Blog Uit het hart

Uit het hart | Help, ik ben 49 en heb examens!

© Johan Dockx

De dingen waarover we babbelen op een terras, bij een koffie of een glas wijn. Het leven en wat ons bezighoudt. In deze blog wil ik er een plaats aan geven.

Lieve Van de Velde

Gastvrouw van deze blog

Eva Berghmans
Eva Berghmans

Help, ik ben 49 en heb examens!

De vraag die Eva Berghmans dezer dagen kwelt, is simpel en niet simpel: "Waarom was ik hier ook weer aan begonnen?" Met de examens aan taalscholen en academies in zicht, en de 20 km van Brussel morgen krijgen ook hobbyisten last van examenstress. “Hoezo, hier hangt niks van af?”
© Johan Dockx
“Niet te doen, deze periode van het jaar.” We stonden allebei wat bedremmeld te kijken. De leraar muziektheorie had ons net een idee gegeven van wat we moeten kunnen voor het examen. “Dat examen, en dan eerst nog het examen instrument, en optredens met het muziekcombo. En dan is het zondag nog de twintig kilometer van Brussel ook. Het is te veel.” Ik kon mijn collega-leerling alleen maar gelijk geven, en moest er tegelijk om lachen – hij lachte gelukkig mee.
Hobbystress, wat een onwaarschijnlijk luxeprobleem is dat. Ik heb er het hele jaar door een tikkeltje last van – al die dingen die je wil doen en kunnen, en waarvoor je altijd net te weinig tijd hebt. Maar in deze periode is de druk plots heel acuut, want een examen verhoogt de druk nog eens stevig. Zo’n examen is niet meer of minder dan een keiharde confrontatie met je eigen overmoed. (En met je gebrek aan tijdsbesef. En mogelijk ook met dat tikkeltje discipline dat ontbreekt.) Een beetje zoals de twintig kilometer van Brussel, die ik ook alweer amper half getraind zal moeten zien te overleven, maar dan voor het intellect.
Waarom doen we dit, echode de laatste tijd door mijn gesprekken met collega’s, vrienden, familie. Die cursus Spaans of Arabisch, de lessen luit of piano, dat vak bosbeheer of kunstgeschiedenis, die module filmmaken: al die dingen die in september een goed idee lijken, bezorgen hun liefdevolle beoefenaars nu lichte tot gematigde stressaanvallen. Want af en toe naar de les gaan, dat spoort nog net met een werkagenda, maar die eindejaarsexamens, hoe spelen we dat klaar? Waarom zijn we hier in godsnaam aan begonnen?
Zelfbeeld
“De waaromvraag is de goede vraag om jezelf te stellen”, zegt motivatiepsycholoog Maarten Vansteenkiste (UGent). “Hoe beter je voor ogen houdt waarom je ergens aan begonnen bent, hoe gerichter je je kan voorbereiden op het examen. Want waarom zou je je suf studeren op woordenschat die je toch nooit zal nodig hebben, bijvoorbeeld? Houd voor ogen dat een toets een aanleiding is om wat meer tijd en energie aan je hobby te spenderen, en richt die energie vooral op wat je er zelf wil uithalen,” zegt Vansteenkiste. “Als je de toets vooral ziet als een bron van informatie, zodat je weet waar je staat, zul je minder druk ervaren dan wanneer je een toets ziet als een test van je competentie en intelligentie. Als je zelfbeeld op het spel komt te staan, drijf je weg van je oorspronkelijke motivatie en verhoog je je stress.”
Was dat als kind ook zo’n opgave, een examen in de muziekschool? Ik kan het me niet herinneren. “Het lijkt alleen maar zo dat kinderen er minder last van hebben”, zegt Vansteenkiste. “Misschien ook omdat de druk van toetsen en evaluaties wordt gezien als een vast onderdeel van het opgroeien, iets onvermijdelijks, niet iets waar je heel bewust zelf voor kiest. Bij volwassenen is het een vrijwillige keuze. Het gaat om interesses die je belangrijk vindt, die bij je persoonlijkheid passen, en dus ben je ook niet tevreden met een vijf of zes.”
Nederigheid
Ik ben het afgelopen schooljaar al twee keer gestorven – en toen was het nog niet eens voor punten. De eerste keer bij een klasconcert, de tweede keer bij een jamsessie die verplicht op het curriculum stond (improvisatie inbegrepen). Presteren voor een publiek: dat is de overtreffende trap van examen doen, en daar verandert een leraar met een “maak je geen zorgen, het gaat om het plezier van het muziek maken” niet veel aan.
Mijn ego kon het idee niet aan, er was de vrees om fouten te maken, maar fundamenteler nog zat ik gewrongen met mijn statuut. Als jazzpianist ben ik een absolute beginneling – en dat is onwaarschijnlijk lang geleden. Daar sta je dan, als eind veertiger, wankel op je poten, bang om fouten te maken, jezelf aankondigend met overslaande stem. De enige optie die je hebt, is absolute nederigheid. Diep ademhalen, en afscheid nemen van je ego.
Het voelde aan als een bevrijding. Even alleen dat zijn: een beginnend pianist, van wie niet meer te verwachten is dan dat ze dat ene stuk min of meer tot een goed einde brengt. Want nee, natuurlijk ben ik Thelonious Monk niet. Ik zal nooit Monk zijn. Ik zal allicht ook nooit complexe improvisaties spelen of gezwind aanschuiven in een jamsessie in een jazzclub in New York.
Ik zal in het allerbeste geval een amateurjazzpianist zijn die slaagt voor die examens waar ze nu voor zit te stressen. Wat belachelijk is, want er hangt niks van af. In het allerergste geval doe ik mijn jaar over. En toch. Ik wil niet buizen, en eigenlijk wil ik ook niet denken dat er niets van afhangt. Waarom zou je relativeren wat je vol overtuiging en goede moed begonnen bent? Alsof je al bij voorbaat de teleurstelling in jezelf zit goed te praten. Een beetje zoals tieners die graag benadrukken dat ze vooral niet te hard gestudeerd hebben, bij voorbaat ingedekt tegen het falen.
Blij brein
Nee, ik ben hier vrijwillig en vol overtuiging aan begonnen. En ik wil nog altijd wat ik aan het begin van het schooljaar (en eigenlijk al jaren voordien) wou: jazz spelen. Ik wil dit kunnen. Daar zit het hem: ik wil dit kunnen. Voor de muziek, die mijn hoofd al een schooljaar lang bezet en mijn humeur boost. Voor de focus van het spelen, waarbinnen geen ruimte is voor gepieker en gestress (behalve een heel klein beetje over dat examen dan). Voor mijn brein, dat voelbaar blij wordt, elke keer als er stukjes nieuwe informatie aan het schuiven gaan en in elkaar klikken.
Dat examen is niet meer dan een spijtig neveneffect van iets wat mijn levensvreugde het voorbije jaar aanzienlijk heeft opgekrikt. Het lijkt me best om manmoedig mijn situatie onder ogen te zien: de voorbereiding is niet ideaal, maar er is nog niets verloren. Er is bijgeleerd, onderweg, hoe dan ook. En met een extra effort sprong ik vroeger ook een heel eind in de examenperiode – dus tanden op elkaar, doorbijten, uiterste best doen, ego het zwijgen opleggen, denken aan de opluchting die in het beste geval groot zal zijn.
En goede voornemens maken natuurlijk, voor volgend schooljaar, waarin ik mijn prioriteiten en hobby’s op orde zal hebben en wel een jazzstandard zal durven spelen als er een piano in het Centraal Station staat. Want het leven is zoveel leuker als je af en toe ongemakkelijk loopt over dingen die je net níet kunt, en dan plots toch wel. Dat ene stuk muziek dat je eindelijk foutloos speelt, dat gemene pingpongtrucje waarmee je elke match beslecht, een yogahouding waarin je lichaam zich na maanden oefenen wel plooit, dat streekgerecht dat je eindelijk in de bijpassende taal kan bestellen, terwijl je er nog een grapje tegen de ober tegenaan gooit: de kick van iets nieuws te kunnen, is wel wat hobbystress waard.

En u, beste lezer, hebt u last van hobbyexamenstress? Mail ons!

Lees ook: Leren pianospelen als volwassene: valt de achterstand nog weg te werken?
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Mooigedacht (84): Relatie-advies uit een onverwachte hoek 

Nick Somers
In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Las u vorig weekend het interview met de Nederlandse schrijfster Jente Posthuma? Zij was een van de kanshebbers voor de prestigieuze International Man Booker Prize. Intussen weten we dat ze ernaast greep. De literatuurprijs ging naar de grote favoriet Kairos van Jenny Erpenbeck. Maar ik wil maar zeggen: door dat interview dat collega Guinevere Claeys met haar had,  staat Posthuma nu ook op mijn wil-ik- lezen-lijst. Al is het maar omdat ze ongeveer halfweg heel herkenbaar relatie-advies geeft vanuit haar eigen leven: 

"Het vinden van mijn stem, om het maar zo te zeggen, is wel ongeveer gelijktijdig gebeurd met het vinden van een partner. Mijn relaties daarvoor waren allemaal redelijk kort geweest. Altijd met mannen die veel aandacht nodig hadden. Die mij niet echt zagen. Ik denk nu natuurlijk heel negatief over hen, misschien zijn ze nu wel heel leuk met hun vriendin. (lacht) Maar voor mij waren het mannen die ik voortdurend moest redden van hun bodemloze onzekerheid. Ook al waren ze geen bescheiden types. Voor de buitenwereld waren ze juist heel charmant. Ze deden ook bijna allemaal iets creatiefs. Maar dan ging ik helemaal in hun schaduw staan. En op den duur frustreerde me dat en werd ik boos. Na die laatste had ik het gehad. Het werd tijd dat ik met iemand was die zag dat ik de moeite waard ben. Dat ik steviger in mijn schoenen ging staan. Dat ik niet langer uit andere ogen naar mezelf keek. Dat ik gehoord werd.”

Lees hier:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Een duolingoverslaving, het is eens wat anders dan sigaretten


En dan wil je een taal leren en denk je: ha, Duolingo! Tot je eraan begint, en merkt dat het spul verslavend werkt. Dopaminelingo! 
Johan Dockx
Gisteren. Bijna middernacht. Ik moest in slaapstemming komen, maar was er nog niet. En toen kreeg ik een melding op mijn telefoon: “It would be a bummer to lose that 82 day streak. Just saying.” Een boodschap van de Sekte van de Groene Uil, u weet wel, dat beest van Duolingo. De app die belooft dat we met vijf minuten per dag binnen afzienbare tijd een andere taal onder de knie gaan hebben. In de maanden van covid en lockdowns had het me voor het eerst te pakken. Elke dag een dosis Arabische woordjes. Want wat moest een mens anders? Toen ik ergens aan de 220 dagen zat, kwam het echte leven weer binnensluipen en begon ik steeds vaker een taaldag te spijbelen. Wekenlang kreeg ik nog berichtjes en mails die me er weer trachtten in te lurken. Ik hield stand: weg met die zeur-uil.

Tot begin dit jaar. Toen was er plots die snelle nood aan Spaans. Ik schreef me in voor een taalcursus in het echte leven en dacht: ach, laten we er de Uil nog eens bij halen, als aanvulling. Voor ik het nog maar besefte, zat ik weer in die verdomde groene klauwen. Een dag niet geduolingood werd een dag niet geleefd. Ik voelde weer hoe dwangmatig het beest is, hoe het een mens dwingt om op de stomste momenten woordjes in de juiste volgorde te zetten, zinnetjes na te zeggen of Engelse woorden aan hun Spaanse evenknie te koppelen. Hoe verslavend het is voor iemand als ik, iemand die je ook niet in de hal met slotmachines van Las Vegas of Atlantic City mag loslaten of ze crosst hysterisch van het ene toestel naar het andere (weet ik intussen). Het is dat soort mens dat Duolingo graag tot zijn vrienden rekent.

En we zijn met veel. Volgens hun eigen cijferdienst zijn er begin 2024 maandelijks 74,1 miljoen actieve gebruikers in 122 landen. Weetje: de meest populaire talen zijn Engels, Spaans, Frans, Duits en Japans. Recente nieuwkomers in de top tien zijn Koreaans en Zweeds.

Of het nu toeval is of een geval van tunnelvisie weet ik niet, maar de laatste maanden zie ik overal mensen die duolingoënd door het leven gaan, en zich afvragen hoe en waarom ook zij tijdens een diner met vrienden plots dringend naar het toilet trekken en daar veel langer dan bedoeld gegijzeld worden door de taalapp. Check. Herkenbaar. Dingen waar op Tiktok hilarische memes over gemaakt worden.
En onlangs nog op de metro. In een volgestouwd treinstel hoorde ik plots een vrouw met een buitenlands accent iets zeggen à la: “Heeft u honger? Wil u een sandwich?” Ik draaide me verbaasd om en zij keek me schuldbewust aan. We wisten van elkaar dat we het wisten.

Verslaving. Of toch zoiets
Dat effect op mezelf en medemens is geen toeval. Het systeem zit namelijk vol met trucjes en gimmicks die je als gebruiker aan de app doen plakken. Net doordat je telkens een dopaminekick toegediend krijgt. Het is allemaal een kwestie van gamification, of stelen uit de games-wereld. Er zijn xp’s (experience points), punten die je na elk lesje krijgt, er zijn rangschikkingen waarin je kan opklimmen en weer naar beneden donderen via promotie- en degradatiezones, er zijn wedstrijdjes met vrienden, er zijn hartjes, levens eigenlijk, die je nodig hebt om te kunnen blijven spelen, er zijn routes die je moet volgen en waarop je steeds verder geraakt, er zijn snelle power-ups, zenuwslopende spelletjes zijn dat, waarbij je tegen de tijd de juiste vertaling van een woord uit een lijstje moet vissen en er zijn vooral: de streaks. je legt vooraf vast hoeveel dagen na elkaar je een les gaat doen en dat kan je telkens opnieuw verlengen. In geval van – voorziene – nood kan je met je verzamelde punten wel een skip-dag kopen. Sla je toch een dag over, dan zakt de hele zooi weer naar nul.

Het is vooral dat wat mij verslaafd houdt: die ballen moeten in de lucht blijven. Gebeurt dit niet, dan haalt Duolingo zijn vuilste truken boven: de passief-agressieve boodschappen. “Looks like you missed your Spanish lesson. You know what happens now.” Dat passief-agressieve is intussen ook mee het handelsmerk geworden. Of wat dacht u van deze: “These reminders don’t seem to be working. We’ll stop sending them now.” Nog eentje: “You’ve let Duo down. Who will be next? Your boss? Your best friend?” Het mechanisme erachter is schuldgevoel. Zelfverwijt. Al heb ik zelf toch meer de neiging om ze met een “F*ck toch of” weg te vegen.

Uitgespeeld
“Ik zet per definitie alle meldingen af”, zegt columnist Nele Van den Broeck, iemand die ik weleens tegen het lijf loop in Duolingoland. “Via mail kreeg ik dan wel ‘Nele, where have you been?’ maar die heb ik dan ook geblokkeerd.” Vandaag valt het nogal mee met haar verknochtheid aan Duolingo, zegt ze. Maar ze bekent wel dat ze “Zweeds helemaal heeft uitgespeeld”. Het woord ‘uitgespeeld’ is veelzeggend. “Nee! Je moet niet denken dat ik Zweeds kan praten nu (lacht). Dat leerelement leek bijna bijzaak, een soort van rechtvaardiging. Ik deed het vooral voor de streaks. Ik verzamelde dopamineshotje na dopamineshotje. Het voelde als Candy Crush, maar je speelt het zonder schuldgevoel, want je hebt toch het gevoel dat je iets nuttigs aan het doen bent: aan je leerdoelen werken.”

“Verslaafd, ik? Neen, niet echt, denk ik”, Dat zegt Wouter Van Nes, “Ik doe het intussen al zo lang dat het een gewoonte geworden is.” Hij doet vooral Japans, en Noors. Dagelijks, maar houdt het meestal bij één lesje. Kort. “Om de streak te behouden.” Zijn streak staat op 520 dagen, maar hij is duidelijk een ander type dan pakweg Nele Van den Broeck of ikzelf. Hij laat zich niet opjagen door de Uil: “Die competitie doet me niets, ik volg de leaderboards ook niet. Voor mij voelt dat allemaal wat artificieel. Al zal ik misschien soms wel een tandje bijsteken wanneer er degradatie dreigt of in competities met vrienden.”
Volgens hem levert het wel iets op qua talenkennis. “Maar traag. Met Noors had ik snel het gevoel dat ik iets kon. Bij Japans denk ik nu wel dat ik de basis snap en dat ik, als ik er voldoende tijd voor krijg, wel iets zou kunnen formuleren dat op een zin lijkt. Nele Van den Broeck heeft zich nu op het Frans gestort en laat zich weer gewillig lijmen door de Groene Uil: “Het lijkt schaamtelijk voor iemand die in Brussel woont, maar ik vind mijn Frans vaak niet goed genoeg. Maar nu ik het doe met een taal die ik ken, zie ik ook wel hoe weinig je eigenlijk leert.”

Duolingo haalt graag eigen onderzoek aan waaruit blijkt dat de app wel degelijk doeltreffend is. Maar het onderzoek zelf nuanceert de resultaten ook te pletter. Het zou vooral helpen bij het leren lezen en luisteren in een andere taal, en bij het leren van woordjes. Zelf zinnen vormen en spreken is al iets heel anders.

Zelf zie ik het nu als extra, als beloning wanneer het huiswerk van de ‘echte avondles’ gebeurd is en ik vind dat ik recht heb op wat dopamine. Maar nu ik erbij stilsta: vannacht heb ik zes keer in het Spaans gezegd en getypt dat ik moe was, en ik heb er massa’s XP’s en complimentjes van de Uil mee verzameld. Maar was het nu canzada of cansada? Of cansanda of cansada? Help.

Wat u, beste lezer, bent u ook in de ban het Groene Monster? Mail ons!
 
Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Liefde en twee honden


Ze hadden elk een hond. Ze hielden allebei van kunst. Zo rolden ze traagjes in elkaars leven. Een mooi verhaal alweer, in de jongste aflevering van Leve de liefde.


Carmen De Vos
Zij was aan het herbronnen in Oostende, hij zat aan het ziekbed van zijn partner die voor euthanasie koos. Jan De Proost (68) en Veerle Verbeke (52) ontmoetten elkaar vijf jaar geleden in een een zo goed als leeg vegetarisch restaurant in Oostende. Vier uur lang praatten ze. Amoureuze bedoelingen waren er niet. De babbel ging diep, smalltalk was er niet. Toen ze elkaar maanden later terugzagen, gingen ze wandelen, bleven ze wandelen en gleden ze stilaan elkaars leven in. Geen drama, geen gedoe, een leven samen alsof ze er altijd waren geweest.
Elk liefdesverhaal in de reeks 'Leve de Liefde' is anders. Dit is er een die in al zijn gewoonheid toch heel apart is.

Lees hier:
Else Boer
Else Boer

Vergeet die boost voor je creativiteit: verveling is vooral vervelend


Weinig dingen die de laatste jaren zo de hemel in geprezen worden als verveling. Nietsdoen zou goed zijn voor de mentale rust én de creativiteit bevorderen. Zoals Rani De Coninck het vorige week zei in De Morgen: “Daar begint alles, met verveling.” Else Boer was dan ook van plan om er alles uit te persen, uit haar dagen vol verveling. Maar kijk, het lukte niet.


Johan Dockx
Het was meivakantie en ik zat op mijn campingstoel. Ik had twee boeken gelezen, met een haaknaald geprutst, en door de aanhoudende regen was er geen ontkomen meer aan: ik verveelde me. De lange zomervakanties als kind, waarin ik dat gevoel vaak ervaren had, kwamen me weer voor de geest. Dat stroperige gevoel van de tijd die voorbij kruipt – ik wilde er liefst zo snel mogelijk vanaf.

Het opvallende was dat ik weken had uitgekeken naar nietsdoen. Helemaal nergens mee bezig zijn na weken van lange dagen, het leek me heerlijk. Tot die verveling me dus bekroop en als een gekmakende jeuk bleef hangen, net zo irritant en oncomfortabel. Omdat ik regelmatig aan yoga doe en voldoende psychologieboeken heb gelezen, leek het me goed te blijven ‘zitten met dat gevoel’. Als je het voelt, zo luidt de gedachte, dan is het vast wel ergens goed voor. Maar ja, waarvoor dan?

Er zijn verschillende onderzoeken die suggereren dat verveling inderdaad niet zo erg is. Zo zou verveling creativiteit bevorderen, volgens een studie van de University of Central Lancashire. Volgens onderzoek aan de Universiteit van Limerick maakt verveling je ook socialer. Eigenlijk moet je het zien als een gift: pas wanneer je je verveelt, kun je langdurig zitten en nadenken. Alle weken voor mijn vakantie had ik het idee dat ik daar veel te druk voor was, dus wellicht was dit de beloning: verveling als een luxe die ik me eerder niet kon veroorloven. Misschien moest ik door het oncomfortabele gevoel heen, en daarna zou ik pas écht geïnspireerd en creatief zijn.

Lethargie en rusteloosheid
Die inspiratie liet maar op zich wachten. De verveling ging, zoals de meeste gevoelens, vanzelf weer voorbij, zonder dat ik mijn nieuwe roman had afgerond of baanbrekende ideeën had gekregen. Of nou ja, ik bleef over met één idee: dat die vervelende middag me maar weinig had opgeleverd. En daar voelde ik me nog schuldig over ook. Dit was mijn vakantie, ik moest er vooral van genieten. En ze zeggen toch niet voor niets “only boring people get bored”?

Dat verveling niet direct tot (creatieve) actie leidt, klopt wel, volgens de psychologen James Danckert en John Eastwood. Zij schreven het boek Out of my skull: the psychology of boredom. Verveling definiëren zij als een staat waarin je wel iets wilt doen, maar eigenlijk ook niets wilt doen. Een combinatie dus van lethargie en rusteloosheid. Een dutje doen helpt niet, want je wilt iets, maar wat? Geen wonder dat je vervelen zo vreselijk is.

Daarnaast is het ook nog eens slecht voor de gezondheid. In het artikel ‘Bored to death’ in het vakblad International Journal of Epidemiology worden de resultaten van een onderzoek naar verveling onder ambtenaren gedeeld. Maar liefst 7.524 ambtenaren deden mee aan de studie. En slecht nieuws voor diegenen met een saaie baan: wie zich verveelde, had 40 procent meer kans om overleden te zijn aan het einde van het vijfentwintig jaar durende onderzoek. Ook waren ‘de verveelden’ over het algemeen minder fit en bewogen ze minder.

Luister naar de stem der saaiheid
Inmiddels is bekend dat een bore-out tot dezelfde klachten leidt als een burn-out. Al zijn bij een bore-out de uitvallers op hun werk niet gestrest doordat ze zoveel te doen hebben, ze ervaren juist stress omdat ze zich vervelen en onderbelast zijn. Van productiviteit worden we nu eenmaal gelukkig – misschien niet in de mate waarin onze cultuur dat propageert, maar íets doen is over het algemeen veel beter dan niets doen.

Dat betekent niet dat verveling alleen maar slecht is, volgens Danckert en Eastwood. Voor hen is verveling een signaal waar je naar moet luisteren en dat je niet direct moet onderdrukken. Pas als je ontdekt waaróm je je zowel apathisch als rusteloos voelt, bijvoorbeeld op je werk, kun je stappen zetten in de goede richting. Afleiding alleen is niet voldoende: verveling wijst je juist op manieren waarop je je leven een andere richting in kunt sturen. Dan was mijn ingeving om te blijven ‘zitten met mijn gevoel’ dus niet zo heel misplaatst.

Volgens de psychologen moet de blik dus weer naar binnen. Waarom verveelde ik me zo op vakantie en vond ik dat zo erg? Na enige contemplatie weet ik het antwoord: ik had uitgekeken naar mijn vakantie, maar ik ben dol op mijn werk. De romans die ik schrijf, ontstaan uit het plezier dat ik uit verhalen haal. Ik houd ervan om productief en nuttig bezig te zijn. En tegelijkertijd wilde ik dat per se níét doen terwijl ik voor mijn tentje zat. Ik moest genieten! Precies dus die combinatie van lethargie – ik wilde niet nuttig bezig zijn – en rusteloosheid – ik had het gevoel dat ik nú het beste uit mijn tijd moest halen. Met inertie als gevolg.

Of zo’n verklaring die verspilde middag minder erg maakt, weet ik niet. Je vervelen is vooral dat: heel vervelend. Maar misschien is het zo nu en dan ook niet zó erg. Schrijver Anne Enright zei: “Boredom is a productive state, so long as you don’t let it go sour on you.” Wellicht klopt dat, ondanks mijn geklaag. Ik heb er immers toch weer iets over geschreven.

Wat u, beste lezer, hoe kijkt u naar verveling? Mail ons!
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Mooigedacht (83): er staat soms echt poëzie in de krant


In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Getty
Wat denkt u van deze zinnen? Poëzie pur sang, toch? In a way. Ze komen uit de column van An Olaerts. Ze schreef eigenlijk over haar haat voor seringen. U weet wel, die witte frutsels overal, en die verdroogde punten. Maar en passant trok ze ook de poëzielade open.

"Was ik een vlieg van niks, ik nam mijn intrek in een kamperfoeliebloem. Hangmat tussen twee meeldraden en dan maar zwelgen. Te sprookjesachtig misschien. In het echt ben ik een vrouw van alles, die in het bos overal aan wil ruiken. Iedereen moet altijd op mij wachten omdat ik eerst mijn neus nog in de witte bloemetjes moet steken. Had ik maar een tuin met seringen!"

Lees hier:
Doreen Hendrikx

Is Taylor Swift het echt waard om half Europa door te reizen? 


Taylor Swift in Stockholm
Taylor Swift in Stockholm. getty
Taylor Swift live zien was een jarenlange droom, en toch begon Doreen Hendrikx in de weken voor de Europese tournee van de Amerikaanse popster te twijfelen: zou dit het allemaal wel waard zijn? In Zweden zag ze echter hoe Stockholm drie dagen lang Swiftholm werd, en liet ze zich onderdompelen in de gekte.

“Ga je mee naar Stockholm?” Bijna een jaar geleden leek het nog een goed plan om naar de Zweedse hoofdstad af te zakken om Taylor Swift live te zien. Het had onze vriendengroep drie jaar gekost om de tickets te regelen. Dan moét je wel gaan. Zelfs als de arena 1.500 kilometer veraf ligt. Toch? 
 
Maar tussen toen en nu zat best wat tijd. En vooral: The tortured poets department. Het nieuwste Taylor Swift-album was niet echt mijn ding. Hopelijk lezen de echte 'Swifties' dit niet, maar: ik verveelde me halverwege het eerste deel al een beetje. En toen kwamen er nóg vijftien nummers. You need to calm down, Taytay. Maar de tickets waren al geboekt, dus stapte ik op het vliegtuig. Of het nu was voor Taylor Swift in Stockholm, of voor een weekendje Stockholm met ook een optreden van Taylor Swift, maakte niet zoveel meer uit.
 
Swiftholm
Maar er is geen ontkomen aan Swift, merk ik meteen in Stockholm. “Ik heb twee uur vastgestaan toen ik gisteren van een feestje naar huis ging”, vertelt de bakker waar we kaneelbroodjes kopen. “Overal liepen Swifties, niemand raakte thuis.” De Zweden waren gewaarschuwd: na Parijs was Stockholm de tweede Europese stad waar Swift zou optreden. Maar met half zoveel inwoners vormde de komst van 180.000 fans op drie dagen best een uitdaging voor de Zweedse hoofdstad. De middenstand maakt er alvast het beste van: je kan geen restaurant binnenlopen of je hoort haar muziek. Iedereen die iets te verkopen heeft, vindt wel een tekstflard om dat aan te koppelen. De stad wordt voor de gelegenheid omgedoopt tot Swiftholm. 

getty
“Ik had schrik”, zegt Jackie, een Amerikaanse toerist die op cruise is en de oude binnenstad bezoekt. “Mijn kleindochter had me gewaarschuwd. Maar iedereen hier is zo zachtaardig! Akkoord, het is over de koppen lopen. Maar kijk hoe geweldig die outfits zijn!” Ze wijst een duo meisjes aan in matchende roze loverjurkjes met witte cowboylaarsjes. Voor elke vijf mensen die je ziet passeren, is er minstens één die een T-shirt draagt van Swifts Eras Tour. Zodra iemand aan de zelfgemaakte vriendschapsbandjes rond je pols ziet dat ook jij bij het complot hoort, krijg je een glimlach toegeworpen. Als je even rustig op een terras zit, is het niet moeilijk om te geloven dat de toerismeboost die de popster teweegbrengt eigenhandig de inflatie de hoogte in jaagt op plekken waar ze optreedt. Maar in de vroege namiddag lopen de straten alweer leeg, en volgen ook wij de glitters naar het stadion.
 
Vraagtekens
De aanwezigheid van de Swifties in Stockholm was overdonderend, maar ik heb nog steeds mijn twijfels. Om de reis betaalbaar te houden hadden we voor de goedkoopste tickets gekozen: zou het zicht wel de moeite zijn? Ik had mijn best gedaan om online spoilers te mijden, maar aan sommige delen van de show viel niet te ontkomen. Zou de verrassing niet weg zijn? Om het nieuwe album in haar setlist te wurmen, had Swift bovendien een paar van mijn favorieten geschrapt. En is drie volle uren niet héél lang om te blijven boeien? 
 
Maar dan zat ik daar, bovenaan in het stadion. Popcorn en een flesje water hebben me net een rib en een nier uit mijn lijf gekost, maar minuut na minuut voel ik mezelf steeds meer versmelten met de massa. We wisselen armbandjes uit met de mensen naast ons, praten over wat onze favoriete nummers zijn in de wachtrij bij de toiletten. En als ik een berichtje krijg dat het optreden over twee minuten begint, zet ik het tot mijn eigen verbazing op een lopen naar mijn stoel.
 
In de Friends Arena word ik deel van een zestigduizendkoppig monster met één fixatie: Taylor Swift. Dit voelt groter dan mezelf. Zodra de zangeres op het podium verschijnt, besef ik dat ik hier toch al lang op zit te wachten. Dan vergeet ik hoe teleurgesteld ik was dat haar show op Werchter Boutique vier jaar geleden door corona in het water viel. Dan vergeet ik alle twijfels over en ethische bezwaren bij de hele onderneming. Slechts één gedachte blijft over: Taylor Swift is niet menselijk. Ze is een oppermachtig wezen dat met een simpel handgebaar een hele arena aansteekt. En dat wéét ze.

Gekrijs
Plots overvalt het me: is dit hoe het voelt om deel uit te maken van een sekte? Het hele concert door volgen we gedwee onze leidster. Als Swift ons had bevolen om met hartjeszonnebrillen en in wijde zomerjurken de hele wereld over te nemen, dan hadden we dat gedaan. Zelf houdt ze de teugels strak in handen. De schermen op de vloer, de choreografie, de lichtjes die de toeschouwers rond de pols dragen: elke moment van de show is minutieus voorbereid. Wie op een plaspauze gehoopt had, is eraan voor de moeite. Alle 46 nummers worden zin voor zin meegeschreeuwd. Zonder oordopjes is het gekrijs bijna niet te harden. Drie uur concert, tientallen decors en nog meer outfits: het gaat allemaal als in een flits voorbij. Het publiek aanbidt haar, en je kunt niet anders dan daarin meegaan. 

getty
Ik kan alleen maar superlatieven bedenken bij zoveel puur vakmanschap. Ik kan niet anders dan staren, zelfs naar de stukken die ik al vanuit drie verschillende hoeken op sociale media zag passeren. Zelfs de nummers van het nieuwe album dat ik niet zo goed vond, blazen me omver. En we zitten zo hoog dat we een stuk van het podium niet konden zien, maar het maakt niet uit. 

We zijn daar, en we hoorden erbij. In een individualistische wereld, waar gemeenschapsgevoel steeds zeldzamer wordt, is dat exact wat de meesten hier zoeken. Taylor geeft het ons graag. 

Ja, dit was het waard.
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Wat zou u zeggen als...? 


Wat zou u doen wanneer iemand in uw tafel- of tooggezelschap zowat racistisch, homofoob of seksistisch uit de hoek komt? Misschien uit onwetendheid, misschien als provocatie, misschien gewoon omdat die iemand zo denkt? Anyway, hoe reageert u? Ons panel van drie generaties geeft een voorzet. Een greep uit hun antwoorden:





Arevik d’Or
  •  "Er is sowieso geen ‘juiste’ manier. Je zou misschien het gesprek kunnen opentrekken door iets te zeggen als “Mag ik je iets vragen? Ik vraag me af of je je ervan bewust bent dat je zonet het n-woord hebt gebruikt”. Of: “Wat je net zei, dat kan echt kwetsend overkomen.”  (De twintiger)
  • Om resultaat te boeken is de toon en de manier waarop je iets zegt, belangrijk. Zelf zou ik het met humor aanpakken, of eerst het ijs breken met een luchtiger onderwerp, of vanuit mezelf vertrekken. (De veertiger)
  • Tegen die mensen zeg ik met een overdosis empathie wel: “Tante Josephine, je mag dat woord niet meer gebruiken. En wel omdat ...” (De zestiger)
Maar lees misschien het volledige stuk.

Lees hier:
Charlotte De Cooman
Charlotte De Cooman

Het verdriet na de liefde en hoe dat voelt (en voorbij gaat)


Liefdesverdriet. Simpel en toch zo complex. Absurd en toch zo pijnlijk. Je kan er de zwaarste theorieën over bedenken en je kan beschrijven hoe het voelt en hoe het uiteindelijk toch voorbij gaat. Dat laatste probeert Charlotte De Cooman – lerarenopleider en violiste – hieronder.

De liefde. Na een jaar en twee maanden hield ze onverwacht op. Omdat ik hem voor een keuze had gesteld: waar gaat dit naartoe? Ik was 36, we hadden na veel gedoe beslist om officieel samen te wonen, maar dan liep het plots spaak. Omdat hij een trager tempo heeft, zei hij. Omdat hij niet weet of hij mij wel ooit kinderen zal kunnen schenken. Omdat hij een twijfelaar is en ik een sterk karakter heb en we daardoor van elkaar iemand maken die we niet willen zijn. 

Het werd net winter, die prachtige zomer samen was voorbij, ik kwam alle dagen thuis in een leeg huis en iedere vezel in mij ademde verdriet. Het was een leegte en pijn die ik nooit eerder had gevoeld. Als muzikant weet ik hoeveel er over de liefde is geschreven, hoeveel er is gecreëerd. Ik weet dat mensen mooie dingen maken als ze uiting kunnen geven aan hun pijn. Ik weet ook dat het gemis mensen tot gekke dingen kan drijven: door uit elkaar te groeien, door een minnares die plots opduikt of gewoon omdat het op was.

Maar niets van dit alles overkwam mij. Ik werd vooral onzeker, omdat ik niet wist waarom. Omdat hij twijfelde, terwijl voor mij alles perfect was.
Ik voelde me niets meer waard, sliep nachtenlang niet, kon niet meer genieten van muziek, voelde de hele tijd stress over mijn hele lijf, kon niet begrijpen dat mensen mij ooit een job hadden gegeven. Eenvoudige dagelijkse dingen werden loodzwaar. Steken in mijn hart maakten dat hels verdriet nog pijnlijker.

Maar ik wou er zo snel mogelijk uit. Ik bleef werken – ook al sleepte ik me ernaartoe. Ik bleef twee keer per week sporten – ook al kreeg ik geen hap meer naar binnen. Ik bande alcohol, bezocht een psycholoog, een dokter, en bezocht zelfs een logopedist omdat ik niet meer normaal kon praten en zingen. Ik plande reizen met vrienden naar de zon, gooide hem van mijn sociale media, verbrak ieder contact en hoopte iedere ochtend dat de nachtmerrie over zou zijn. Ik liet me omringen door vrienden.
Het was fantastisch te zien hoeveel mensen voor mij klaarstonden. Mijn collega’s namen taken van me over, maar ik bleef toch aan de slag zodat ik thuis niet verder wegkwijnde. Iedere zondag ging ik eten bij vrienden, ik sliep af en toe bij mijn ouders zodat ik de kat kon knuffelen en niet in een leeg huis moest slapen. Anderen brachten me soep en mijn opleidingshoofd sms’te dat hij mij samen met het team naar de lente zou dragen.

Ik ben heel dankbaar voor mijn warme netwerk, want als je zoiets meemaakt, denk je dat het nooit meer goedkomt. Omdat je geest het volledig heeft overgenomen en omdat de zwarte waas die over je hangt je de keel afsnijdt en je leegzuigt.
Ik googelde: “Wat moet ik doen om zo snel mogelijk te herstellen van liefdesverdriet?”. Antwoord: maak je los van de ander, probeer niet aan hem te denken, laat het verdriet toe, ga leuke dingen doen, maak een lijst met zijn negatieve kenmerken. Goed bezig, dacht ik, al kon ik aan dat laatste niet beginnen omdat ik hem idealiseerde en geen enkel negatief punt kon verzinnen. Alle clichés klopten: seks met een ex, zijn familie opzoeken, in een dronken bui tien keer bellen op zijn verjaardag en hem gaan zoeken in alle cafés waar we samen ooit kwamen.

De ommekeer
Pas toen een vriend onverwachts stierf aan een hartfalen, ik opnieuw een roomie kreeg die de kamers in huis vulde, en ik een tournee speelde met liefdesliedjes die me iedere keer deden huilen op het podium, begon ik in te zien dat het leven te kort is om ongelukkig te zijn om iemand die niet voor jou kiest, en dat je gewoon dankbaar moet zijn voor het leven – met al zijn vreugdes en verdriet.

Ik heb door hem ruzies gehad met goede vrienden, omdat ik niet geloofde dat hij al over mij was, door zijn foute signalen en gebrekkige communicatie. Allicht met goede bedoelingen, maar des te pijnlijker voor mij. Intussen hebben we geen contact meer en ben ik nog steeds bang om hem in de stad tegen te komen. Omdat ik niet weet hoe ik zal reageren. Omdat ik niet weet of ik echt drie pinten en een hete koffie over zijn hoofd zal kappen, of dat ik hem gewoon zal negeren. Misschien vlinder ik ooit nog onverschillig door de ruimte die we samen delen, omdat het – hoe fake alles nu ook aanvoelt – wel een mooie tijd is geweest.

Ooit mailde ik ten einde raad naar psychiater Dirk De Wachter. “Weet dat de liefde altijd terugkomt in nieuwe vormen en steeds overwint”, antwoordde hij. Ik heb aan die woorden al vaak gedacht. Omdat het waar is en alles echt wel goed komt. Omdat er dingen op mijn pad kwamen die er anders nooit waren geweest.
Als er iets is wat ik onthouden heb uit deze gruwelijke periode, dan wel dat het echt oké is om hulp te vragen. Dat er steeds mensen voor je klaar staan in nood en ze dat met veel plezier doen. En dat hun warmte – alleen al hun aanwezigheid, een aanraking of knuffel – meer kunnen doen dan duizend pillen. Het hielp ook dat ik bij een koor ging zingen, omdat muziek helend werkt en mensen verbindt. Ik raad het iedereen aan: blijf nooit zitten en aanvaard hulp. Want het leven is echt de moeite waard en leed maakt steeds plaats voor een nieuw begin.

Wat u, beste lezer? Hoe herstelde u van een gebroken hart? Mail ons!

Lees ook:

Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Over de eerste duizend dagen van het kind


Het zijn boeiende discussies over het belang van het ouderlijk gedrag tijdens de eerste duizend dagen van een kind. Ja, ze zijn belangrijk, maar moeten ouders daarom in een kramp schieten? Neen, dat niet. 


getty
“Slapengaan lukt niet zo vlot, en daar lees ik honderd verschillende meningen over. Als mijn zoontje nog maar een paar minuutjes huilt, voel ik me al schuldig. Ik ben ook bang om hem bij zijn grootouders te laten overnachten, omdat zij van mening zijn dat het soms nodig is om hem te laten huilen. Terwijl zij heel goed voor hem zorgen.” Het is een getuigenis uit het stuk dat collega Veerle Beel schreef naar aanleiding van het debat over het belang van de eerste duizend dagen van het kind, en de rol die de opvoeding en de nabijheid van de ouders daarin spelen. Wetenschappelijk is intussen al even aangetoond dat in die eerste duizend dagen - dus vanaf de conceptie tot ongeveer twee jaar - een mens veel meer groeit dan hij later ooit zal doen. Biologisch is hij dan ook het meest onderhevig aan invloeden van buitenaf. En dat geldt zeker voor bijvoorbeeld verwaarlozing, trauma's of een gebrek of teveel aan prikkels.
Maar door de nadruk die daar de voorbije jaren op gelegd is, dreigt de slinger door te slaan, en riskeren we als het over baby's gaat,  te angstig, te bezorgd, te psychologiserend te reageren. Met onnodige ouderstress als gevolg. Daarover schreef Veerle Beel twee boeiende stukken.

Lees ze hier:

Ilana Vantricht
Ilana Vantricht

Ja, ik ben ook zo’n twintiger die van een marathon droomt


Iedereen lijkt te lopen, liefst lange afstanden, van ten miles tot marathons. Wat is de drijfveer die ons massaal uit een warm bed en over de finishlijn haalt? Of is het een symptoom van de quarterlifecrisis? “Er moet meer zijn”, denkt twintiger Ilana Vantricht.


Johan Dockx
In het natuurgebied waar ik meerdere keren per week mijn hoofd leegmaak en mijn benen uitput, is het zalig lopen. Dicht bij de stad en toch heerlijk groen. Het landschap is uitgestrekt, open en vrij. Je kunt er op het eindeloze pad rennen rond het gebied of verloren lopen op de vele kronkelende zandweggetjes. En ik ben duidelijk niet de enige die verknocht is aan de vele kilometers die je er kunt afleggen. Of het nu regent, sneeuwt of pittig warm is, tijdens de  ‘loopspits’ lijkt het alsof hardlopen een teamsport is.

Tegenwoordig ligt de lat van dat amateurteam een pak hoger dan vroeger. We willen verder, harder en langer lopen. Ten miles, (halve) marathons en zelfs ultralopen worden steeds populairder. Volgens Strava, hét sociale netwerk voor sporters, werd er in 2023 een recordaantal marathons gelopen. Ook op eigen bodem doen loopevenementen het goed. Zo verwelkomde de Antwerp Ten Miles een recordaantal lopers en waren de tickets voor de 20 km door Brussel in een mum uitverkocht.

Wat drijft ons om zulke afstanden te lopen? Want ook ik ben gezwicht: in juni loop ik mijn eerste halve marathon. Ik kijk ernaar uit en ben volop aan het trainen, maar toch vraag ik me soms af wat me bezielt. En of wat ik er – behalve een goede conditie en een onverzadigbare honger – eigenlijk van terugkrijg.

Delen, of het telt niet   
Dat zoveel mensen duurlopen, is volgens sportpsycholoog Cedric Arijs het gevolg van een complexe cocktail van sociologische en psychologische factoren. “In de eerste plaats is het een weerspiegeling van onze maatschappij. We zijn allemaal enorm prestatiegericht en doelgedreven. Er heerst een onontkoombare drang naar meer. We zoeken nieuwe manieren om onszelf te bewijzen of om uit te blinken. Het is niet abnormaal dat dat doorsijpelt in onze vrije tijd.”

Voor veel lopers is die weg naar ‘meer’ telkens enkele kilometers langer, want als je over de eindmeet van een marathon kunt huppelen, heb je jezelf als loper – en misschien ook als mens – bewezen. Dat is, natuurlijk, alleen als je je prestatie niet vergeet te delen op Strava. Er wordt weleens gezegd dat je training niet telt als je die niet online deelt. “Het kan inderdaad een goede tool zijn om je vooruitgang op te volgen. En het is leuk om te zien waar je vrienden mee bezig zijn, maar het mag geen prioriteit worden”, zegt Arijs.

Apps zoals Strava maken elke bocht die je neemt, elke kilometer die je loopt, zichtbaar. Dat werkt zowel bekrachtiging als vergelijking in de hand. Wanneer bijna iedereen in onze omgeving tijdens de lunchpauze 15 kilometer rent of meerdere keren per jaar een marathon achter de kiezen heeft, kunnen we toch onmogelijk achterblijven?

Controlefreak
Onlangs bestempelde The Atlantic de hype van het duurlopen als een symptoom van de quarterlifecrisis. Op sociale media scrol je door een horde twintigers die hun nieuwste loopoutfits en -accessoires tonen, trainingen filmen en stretchroutines delen. Cijfers bewijzen dat het niet blijft bij stoere praat: in 2019 was 15 procent van de finishers van de New York City Marathon in de twintig. In 2023 steeg dat naar 19 procent. En in Los Angeles was 28 procent van de lopers die over de eindmeet vlogen dit jaar in de twintig, een stijging van 7 procentpunt tegenover 2019.

The Atlantic wijst controledrang en escapisme aan als drijfveren. Volwassen worden is een sprong in het diepe. Een (halve) marathon lijkt een verlicht pad naar beneden. Als je je aan je trainingsplan houdt, is het een doel dat je zonder twijfel kunt halen. Naast het geweldige gevoel van controle dat je erdoor krijgt, biedt het ook een uitweg. Duurlopen verlegt de focus van moeilijke levensvragen naar je ademhaling, het aantal kilometers en de weg.

Binnenkort word ik 25 en, inderdaad, een hoop levensvragen dient zich aan. Wat wil ik in de toekomst? Wie ben ik? Welke job wil ik? Wil ik een eigen huis? Wie wil ik zijn? Wil ik verhuizen naar een warm land? Wat als niets goed loopt? Opeens begint mijn hoofd te tollen, mijn borstkas te spannen, mijn adem te stokken en mijn lijf te trillen. Ik krijgt geen zuurstof, voel mijn benen niet meer en zie zwarte vlekken. Ik heb een paniekaanval, want de toekomst is onzeker.

Voorlopig zijn mijn enige zekerheden de lus die ik morgen loop en de halve marathon die ik binnenkort ren. Een duidelijk streefdoel dat mij als een boei boven water houdt in de woelige zee van het volwassen worden. Dat concrete doel geeft me enerzijds controle. Anderzijds loop ik zo stress, angst en verdriet van me af. De wind waait zorgen uit mijn hoofd en ik vind rust in de ritmische cadans van mijn passen.

Het vuur in jezelf
Ongetwijfeld loop ik verloren in het volwassen worden. Maar als het aankomt op groepsdruk en prestatiedrang, hoop ik toch dat er meer schuilt achter mijn verlangen om een halve marathon te lopen. Als dat werkelijk mijn enige motivaties zijn, wat is dan de waarde van mijn zondagse rondjes? Hoe blijf ik plezier en voldoening halen uit de trainingen? Zoek ik beter een andere hobby? Zelfs als ervaren loper vallen existentiële vragen niet te ontlopen.

De sportpsycholoog heeft goede raad. Het is belangrijk om als loper jezelf en je drijfveren in vraag te blijven stellen. Maak dat de motivatie om een marathon te lopen vanuit jezelf komt. Hoe verder die motivatie van externe factoren ligt, zoals het oordeel van een ander, hoe oprechter en meer ondersteunend die zal zijn. Want als je er niet in slaagt het vuur in jezelf aan te wakkeren, is het niet haalbaar of leefbaar om consistent lange afstanden te lopen.

Het is dat innerlijke vuur dat ons drijft. Een langeafstandsloper is een hele tijd onderweg, je hebt  veel en kwaliteitsvol hout nodig om dat vuur brandend te houden. “Intrinsieke motivatie komt van binnenuit en is heel gezond”, vertelt Arijs. Duurlopers vinden het dan oprecht leuk om te rennen en genieten van elke kilometer. Zij trainen voor of lopen lange afstanden, omdat ze dat willen, zomaar.

Dat is iets anders dan de zogenaamde interne motivatie. Lopers die hierdoor gemotiveerd zijn, zullen het vooropstellen dat duurlopen voordelig is voor hun gezondheid of dat het mooi is om voluit voor een doel te gaan. Of ze houden zich vast aan het zalige gevoel na het lopen.

Caro Van den Abbeele (23) loopt over van intrinsieke en interne motivatie. Met heel haar ‘zijn’ geniet ze van elke minuut die ze loopt. “Vroeger was dat helemaal anders. Ik had een echte haat-liefdeverhouding met mijn lichaam. Door een stevige blessure kon ik veel dingen niet meer, zoals lopen. Ik was zo kwaad op mezelf en op mijn lijf. Toen ik van nul moest starten, werd die frustratie alleen maar groter. Ik moest leren zien en waarderen wat ik allemaal wél kon. Het lukte me uiteindelijk zelfs om mijn prestatiedrang los te laten.”

Niet verloren lopen
Toch besloot ze met kennis van zaken te gaan trainen. Met de nuchtere kijk op beweging die ze heeft als masterstudent revalidatie- en kinesitherapie leerde ze opnieuw hardlopen. Ondertussen liep ze afgelopen jaar moeiteloos twee halve marathons en ligt de volgende al in het vizier. “Duurlopen maakt dat ik weer in liefde met mijn lichaam kan samenleven. Maar ergens is het ook gewoon een deel van mijn identiteit – altijd meer kunnen of willen, altijd een nieuw doel stellen, altijd op zoek zijn … Dat is de aard van het beestje, zeker? Als ik niet kan gaan lopen, loop ik een beetje verloren in mijn leven.”

Tijdens het lopen focust Caro op bewuste aanwezigheid en genieten, maar dat wil niet zeggen dat ze haar trainingen niet trackt of haar evolutie niet opvolgt. “Streven naar een doel motiveert me. Om dat doel te bereiken, moet je ermee bezig zijn. Al die statistieken zijn nuttig, ze vertellen je meer over je trainingen. Ben ik goed aan het evolueren? Wat kan er beter? Zit ik op schema?”

Introspectie
Wanneer je als duurloper vanuit de juiste motivatie aan de startlijn verschijnt, brengt het heel wat moois in je leven. Ook wanneer je niet aan het rennen bent. Lopen sijpelt ook door in de rest van je leven, al is het maar omdat je je als loper van je meest georganiseerde kant moet tonen. Om lange afstanden te lopen, moet je wel wat tijd vrijmaken in je agenda.

Duurlopers spenderen ook best veel tijd met zichzelf. “Ze krijgen zo de kans om een goede relatie op te bouwen met hun hoofd en lijf, wat een positief effect heeft op hun mentale gezondheid en weerbaarheid”, legt sportpsycholoog Arijs uit. Die tijd met jezelf kan het uitgelezen moment zijn om te bezinnen of om aan introspectie te doen. Wanneer ik vertrek op mijn wekelijkse duurloop, weet ik dat ik terugkom met nieuwe ideeën en inzichten.

Zo maakte ik tijdens mijn laatste zondagloop een lijstje met dingen die ik in mijn nieuwe levensjaar wil meemaken, doen of bereiken: ‘25 dingen voor 25-jarige ik’. En ja, een marathon lopen staat ertussen. Want ik heb besloten dat er is niets mis is met het zoeken naar controle in een voortdurend veranderd leven, zolang er in mijn hart en ziel veel loopgoesting huist.

Wat u, beste lezer, waarom loopt u zo lang, zo ver? Mail ons!

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Wat zou u doen wanneer uw kinderen u om een lening zouden vragen? 


"Mama, zou ik 3.000 euro kunnen lenen voor een kleine verbouwing?" Het was een levensechte, maar ook herkenbare vraag in onze wekelijkse rubriek Wat denk je?


Getty
"Mijn drie kinderen staan stilaan op eigen benen. Maar met wat ze verdienen met hun eerste jobs en de hoge huurprijzen is het soms nogal wankel. Het gebeurt meer dan eens dat ze vragen om wat geld te lenen. De ene eens duizend euro, de ander drieduizend. Altijd met de belofte dat ze het zullen terugbetalen, al weet ik dat dat niet voor morgen zal zijn. Ik wil hen graag helpen, maar tegelijk worstel ik hier ook mee: als alleenstaande moeder heb ik zelf ook niet zo’n groot budget, maar vooral: ik wil de ene niet voortrekken tegenover de anderen. Als ik hen telkens even veel moet geven, trekt mijn spaarrekening het niet. Weigeren vind ik ook lastig. Hoe pak ik dit aan?"
Wat zou u antwoorden op deze weekvraag in de rubriek wat denk je? Drie antwoorden kwamen er, van mensen uit drie verschillende generaties. Dingen die ik daaruit onthield:
  •  Gedraag je als een echte bank. Wie wil lenen bij Kredietmoeder Inc., moet eerst al flink gespaard hebben en bewijs van een stabiel inkomen leveren. (de dertiger)
  •  Iets in het geheim toestoppen aan de ene, en niet aan een ander leidt vroeg of laat tot na-ijver of ruzie (de vijftiger)
  • Vraag is of de mama zich sterk genoeg voelt om op financieel vlak haar grenzen te bewaken. Ik raad het haar dringend aan.
Maar u leest beter het hele stuk natuurlijk.

Lees het hier:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Vergeef me mijn tikfouten, want ik kan er niks aan doen (en zijn ze niet charmant, misschien?)

Johan Dockx
Er zijn twee soorten mensen: zij die er nooit aan doen en zij die ze opstapelen: tikfouten dus. Wie ze maakt, zegt iets over zichzelf.

Dat ze niet wist wat ana betekende, schreef de kandidaat-freelancer, het woord had ze in mijn mail gelezen. Dat ze zich dat niet moest aantrekken, schreef een collega in cc terug, met een smiley erbij, want dat ana gewoon Lieves tikfouts was voor het woord aan. Het was een beetje gênant, maar het is wel zo, mijn getyp is extreem idiosyncratisch. Dus als u ergens ene leest in plaats van een, ana in plaats van aan of rara in plaats van raar, dan weet u dat u een mail van mij vast heeft. Of verkeizinegn in plaats van verkiezingen. En zo zijn er nog wel een paar.

In tijden waarin de persoonlijkheid zich nog amper etaleert in iemands handschrift, is het een verleidelijke gedachte: de idee dat je typo’s zoiets zijn als je vingerafdruk, een manier om te weten dat jij en niemand anders het klavier bediend heeft. Meer dan twintig jaar geleden was het al een dingetje in de roman Miss Wyoming van de toen megapopulaire Douglas Coupland: een van de personages maakte er een sport van om iemand te identificeren aan de hand van de typische typfouten. Een beetje zoals de personages van Agatha Christie vroeger de typmachine konden achterhalen waarop een belangrijk document getikt was. Het zat trouwens onlangs nog eens in de Netflix-reeks Ripley: de verhoogde e die zo karakteristiek bleek in de getypte brieven van Dickie. Een mankement van de ouderwetse typmachine was dat, niet van ’s mans fijne motoriek.

Toetsenverwarring
Het is intrigerend, die systematiek in de tikfouten. En kijk: Waarom maken veel mensen vaak dezelfde tikfout? Het was een vraag die vorig jaar ook de redactie van NRC bezighield. “Typen is een complexe vorm van taalverwerking. Tikfouten verraden hoe hersenen taal verwerken en produceren”, schreven ze daar. Maar echt heel erg ver geraken ze niet in de verklaring van die tikfoutentaal. Peter MacNeilage van de University of Texas (VS) lijstte in 1964 al op wat er allemaal kan mislopen bij het typen, en dat is veel. De meeste fouten bleken horizontale ruimtelijke fouten: je typt een i in plaats van de ernaast liggende o. En ook: “als je een bepaalde fout vaker maakt, dan is het lastig die weer uit je systeem te krijgen.” Dat laatste zegt Liset Rouweler van de Rijksuniversiteit Groningen, die gespecialiseerd is in dyslexie, en daarin wel een link ziet: “Ook bij mensen met lees- en spellingsproblemen zie je vaak systematische fouten. In het brein is er een correlatie tussen motoriek en spelling.”

Er speelt veel tegelijk. Ze hebben het in het stuk ook over associatieve fouten – met een typisch voorbeeld: slalade in plaats van salade – én je hebt fouten die ontstaan doordat je sneller denkt dan typt: tegen de tijd dat je een letter typt, zijn je hersenen alweer druk met iets anders. Dat laatste is herkenbaar. Het is ook de reden waarom je zo gemakkelijk een mail stuurt zonder nalezen, vermoed ik. Je wil dat je mail zo snel mogelijk de impact heeft die hij moet hebben – een vraag of verzoek tot bij iemand, iemand geruststellen, de puntjes op de i zetten. Bij traagheid gedijen tikfouten niet.

Het kan, in tijden van AI, overkomen als schaamtelijk lui. Autocorrect, woordvoorspeller en spellingcontrole zouden die irritante foute lettercombi’s er gewoon uitvissen. En nalezen. Maar neen, doen we niet aan. Of beter: daar doen sommigen onder ons niet aan. Die extra seconde te veel, weet u wel. En ook: iedereen weet dat je al heel grondig moet nalezen om niet over je eigen tikfouten te lezen. Ons brein vult namelijk automatisch aan wat het denkt dat er staat, in plaats van te lezen wat er daadwerkelijk – fout – staat.

Persoonlijkheidstypo
Maar er is ook goed nieuws. Want tikfouten trekken de steriliteit uit de woordenmix, geven karakter, persoonlijkheid en emotie aan een stukje tekst. We hebben het voor alle duidelijkheid niet over luie schrijffouten en spelfouten à la hoe gaat het met jouw of wordt je ook zo boos? Wel over fouten die duidelijk het gevolg zijn van een minder vlot contact tussen vingers en keyboard of tussen duimen en de miniatuurtoetsen op die smartphone.

Het is de dada van Harvard-onderzoeker Andrew Brodsky. Hij wou weten hoe spontaan gedrag in het algemeen, en meer specifiek de tikfout, iets kan vertellen over de emotionele staat van de mens die het gedrag in kwestie stelt. Uit de experimenten die hij hierover deed, besloot hij dat boze of opgewekte mails of berichten die tikfouten bevatten nog eens als extra boos of blij aangevoeld werden door de ontvanger. “Een typo doet de zender authentieker lijken, en minder gebeten op het maken van een goede indruk”, besluit hij. Logisch, we hadden het er hierboven al over. Typen in een emotionele bui is als het haastige loopje van een kind dat snel-snel iets wil gaan vertellen aan mama of papa. Woorden komen er dan ook niet altijd in de juiste volgorde uit. Hetzelfde soort van spontaniteit vind ik persoonlijk nu ook mooi doorschemeren in typsels.

Brodsky stelde zelfs vast dat bazen die een paar tikfouten maken als aantrekkelijker beoordeeld werden, maar ook als lichtjes minder competent. Dat laatste geldt natuurlijk ook wanneer de tikfouten in een mail van een anoniem bedrijf of dito organisatie komt. In dat geval is het: dit kan niet. Al doet dat laatste me ook wel denken aan de handtekening in de Substack-nieuwsbrief After school. Zij sluiten systematisch af met een “All typos are intentional to make sure you’re paying attention”. En dan denk ik weer: ach, charmant.

Maar zoals met alles, zit het ook hier in de dosering. Berichten waar je tussen de typo’s door nog een crypto-oefening moet doen om te weten wat er nu eigenlijk staat, zijn erover. Te veel is te veel. Je wil niet gezien worden als een Martha, de labiele stalkster uit de Netflixreeks Baby Reindeer, wiens tikfouten al snel op een onderliggende duisternis wezen. En neen, je wil al zeker niet dat je mails de allure van phishingmails krijgen.

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | gebruiksaanwijzing voor het leven, door Erwin Mortier


Dat hij een scheurkalender zou kunnen maken met zijn zinnen, schrijft Jelle Van Riet in haar stuk over Erwin Mortier, zo mooi zijn ze. 
Elke Pannier
Ze zijn niet te tellen, de inspirerende uitspraken in de gebruiksaanwijzing voor het leven waarmee schrijver Erwin Mortier strooit in het interview-essay van Jelle Van Riet da het voorbije weekend in DS Letteren stond. Een paar staaltjes?

* “Aangezien we niet eerder zijn geboren en weinig repetitieruimte krijgen, zijn we allemaal dilettanten in het bestaan."

*  “Als we van iemand houden, dan is het niet van de stelling van Pythagoras in die persoon, maar van zijn eigenaardigheden."

* "Ik verwelkom alle stemmen waar we lang doof voor waren, maar we woken ons lam en MeToo’en ons een bult. Je kunt niet de vrijheid van het woord hoog in het vaandel voeren en tegelijk andermans woord knevelen. Je kunt geen literaire erfenis, hoe problematisch ook, wegwissen. Het gevaar van die canceldrang is dat daarachter de illusie schuilgaat dat als je alles wegpoetst, onze ziel dan vanzelf ook zuiver wordt."

* "Welja, lanterfant! Geef de gedachten vleugels! In een wereld waarin alles procedure wordt en iedere uitbarsting van eigenheid wordt dichtgetimmerd, kun je niet genoeg mentaal lanterfanten."

De andere 23 moet u zelf zoeken.

Lees hier:
Charlotte De Cooman
Charlotte De Cooman

En toen besloot ik om mijn eicellen te laten invriezen: “Een mooie leeftijd, zeker goed op tijd”, zei de dokter


Johan Dockx
Omdat moederdag dit weekend misschien ook de dag is waarop niet-moeders stilstaan bij hun kinderwens haalt Charlotte De Cooman – lerarenopleider en violiste – eigenzinnige herinneringen op aan haar ingevroren eicellen.

Voor mijn vijfendertigste verjaardag gaf ik mijzelf drie cadeaus: een zwaar uit de hand gelopen homeparty, een dure designtafel en een nog duurder evenement: het invriezen van mijn kostbare eicellen. Enkele vriendinnen hadden dat mij al voorgedaan en ik wou toch ook eens horen hoe dat precies zat. Voor ik het wist, zat ik in een fertiliteitskliniek te kijken naar een Powerpointpresentatie over de slaagkansen van een zwangerschap, over het aantal eitjes dat nodig is per zwangerschap en over hoeveel het hele zootje me zou kosten.
“Een mooie leeftijd, zeker goed op tijd”, zei de dokter, terwijl een mondmasker mijn tranen verborg. Nooit had ik kunnen denken dat ik op mijn 35ste in mijn eentje in een ziekenhuis zou zitten om mijn houdbaarheidsdatum nog wat te rekken en zo in de statistieken van hoogopgeleide ik-geraak-niet-van-het-straat-vrouwen zou terechtkomen. Nooit had ik kunnen denken dat ik op de leeftijd waarop mijn moeder al drie kinderen had en haar tropenjaren al lang voorbij waren, zelf nog single zou zijn en daar geld aan zou willen besteden. Omdat dat hele idee van maakbaarheid van het leven eigenlijk niet bij mij past. Omdat ik volgens mijn collega’s de beste single op aarde was. Omdat mijn kinderwens nog niet uitgesproken duidelijk was.
Maar voor ik het goed en wel besefte, lag ik daar wel met mijn benen omhoog en kreeg ik te horen dat hij er niet zoveel kon zien. Mijn eitjes, daarover had hij het. Als een zielig vogeltje deed ik snel mijn slipje aan en voelde mij even geen vrouw meer. In mijn hoofd ontrolde zich met veel drama een film waarin de jongere vrouwen die ik op straat passeerde allemaal opperwezens waren, uitgerust met een extra besturingssysteem dat een antwoord klaar had op alle existentiële vragen in het leven. De dokter had het gehad over voorraden en reserves, woorden die me aan het kippeneten van mijn grootvader deden denken: spul uit grote witte plastic zakken, die je bij de Boerenbond ging halen. Of aan een reserveonderbroek die je bij de handbagage steekt, voor het geval je koffer verloren zou geraken in een of ander mooi paradijs aan de andere kant van de wereld.
Kutsituatie
Met mijn reserves ging het echter niet goed. Ik besliste prompt om ervoor te gaan en deze kutsituatie recht te trekken. Vier maanden en een verplichte passage bij de ziekenhuispsycholoog later was het zover – net toen ik mijn toenmalige vriend had leren kennen. Het was niet bepaald romantisch nieuws om te vertellen aan iemand die ik twee weken kende: “Vanaf volgende week word ik misschien een hysterische vrouw als gevolg van al die hormonen die ik in mijn lijf moet spuiten.”
Maar het hele proces was dus begonnen: iedere ochtend om zeven uur opstaan om mezelf een spuit te geven, tijdens het personeelsfeest net voor het dessert snel wegglippen naar die frigobox in mijn auto, tijdens een theatervoorstelling met mijn rugzak met koelelementen naar het toilet rennen om daar als een junkie op mijn intussen blauwe buik een plekje te zoeken waar het nog kon.
Ik heb me vaak eenzaam gevoeld, zeker op het toilet van de backstage, toen ik een concert moest spelen en schrik had dat mijn chaotische zelf zou flateren met de dosis. En toen kwam de pick-up, zoals dat heet. Een bijzonder moment. Een veel te enthousiaste dokter – met legerhoedje en opvallende Adidas-sneakers – deed bij iedere eicel die hij kon plukken alsof hij in een schietkraam de mooiste prijs had gewonnen. Intussen vertelden de vroedvrouwen met veel empathie wat er gebeurde, terwijl ik half knock-out probeerde mee te volgen en tijdig moest roepen als ik meer verdoving wou. Toen ik daarna tussen twee gordijntjes lag te bekomen, kreeg ik te horen wat de oogst had opgeleverd: een povere buit, zo bleek. Ik troostte me met de gedachte dat mijn lief me steunde en dat ik die eicellen misschien niet eens nodig zou hebben. En dat ik misschien toch geen kinderen wou.
Tweede keer
Omdat je uiteindelijk geen halve auto koopt, besloot ik om het toch nog een tweede keer te doen. De dokter, die sprak met iets te veel verkleinwoorden, liet me deze keer het proefbuisje zien en deed alweer extreem uitbundig, ook al was de oogst nog poverder dan de eerste keer. Toen ik hoorde dat mijn vele spuiten, bloedafnames en oncomfortabele echo’s maar zo weinig hadden opgebracht, moest ik huilen. Maar hij zei dat ik een slimme keuze had gemaakt en legde een troostende hand op mijn been, terwijl hij een tekeningetje maakte van twee copulerende mensen met een kruis door. “Toch de eerste dagen niet.”
Intussen is dat lief verdwenen en ben ik opnieuw verliefd, maar het voelt niet per se als een opluchting dat er iets in een diepvriezer zit dat mijn kansen op slapeloze nachten vergroot. Wel voelt het als een sterke daad, omdat ik graag cadeautjes geef en het er deze keer eentje volledig voor mezelf was. En omdat de eitjes misschien een betere investering zijn dan dat huis dat ik in mijn eentje verbouwde en de vochtige muren van die idiote aannemer die van de wereldbol verdween.
Zielig vogeltje
Onlangs vertelde ik op een vakantie met vrienden over mijn diepvriesavontuur. Toen bleek dat er nog iemand was die hetzelfde had gedaan schrok ik. “Hoeveel had jij er? In welk ziekenhuis? Hoeveel dagen moest je recupereren? En was je ook de loser van de dag met de minste eicellen van de afdeling?” Het deed deugd om het avontuur te delen. Ik voelde me niet langer een zielig vogeltje, dat net de eitjes uit zijn vers gebouwd nestje zag vallen.
Achteraf kan ik er wel om lachen, met dat absurde tafereel daar in de operatiekamer, de dokter die zo fier op me was terwijl ik niets hoefde te doen, mijn ex-lief die het niet veel kon schelen en het kind dat misschien in de diepvriezer zit te wachten. Iets wat impulsief begon, maar mij na die relatie wel heeft doen nadenken over wat zou kunnen, en hoe fijn het voelt om dat dilemma even te kunnen uitstellen. Omdat ik zoveel kansen heb gekregen bij mijn eigen geboorte en ik mij deze kans op uitgestelde twijfel niet wou ontzeggen.
(Aan die aannemer: je weet me wonen.)
Voor een breder artikel over het invriezen van eicellen zijn we op zoek naar getuigenissen. Mail ons als u over uw verhaal met ons wil praten!

Lees ook:


Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Over liefde en in elkaar haken


Your lobster. In Friends zei Phoebe dat aan Rachel over Ross. En dat zeggen ook Debbie Crommelinck (38) en Simon Wullens (45) over elkaar. Hun verhaal is niet spectaculair maar wel mooi.

Carmen De Vos
Het is niet alleen het beer-of-mandilemma (zie hieronder) dat de relatie tussen vrouwen en mannen definieert. Er zijn gelukkig ook nog minder polariserende verhalen. Over de liefde bijvoorbeeld. In de reeks Leve de liefde haalt Joke Van Caesbroeck haar romantische hoop deze week bij Debbie en Simon. Het zou een romcom kunnen zijn. Ze kwamen elkaar al een half leven geleden tegen voor het iets werd. En dat iets is nu: een samengesteld gezin waar alle puzzelstukjes in elkaar lijken te passen. Niets spectaculairs maar wel gewoon simpel-goed.

Lees hier: 
Inge Schelstraete
Inge Schelstraete

Alleen in een bos, verwacht een vrouw meer van een beer dan van een heer


Tienduizenden vrouwen zouden, alleen in een eng bos, liever een beer tegenkomen dan een man. Het gaat dan wel om een uit de hand gelopen vraag op Tiktok, maar het is ontnuchterend: vrouwen vertrouwen mannen niet, als ze al niet bang zijn voor hen. Inge Schelstraete duikt in dit toch wel rare dilemma.


Johan Dockx
Het is zo’n caféspelletje: zou je liever x of y? Daarbij zijn x en y meestal even weinig appetijtelijke alternatieven. Hoe brutaler eerlijk de deelnemers antwoorden, hoe relevanter het spel. Maar toen de site Screenshot HQ op 10 april een filmpje op Tiktok zette in die stijl – “Zou je liever in een bos vastzitten met een man of met een beer?” – verwachtte vast niemand dat zeven van de acht vrouwen voor de beer zouden kiezen.

“Zonder twijfel een beer. Sommige mannen zijn heel eng”, klonk het een paar keer. Slechts één van de zeven twijfelde even. Twee andere schoten in de lach over hun eigen botheid, maar besloten ook “wat gruwelijk is om te zeggen, maar …” Eentje vond het een nuance waard: “Het hangt ervan af welke man, maar waarschijnlijk een beer.”

#manvsbear
Dat zijn maar acht vrouwen, natuurlijk, en Screenshot HQ kan heel selectief geregisseerd hebben. Alleen zijn weinig Tiktokfilmpjes na drie weken nog steeds een gespreksonderwerp. Dat is de hashtag #manvsbear wel. De oorspronkelijke video oogstte al 72.000 reacties, en leidde al tot 9.300 andere video’s met dezelfde hashtag. Duizenden vrouwen getuigden over eigen ervaringen met huiselijk geweld, grensoverschrijdend gedrag of verkrachting. En in tegenstelling tot veel rages op Tiktok is het geen exclusief Amerikaans verschijnsel: latina’s schreven over de vele fabrieksarbeidsters die jaarlijks verdwijnen in het noorden van Mexico, Japanse vrouwen vernoemden de door schoolgenoten gruwelijk verkrachte en vermoorde Junko Furuta, Europese verwezen naar Elisabeth Fritzl, die 24 jaar als seksslavin werd gebruikt door haar eigen vader.

Een aantal mannen wist haarfijn te vertellen waarom sterven na een berenaanval een van de gruwelijkste doden is die je kunt sterven. De Amerikaanse National Park Service nam het meteen op voor de beren: “Aanvallen van beren zijn zeldzaam.” “Er sterven in de VS ieder jaar meer mensen aan bijensteken dan aan aanvallen door beren”, wist National Geographic. “Je loopt meer risico om aangevallen te worden door een everzwijn, dan door een beer”, vertelde een Duitstalige woudloper op Tiktok.
Zij misten natuurlijk de kern van de discussie: een vraag die niet meer dan een gezelschapsspelletje is, leidde tot duizenden cynische of gekwetste reacties van meer dan honderdduizend vrouwen – Tiktokster Dontceceme, die de reacties bundelde die haar het meest aangrepen, kreeg ondertussen al 2,2 miljoen likes. En evenveel mannen stellen, zoals toen Metoo uitbrak in 2017, verbijsterd vast dat vrouwen werken met mannelijke collega’s, uitgaan met mannelijke vrienden, een beroep doen op mannelijke therapeuten of artsen, trainen met mannelijke leraars of coaches, maar die blijkbaar niet volledig vertrouwen. Het is om te janken: de gelijkheid tussen de seksen is meer dan ooit een illusie.

Dat maar een minderheid van de mannen gevaarlijk is, dat geven de vrouwen toe. Meer nog: verscheidene mannen waren het met hen eens. Een aantal vrouwen stelde de omgekeerde vraag aan hun man: “Als ik alleen in een bos was, zou je dan liever hebben dat ik een man tegenkwam, of een beer?” “Ik denk dat het beter te voorspellen is wat de beer zou doen, dan wat een man zou doen”, zegt een van de mannen. “Kun je de man kiezen? Nee? Ga dan maar voor de beer”, besluit een andere.

Een minderheid
Nog pijnlijker, in de getuigenissen die Dontceceme opsomt, is het feit dat veel vrouwen ervan uitgaan dat de National Park Service hen sust en dat ze de ontmoeting met de beer niet zullen overleven. Maar dat dit verkieslijk is, in een door mannen gemaakte wereld. “Er zijn ergere dingen dan doodgaan.” Veel vrouwen gaan er niet alleen van uit dat ze die beer aankunnen, maar ook dat de aanval gaandeweg een spectaculair, maar wel verteerd moment uit hun leven zal blijken – in tegenstelling tot aanvallen van mannen. “Als ik de aanval van de beer overleef, hoef ik hem niet meer de rest van mijn leven te zien op familiefeesten.” “Niemand zal in twijfel trekken dat ik ben aangevallen door een beer.” “Niemand zal vragen welke kleren ik aanhad, om aangevallen te worden.” “Niemand zal aanvoeren dat de beer zo’n geweldige toekomst tegemoet gaat en we hem niet op die aanval mogen afrekenen.”

Diep in de tienduizenden reacties schrijft een vrouw: “Ik weet dat maar een heel kleine minderheid van de mannen zo gevaarlijk is. En ik weet dat andere mannen ook bang zijn voor hen. Maar ook dat er een veel grotere groep wegkijkt, omdat ze blij zijn dat die man hen niet lastigvalt. Op hun moed zouden we moeten kunnen rekenen.”
Het is hoopgevender dan de man die als advies had: “Kies voor de man en hoop dat hij je helpt een schuilplaats en eten te zoeken. En houd iets bij de hand om hem in het slechtste geval te doden.”

Als zoveel vrouwen een brutaal signaal geven dat ze niet meer geloven in gelijkwaardigheid, en ook niet meer rekenen op gerechtigheid, dan kelderen we met een rotvaart collectief de afgrond in, mannen, vrouwen en alles daartussenin.

Wat u, beste lezer, welke vragen of stellingen roept dit wereldwijd reizende dilemma bij u op? Mail ons! 

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Mooigedacht (82): over hoe diep nadenken niet altijd gelukkig maakt


In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Alexia Leysen
Vandaag bleef ik hangen bij de woorden van schrijfster Bregje Hofstede. Ze heeft hert over de kloof tussen ratio en emo en hoe we toch altijd lijken te deken dat ratio de beste weg is, de slimste weg, de meest inzichtelijke weg. En dan komt de "maar". Lees even mee:

"Ik ben opgegroeid met het idee dat slim zijn en hard werken het belangrijkst zijn om te geraken waar je wil. Ik heb altijd van taal gehouden om iets te proberen communiceren aan een ander. Toch bots ik vaak op de ontoereikendheid van de ratio om tot geluk te komen. Op slechte momenten schiet ik in overwerken, overpeinzen en stress. Gregorius van Nyssa schrijft troostend dat verwondering het belangrijkste is. Ik verlang altijd naar diepe verbondenheid en ik leer dat ik daar vooral toe kom door open te staan voor wat ik niet helemaal begrijp of controleer. In de liefde is het niet het goed geconstrueerde verhaal over de relatie dat telt, maar de echte energie tussen jou en je partner. In mijn werk is het niet mijn ego, maar mijn kwetsbare zoektocht die tot iets waardevols kan leiden. Na mijn intense ervaringen van eenheid kan ik gelukkig ook een verbonden gevoel vinden in kleine momenten. (glimlacht) Ja, denken en doen blijven het dagelijkse werk. De overgave aan de verwondering is het bed waarin je af en toe mag rusten.”

Lees hier:
Cathérine De Kock
Cathérine De Kock

Katje dood vandaag, morgen een nieuw katje? Dat is niet wat ik mijn kinderen wil leren over doodgaan


Toen collega Cathérine De Kock plots haar kat verloor, zag ze dat als een moment om haar twee zonen iets te leren over sterven. Maar hoe doe je dat goed, rouwen met je kinderen om een overleden huisdier?


Johan Dockx
Een dierlijk gebrul. En dan wenen, wenen, wenen. Ontroostbaar was mijn oudste zoon, toen ik hem zei dat onze poes schielijk overleden was. De jongste liet geen traan, maar vroeg of hij haar botjes mocht zien.
Dat mocht hij niet. Want, en dit blijft tussen ons, het was een gruwelijke dood. Iets met een oprit en een elektrische auto die veel te stil is voor kattenoren. Ik kon het mijn kinderen niet vertellen, ook al omdat ik zelf de chauffeur was. Ik moet die koters nog een paar decennia in de ogen kijken.

Dus heb ik het heengaan van onze poes mooier en serener voorgesteld dan het was. Meteen had ik er spijt van. Toen hun grootvader stierf, waren ze nog te klein om doodgaan ten volle te vatten. Dit is de eerste keer dat mijn kinderen van zo dichtbij en zo bewust in contact komen met de dood. En ik ga meteen een potje liegen en verbloemen? Mooi hoor.
We maakten in de tuin een graf, een oude betontegel opgefleurd met tulpen die ze zelf gekozen hadden, vlak bij hun speeltuig. Op de tegel schreven ze boodschappen aan de poes die samen met hen opgroeide.

En het ene rouwende kind is ook het andere niet. Mijn jongste liet geen traan, maar haalt geregeld herinneringen op. De oudste heeft in het begin gehuild, maar is uitgepraat over onze kat. Vanuit de keuken zie ik hem tussen het schommelen door soms gebogen over het geïmproviseerde graf staan. Wenen, spelen, wenen: kinderverdriet vloeit naadloos over in het vrolijke leven van elke dag.

Quick fixes
Een collega vertelde dat hij twee dagen niet kon werken toen hij zijn kat liet inslapen. Op de derde dag ging hij een nieuwe kat halen, wat zeg ik, twee katten. Beste beslissing ooit volgens hem. Een vriend heeft nu al beslist dat er na de dood van zijn hond (zijn eerste en enige) geen nieuwe meer in huis komt: te veel zorgen en verdriet.

Als het van mijn kinderen afhangt, komt er ook meteen een nieuwe poes. Maar leer ik hen dan niet dat wie sterft vervangbaar is? Hoe meewarig kijken we niet als de weduwe na twee weken met haar nieuwe lief zou verschijnen? “We leven in een tijd van quick fixes. Konijntje dood vandaag, morgen een nieuw konijntje”, zei psychiater Uus Knops onlangs in deze krant.
Wat zij voorstelt, is het erkenning geven aan de pijn, zonder die meteen te willen fiksen. “Naast iemand op een bankje zitten, samen zuchten, samen zwijgen, dat is al heel veel. Laat het verdriet gewoon zijn.”
Intussen voel ik me vooral schuldig. En wat mis ik die lieve, donzen bol. De weken na haar dood hoorde ik haar geregeld miauwen. Als Banquo’s geest in MacBeth kwam ze spoken. Werd ik gek? Ik haat mezelf om mijn onoplettendheid. Is een baasje dat haar eigen kat overrijdt het wel waard om nog een beest te hebben?

Fantoommiauwen
“Vergeef jezelf”, zegt Nienke Endenburg, psycholoog en docent aan de faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht, wanneer ik haar heb opgebiecht hoe ik de dood van mijn kat heb aangepakt. Endenburg is gespecialiseerd in mensen die rouwen om hun huisdier. Verdriet dat onderschat en vaak genegeerd wordt, stelt ze. Om de wrede waarheid heen fietsen zoals ik heb gedaan, doe je beter niet, stelt Endenburg. “Ik denk dat je heel eerlijk moet zijn over wat er is gebeurd met je dier, ook al is dat soms hard. Als je er een verhaaltje omheen verzint, kan het zijn dat je kinderen niet snappen waarom hun kat of hond er niet meer is.”

En is het een goed idee om het dode dier nog te tonen? “Als het dier er beroerd uitziet door een ongeval, dan is het beter van niet”, zegt Endeburg. Maar een vredig uitziend dood dier nog een laatste keer zien, kan soms net helpen bij het verwerkingsproces.”
Oef, toch iets goed gedaan. En dat fantoommiauwen: hoe raar is dat? “Doodnormaal”, zegt Endenburg. “Ik begeleid veel mensen die dezelfde ervaring beschrijven: ze horen hun overleden dier krabben, miauwen of blaffen. Soms denken ze dat ze hun dier nog zien. Het verdwijnt meestal na een paar weken.”
Rouwen om je huisdier verschilt eigenlijk niet zo gek veel van rouwen om een mens, stelt Endenburg. “Mensen die na twee weken nog verdrietig zijn om hun huisdier, worden soms gezien als aanstellers. Terwijl de rouw intens kan zijn. Je gaat evenzeer door verschillende rouwfasen, van verdriet en ontkenning. Je hebt nu eenmaal een waardevol lid van je gezin verloren, eentje met een vachtje weliswaar.”

Op het ritme van de traagste
Als een mens sterft, zijn er allerlei praktische regelingen die afleiden van de rauwste rouw. Bij het overlijden van een dier is er geen erfenis of koffietafel die geregeld moet worden. “Daardoor ontstaat er ruimte om het afscheid heel persoonlijk in te vullen”, zegt Endenburg. “Dat raad ik iedereen aan: bedenk een afscheidsritueel. Het is belangrijk dat je het verdriet als gezin verwerkt. Hoe je omgaat met de dood van een huisdier, is mee bepalend voor hun omgang met sterven later. Het is heel mooi om samen met je kinderen afscheid te nemen, en samen verdrietig te zijn.”

Meteen een nieuw huisdier in huis nemen, kan ook verkeerd uitdraaien. Volg het ritme van het gezinslid dat het traagst rouwt, is het advies van Endenburg. ‘”Kinderen willen vaker sneller een nieuw huisdier dan de volwassenen in huis, maar het moet goed voelen voor iedereen. Sommige mensen hebben er deugd van. Je moet er hoe dan ook van bewust zijn dat het nieuwe dier nooit het vorige kan vervangen. Als het aanvoelt als verraad, dan wacht je beter. Bij heel wat mensen duurt het toch wel een tot twee jaar voor ze er echt weer klaar voor zijn.”

Wat u, beste lezer, heeft u ervaring met kinderen die rouwen om een huisdier? Welke lessen leerde het u? Mail ons! 

Lees ook:
Lieve Van de Velde
Lieve Van de Velde

Leestip | Waarom we ineens allemaal therapietaal spreken


"Duidelijk een narcist." Of ook:  "Oh neen, die is echt onveilig gehecht." Of: "Ik kan er niks aan doen, het is mijn autistisch trekje".  Het is al een paar jaar aan de gang, en het valt steeds meer op: therapietaal verovert onze woordenschat. 


Getty
Het viel collega Ann-Sofie Dekeyser ook op: trauma's, adhd's, autisme en andere begrippen die tot een paar decennia geleden binnen de vier muren van een therapieruimte bleven, mengen zich de laatste jaren quasi ongevraagd in onze cafégesprekken. Therapietaal overal, maar hoe komt dat nu? En is het een goede zaak?  "Mensen voelen een vrijheid om zich te uiten die ze voorheen niet hadden. Goede informatie over psychische problemen helpt hen om te begrijpen wat ze doormaken, dat ze daar niet alleen in zijn en dat er hulp bestaat. Maar is praten altijd heilzaam? Heeft de sterke focus op de individuele mentale gezondheid bijwerkingen?" Zo schrijft ze.

Ze ging erover praten met therapeuten. “De hulpverlening zélf leidt ook tot meer psychische problemen”, stelt Flip Jan van Oenen, arts en systeemtherapeut.
Maar het is niet omdat we er in die termen over praten dat het ook ineens beter met ons gaat, integendeel. Therapeute Arianne Bazan formuleert het mooi: “Zeker moderne diagnoses als burn-out zijn heterogeen. We denken dat we elkaar begrepen hebben en komen niet meer toe aan het spreken dat echt interessant is: je voelt je lusteloos? Hoe komt dat? Sinds wanneer? Wat is belangrijk voor jou? Waarom spreek je daar nooit over? Het is dat doorvragen, dat zeer feitelijke, zoekende spreken dat mentaal lijden kan verlichten. Omdat het inzicht kan bieden.”

Het is een mooi tijdgeeststuk dat voer biedt voor discussie, want tot hoeverre is praten heilzaam, kan je iemand iets aanpraten? Waarom is het verleidelijker om te zeggen dat je iemand met autisme bent dan om te zeggen dat je soms gewoon zo f*ckin'  intolerant kan zijn?

Lees het hier: