Direct naar artikelinhoud
Hans Vandeweghe voor online.
ColumnHans Vandeweghe

Neen, nooit komt er nog een nieuwe Merckx, maar Van der Poel benadert hem het dichtste

Hans Vandeweghe is sportjournalist bij De Morgen.

Wanneer en waar hebben we dat nog gezien? In een mannenklassieker van dat niveau? Vier kilometer op kop sleuren, één minuut goedmaken, over de koplopers gaan en vervolgens de sprint winnen.

Nu ja, sprint… Eén renner dacht dat hij misschien, wie weet, uit het wiel zou kunnen komen van de man die zich de pleuris had gereden en zo jeugdig overmoedig was dat hij dacht nog jus over te hebben om als eerste aan de meet te komen. Hij sprintte mee, maar jammer, eindigde op een fietslengte. Hij stond nog net op de foto en was daar zo blij om dat hij na afloop gelukkiger leek dan de winnaar zelf die hij uitbundig op de schouder kwam kloppen. “Wtf, I was part of history”, zal Simon Clarke gedacht hebben. Nog een andere renner was iets eerder de sprint begonnen, maar herinnerde zich plotsklaps hoe hij eerder in de week op Schavei in de Brabantse Pijl ongenadig was gedegradeerd tot een tweedeklasser. Dat ging toen flink bergop en nu was het zo goed als plat, kansloze missie dus, en hij ging al gauw zitten.

Waar we dat nog gezien hebben in een wedstrijd van dat niveau? Ik als klein manneke, van mijn jeugdheld nog wel. Ik dacht op de Via Roma, maar ik kan mij vergissen. Een renner dacht Milaan-Sanremo te gaan winnen, toen daar ineens vanuit het niets Eddy Merckx kwam aanstormen, hem inhaalde en ter plaatse liet. Dat was Mathieu van der Poel zondag in de Amstel Gold Race: hij was Merckx.

“Misschien is hij wel de nieuwe Merckx”, zei zijn ploegleider Christoph Roodhooft met tranen in de ogen en hij gooide er snel een sorry achteraan. Dat had niet gemoeten. De vraag stellen is al lang geen blasfemie meer. Of Mathieu van der Poel de nieuwe Merckx is, zullen we pas over een jaar of tien weten en dan zullen we geen palmaressen mogen vergelijken.

Elf grote rondes, zoals die vandaag voor klimmers zijn geconcipieerd, vergeet het. Aan negentien monumenten en 525 overwinningen geraakt Van der Poel ook nooit, zelfs niet als we daar de crossen bijtellen, maar dit voorjaar zit hij alvast aan een Merckxiaans gemiddelde van winst in één op drie koersdagen. Raakt hij niet ingesloten in Wevelgem en heeft hij geen pech in de Ronde van Vlaanderen, dan won hij die ook en is het één op twee keer prijs.

Van der Poel is na zijn winst in de Amstel compleet uitgeput en zijgt na de finish meteen neer.Beeld ANP

Je kan en mag geen tijdperken vergelijken. Grenzeloze bewondering voor deze ex-renner, maar Roger De Vlaeminck is manifest fout als hij beweert dat het vroeger lastiger was om koersen te winnen dan vandaag. Het is andersom. Vroeger kon de sterkste renner het makkelijker halen in een peloton van honderd man waar het vaker één tegen één ging. Vandaag zijn de ploegconsignes zo streng dat de beste renner, als hij in de tang zit (en het gaat niet ongenadig bergop), altijd kan verliezen.

Half januari interviewde ik Mathieu van der Poel. Hij moest toen nog wereldkampioen veldrijden worden en die paar wedstrijden op de weg tussen de grote jongens, dat was maar een uitlopertje om te proberen. Ik vroeg toen wat hij ervan vond als ik zou schrijven dat hij het grootste talent op twee wielen was sinds Merckx. (Jawel, soms zijn we hier visionair ;-)) Hij schokschouderde een keer, keek naar Christoph, en glimlachte. “Schrijf maar, dat doet mij niks”, zei hij.

Die onbevangenheid, randje s’en foutisme, daarin verschilt hij alvast van Merckx. Een beetje probleemstelling voor de voeten van Eddy Merckx en die kroop/kruipt in zijn schulp. Geklopt worden, betekende bij Eddy korte nietszeggende antwoorden en de blik op huilen. Soms was het zelfs de fout van een ander. Merckx kon niet goed tegen zijn verlies. Van der Poel misschien nog minder, maar hoe extravert ook, hij zal het niet in het openbaar tonen. Geef hem een ambetante vraag en hij beantwoordt ze.

Wat ze wel gemeen hebben, is het gevoel voor drama. Dat gaan liggen na een overwinning, Merckx deed dat ook wel eens. Ook die nooit aflatende honger naar de fiets. Naadloos van het crossseizoen in het wegseizoen stappen en daar nog eens een verlengstuk aan breien in het loodzware mountainbike, om dan vervolgens weer via de weg aan de cross te beginnen zoals Van der Poel, dat deed Merckx op zijn manier. Van de klassiekers naar de grote rondes en terug. Zijn winterse crossen waren zesdaagsen, in die tijd nog iets lastiger dan vandaag.

Neen, nooit komt er nog een nieuwe Merckx, maar Van der Poel benadert hem het dichtste: die panache, die branie, die uithouding, die dash, dat roofdierachtige. Eddy was disruptief nog voor het woord was uitgevonden, Mathieu is dat een halve eeuw later evengoed. In elke sport komt om de zoveel tijd een atleet die alles op de kop zet. Het zijn de gamechangers waar elke sport om snakt, gezonden door een hogere sportmacht.