubbel geluid. Groen omarmt de diversiteit nog het meest, maar praat ook niet altijd vol door.

“En daar is een simpele reden voor: ze weten dat niet hun volledige achterban op dezelfde lijn zit. En wellicht is dat intern ook niet het geval. Mocht dat wel zo zijn, zouden ze er allemaal wel veel duidelijker over communiceren.”

En zo kan het dus perfect dat je in theorie drieënhalve partij hebt die bij jou zouden kunnen of moeten aansluiten, en toch het gevoel hebben dat je geen keuze hebt. Of toch geen ­enkele waar je je echt helemaal goed bij voelt.

Een bewijs, vinden sommigen dan, dat er iets ontbreekt op links. Een partij die zich ergens tussen rood en groen in positioneert.

Een GroenLinks, zoals dat in Nederland ­bestaat.

Maar dat doet politiek socioloog Swyngedouw af als onzin. “Links is in Vlaanderen echt wel volledig afgedekt. Er is geen ruimte tussen Groen en Vooruit, die sluiten perfect op elkaar aan. In het verleden zijn er partijen opgericht die zich specifiek op vrouwen richtten, later waren er die op etnische minderheden focusten. Geen enkele is van de grond gekomen.” ­Swyngedouw stelt eerder het tegendeel vast, zegt hij. “Ik zou zeggen: er is op links nu al een partij te veel.”

De professor neemt er opnieuw de cijfers bij. “We weten dus dat links in Vlaanderen vandaag een maximaal kiespotentieel heeft van 40 ­procent. We weten ook dat als een partij echt wil wegen en een belangrijke rol spelen, er zo’n 25 procent van de stemmen nodig is.

Geen ­enkele linkse partij is vandaag in staat om dat op zijn eentje te halen. Groen en rood samen daarentegen zouden dat wel moeten kunnen. Zelfs al zou één plus één gewoonweg twee zijn, zou dat in soortelijk gewicht een gigantische winst betekenen.”

In Nederland heeft het in november in ieder geval gewerkt. Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer kwamen GroenLinks en de ­sociaaldemocraten van PvdA op met één gedeelde lijst, getrokken door Europees zwaar­gewicht Frans Timmermans. Met resultaat: de linkse combi behaalde 25 zetels, een winst van 8 zetels in vergelijking met hun gecombineerde resultaat bij de vorige stembusgang in 2021. Ze werden de tweede partij, na de PVV van Geert Wilders.

In Vlaanderen is van zo’n rood-groene alliantie momenteel absoluut geen sprake. De laatste poging tot samenwerken tussen de twee partijen dateert van de Antwerpse lijst Samen, die nog voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 uit elkaar spatte. De brokstukken zijn nog steeds niet gelijmd.

En toch blijft Swyngedouw geloven dat het er nog komt. En wel met behulp van rechts. “Als er op links een partij te veel is, is dat op rechts al helemaal het geval. De kiezer zal op 9 juni beslissen of Open Vld en cd&v nog van deze tijd zijn. Vallen die uitslagen tegen, dan ga je op rechts volgens mij op behoorlijk korte termijn een herverkaveling zien. En links gaat uiteindelijk gedwongen zijn om te volgen, want ze gaan als kleine partijtjes dan ineens tegenover grotere blokken komen te staan.”

Binnen het blok

Maar bon, daar is de kiezer vandaag niet mee geholpen, natuurlijk. Die blijft daar nu zitten met zijn twijfels, frustraties en verweesd gevoel. Zoals Britta Moens, bijvoorbeeld. Ze zucht terwijl ze haar kopzorgen met ons deelt.

“Ik ben altijd wel een politieke twijfelaar geweest en hop zolang ik al mag gaan stemmen tussen de socialisten, Groen en PVDA. Maar zo hard getwijfeld als nu, heb ik nog nooit gedaan. Dat komt door alles wat er gaande is in Europa. Overal rukt extreemrechts op, ik heb het gevoel dat er nog nooit zoveel afgehangen heeft van een verkiezing als nu. Het brandt in de wereld en daardoor brandt het ook in mijn hoofd.”

Swyngedouw kan Moens geruststellen: dat getwijfel is echt niet abnormaal. De eerste studies naar de onbesliste kiezer gebeurden in de VS en dateren al van 1948. Daaruit bleek dat tussen de 40 en de 50 procent van de kiezers bij de start van de kiescampagne twijfelt op wie te stemmen. Dat aandeel neemt stelselmatig af, tot op verkiezingsdag. Sommigen beslissen pas wanneer ze effectief in het stemhokje staan. “En die verhoudingen zijn tot op de dag van vandaag niet veranderd”, aldus Swyngedouw.

Maar, zegt Dassonneville, de vertwijfeling bij die twijfelende kiezer is wel degelijk groter ­geworden. “Het aandeel kiezers dat bij de ene verkiezing op een andere partij stemt dan bij de vorige stembusgang, is sterk toegenomen. We doen er ook langer over om ons besluit te ­nemen. Het zwaartepunt van de beslissing is opgeschoven naar enkele weken voor de ­verkiezingen.”

Dat is niet enkel bij de kiezers van linkse partijen zo. Kiezers met een rechtse inborst of zij die liever dicht tegen het midden van het bed liggen, ze zijn net zo besluiteloos.

Hoe komt het dat we met z’n allen zoveel wispelturiger geworden zijn? Daar is één heel belangrijke verklaring voor. We zijn niet meer met handen en voeten gebonden aan één zuil. “Vanaf de jaren negentig zien we een echte knik”, zegt Dassonneville.

“Sinds het afkalven van de verzuiling is de kiezer een stuk volatieler geworden. Dat is ook niet onlogisch. Voordien was alles heel duidelijk. Je had een bepaalde sociale identiteit, je beleed een religie of was juist niet-confessioneel, je behoorde tot een duidelijke groep en iedere groep had zijn eigen politieke partij.”

Dat is vandaag wel anders. Onze identiteiten zijn veel meerlagiger geworden, zegt de experte in kiezersonderzoek. Er is je geloof, je opleiding, je gender, je inkomen, noem maar op. Er zijn zoveel factoren die bepalen wie je bent en er zijn ook meer partijen om uit te kiezen. Dat maakt het er allemaal niet makkelijker op.

Wat niet wil zeggen dat iedere kiezer zomaar alle kanten uitvliegt. Nee, we bewegen ons allemaal toch op een relatief kleine zakdoek, zo blijkt. Links twijfelt binnen links, centrumstemmers draaien rondjes in het midden, en rechts piept ook niet over de haag.

“Het gebeurt dat linkse kiezers rechtstreeks overstappen naar extreemrechts, of omgekeerd, maar dat is echt een zeldzaamheid”, zegt Dassonneville. “De grootste wisselwerking zien we binnen de eigen blokken.”

En dat bevestigen dus ook al onze linkse stemmen in dit verhaal. Op wie ze gaan stemmen: daar zijn ze nog niet allemaal over uit. Dat het links zal zijn, absoluut wel. En dat ze gaan stemmen, dat ook.

Moens: “Hoe hard ik ook twijfel: blanco stemmen of niet gaan stemmen, no way. Gaan stemmen vind ik mijn democratische plicht. En ik val nog liever dood dan dat ik op Vlaams Belang of N-VA zou gaan stemmen. Nee, het zal sowieso een van de drie linkse partijen worden. Maar welke, daar zal ik toch nog eens heel goed over moeten nadenken.”

En dat is dan het goede nieuws: daarvoor zijn er nog 22 nachten de tijd.

Van links naar rechts: Benjamin Mattelé, Dennis Van den Moortel, Britta Moens, David De Pue en Simon De Belie.Beeld Wouter Van Vooren