© Sint-Pauluskerk

De helden van de Sint-Pauluskerk: 50 jaar geleden redden vrijwilligers alle kunstwerken uit verwoestende brand

De nacht van 2 op 3 april 1968 is in de geschiedenis van de Sint-Paulusparochie een zwarte bladzijde. Een hevige brand vernielde toen het volledige klooster, samen met het dak en de toren van de monumentale kerk. De waardevolle schilderijen en kunstschatten werden allemaal gered, mede dankzij vele vrijwilligers. Vijftig jaar lang gingen hun verhalen alle kanten op en de echte waarheid zullen we nooit kennen. Omdat het een verhaal van vele harten is.

Suzanne Antonis

CittA zocht enkele trouwe zielen op wiens hart nog hevig voor de Sint-Pauluskerk klopt. “Ach, wat hebben we geleden toen de kranten schreven dat onze kerk gered is door hoeren, beatniks en matrozen”, zegt Bernardine Briels. Ze is al 92, maar herinnert zich die fatale nacht nog haarscherp. Samen met haar broer Jozef (84) en diens echtgenote Tinneke (80), Stan Van Bambeke (83) en Herman Vrinssen (63) herbeleeft ze de reddingsactie, de chaos en de vertwijfeling. Het sneeuwde die nacht en het was bitterkoud. In de pastorie vergaderde het Sint-Vincentiusgenootschap. In de feestzaal aan de Potagiepoort hield de parochiale toneelkring Sipatok zijn laatste repetitie.

Stan: “Eigenlijk waren er die nacht twee branden. De eerste ontstond omstreeks 22 uur in de Nosestraat bij kleermaker Charpentier. Zijn huisje stond vlak bij de kerk. Volgens de ene versie had de kleermaker zijn warme strijkijzer onbeheerd achtergelaten, een andere zegt dat het een gasontploffing was.” De brandweer kon het vuur snel blussen, maar maakte samen met pastoor Dockx toch nog een rondgang op de zolders van de aanpalende school en het klooster. De muren voelden wat warm aan en er hing een brandlucht, maar verder leek alles in orde…

Opnieuw alarm

Enkele uren later stond de school in brand. Vlak bij het kloostergebouw en de kerk. Pastoor Dockx opende alle toegangen – het zijn er vijf – maar de brandweer stond voor een hopeloze taak. Geen enkele poort was groot genoeg om het materieel binnen te rollen, er kon alleen op afstand worden geblust. Buren schrokken wakker, waaronder Bernardine en Stan. “Had de brandweer na het kleermakershuis de wacht blijven houden, dan was die tweede brand er nooit geweest.”

© Walter Saenen - WAS

© Sint-Pauluskerk

Intussen waren ook Tinneke en Jef toegesneld. Herman Vrinssen had het tumult gehoord en kwam poolshoogte nemen. Het vuur had toen al het dak van de kerk bereikt. Bernardine: “Een brandweerman kwam me verwittigen dat het nu echt ernstig werd en als ik iets van waarde uit ons huis wilde halen, dat beter meteen kon doen. Even later stond ik buiten met een belastingbrief in mijn hand en een pelsen muts op mijn hoofd. Je weet niet wat je doet op zo’n moment.” Maar toen de vijf parochianen aan de kunstwerken in de kerk dachten, aarzelden ze geen seconde.

Tinneke: “We mochten eigenlijk niet naar binnen, maar omdat wij elke week naar de mis kwamen, kenden wij als geen ander alle deurtjes om toch in de kerk te geraken. Samen met pastoor Dockx en enkele brandweerlieden gingen we aan de slag. Ik heb vooral kelken, zilverwerk en misgewaden naar buiten gedragen. De kerkschatten uit de kluis van de sacristie die de pastoor in mijn handen stopte, bracht ik voorzichtig naar het parochiehuis aan de overkant van de straat.” Ook Bernardine ontfermde zich over de kleinere stukken. “Maar ik heb ook het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Heilige Rozenkrans gered”, glundert ze. “Je moet je dat voorstellen: boven ons hoofd hoorden we in de gewelven het vuur knetteren, gensters vielen op de grond in een zee van bluswater.”

© Walter Saenen - WAS

Stan stoof naar het altaar van Sint-Antonius. “Ik zag vuursintels uit het dak op het houten altaar vallen. Met een brandblusapparaat uit de sacristie hebben we een binnenbrand kunnen vermijden, maar het heeft geen haar gescheeld.” Toen het vuur zich op de zolder van de kerk steeds verder uitbreidde en het dak dreigde in te storten, schoof hij samen met Jef Briels snel een houten balk onder de hemel van de preekstoel. “Die mocht onder geen beding naar beneden vallen”, zegt Jef. Zelf had hij zich nog een andere taak opgelegd: noteren wat hij allemaal zag en hoorde, om later een correcte weergave van de feiten te kunnen geven.

Vele handen

Intussen was de kerk volgestroomd met buurtbewoners, voorbijgangers en artiesten die in café De Vuurtoren een van hun nachtelijke bijeenkomsten hielden. Onder hen Adriaan Raemdonck (62), de galeriehouder van De Zwarte Panter die op dat moment aan de academie studeerde. Als we hem opbellen en zeggen dat er massa’s foto’s van de brand in het kerkarchief liggen, staat hij in een kwartier aan de deur van Sint-Paulus. We vinden hem op een foto waar de Kruisafneming van Cornelis Cels naar beneden wordt gehaald.

© Walter Saenen - WAS

© Sint-Pauluskerk

© Sint-Pauluskerk

“Ik ben nog decorbouwer voor televisie geweest en had wel wat kennis hoe je zoiets moest aanpakken”, zegt Adriaan. “Met een veldschopje dat we van het inmiddels aangerukte leger hadden gekregen, hakten we het schilderij los. Maar ik denk in de eerste plaats terug aan de vele vrijwilligers die op de Veemarkt stonden te kijken hoe het vuur het dak van de kerk verteerde en die dan plots als één man naar binnen stoven. Die samenhorigheid, die liefde voor de stad en de onverschrokken moed om te gaan helpen, vond ik hartverwarmend. Arbeiders, studenten, artiesten, hoeren, travestieten… gelovigen en ongelovigen, iedereen voelde zich gelijk aan de andere. Ik woonde nog niet zo lang in Antwerpen en die nacht in april heeft mijn beeld van de stad voorgoed gevormd.”

Orde in de chaos

Terwijl Tinneke en Bernardine de brandweermannen warme koffie brachten, was Dr. Frans Baudoin – kunsthistoricus en conservator van de Antwerpse musea (overleden in 2005) – erbij gehaald. Hij gaf instructies om de belangrijkste kunstwerken weg te halen en gaf ook de opdracht om de eikenhouten barokke biechtstoelen los te hakken. “Een vreselijke taak”, zegt Jef, “want ze zouden onherroepelijk beschadigd worden. Maar deed hij niets, dan bestond het risico dat het vuur ze helemaal vernielde. Soldaten hebben die klus geklaard. Ik zie ze nog staan: allemaal op een rij, wachtend op het commando.”

Ook Frans Baudoin schreef een uitvoerig relaas van die nacht. Herman: “Ik heb nog de eerste schilderijen van de Vijftien mysteries van de Rozenkrans mee van de muur gehaald. Ze behoren tot de topstukken van ons patrimonium. Maar op zo’n kader klimmen, durfde ik toch niet.” Dat deden anderen wel, toen de Aanbidding der herders van Rubens naar beneden moest. De ladders waren te kort en twee jongemannen aarzelden niet om boven op de kader van het schilderij te klimmen en het doek los te snijden. Dat is later in de parochiezaal op de grond gelegd. In al hun haast zijn vrijwilligers er nog overheen gelopen.

© Sint-Pauluskerk

© Sint-Pauluskerk

Stan hielp mee met het tweede schilderij van Rubens, De geseling. “Toen we halfweg waren, brak de linkse ladder en sprongen we met schilderij en al naar beneden”, zegt hij. “Daarna hebben we het in de Sint-Paulusstraat tegen een gevel gezet. Ik geloof dat de meeste schilderijen nog diezelfde nacht naar het Hessenhuis zijn gebracht.” Herman: “Maar daar konden ze niet blijven, want in het Hessenhuis stonden ook de schilderijen van de Sint-Jacobskerk die enkele jaren voordien door brand was geteisterd. Men vreesde voor verwisselingen.”

En toen viel de klok. Bernardine en Tinneke stonden in de tuin. Uit de toren vielen de klankpanelen brandend naar beneden. “Een grote vuurbal en dan ‘boenk’”, zegt Bernardine. De grote klok had zich met één slag in de vloer geboord. Wat iedereen vreesde, gebeurde echter niet. Dankzij het heldhaftige optreden van de brandweer is het vuur niet tot in de kerk geraakt. Toen was het einde van die dramatische nacht echt in zicht.

De dag nadien

Na een nacht lang ploeteren stonden de trouwe parochianen bij daglicht alweer in hun geliefde kerk. Bernardine: “We zijn onmiddellijk beginnen schoon te maken, want pastoor Dockx wilde absoluut de viering van de plechtige communie die eraan kwam in de kerk laten doorgaan. De leden van de vrouwengilde zijn toen nog allemaal komen helpen.”

Eenmaal die klus geklaard, kon er aan herstelling worden gedacht. Walter Vrinssen, huidig voorzitter van de kerkfabriek, schetst de restauratiewerkzaamheden. “De schilderijen en kunstwerken zijn, op enkele beschadigingen na, allemaal intact teruggekeerd. Een wonder, als je weet dat tijdens de brand tientallen mensen die niets met de kerk te maken hadden een kunstwerk naar buiten hebben gedragen. Van het klooster bleven alleen wat muren overeind. Ze staan er nog. Er zijn veel plannen gemaakt om op deze plek een nieuwe site te ontwikkelen, maar tot op vandaag is daar nog niets van terechtgekomen. Pas tien jaar na de brand is het dak van de kerk hersteld en het interieur gerestaureerd.”

“Ik moet zeggen: ze is nu nog mooier geworden en we hebben met de steun van de Vlaamse Gemeenschap een schatkamer kunnen inrichten waar we de kerkschatten aan het publiek kunnen tonen. Maar wat ik erg vind en daar wordt nooit over gesproken, is dat het sociale weefsel in deze parochie na de brand in elkaar is gestort. Toen de zusters uit het klooster vertrokken, kregen de verenigingen van de parochie er onderdak. De scouts stockeerden hier hun materiaal, de vrouwengilde vergaderde er en de biljarters hadden hun clublokaal… Alles is verloren gegaan en niemand heeft het initiatief genomen om hen een nieuwe start te geven.”

De Sint-Pauluskerk mag dan weer een van de mooiste gebouwen van Antwerpen zijn, na de hitte van het vuur bleven de parochianen verweesd in de kou staan.

© Sint-Pauluskerk

© Sint-Pauluskerk

Ieder zijn waarheid

Verslaggevers, fotografen, brandweermannen, kerkgangers, kunsthistorici en vrijwilligers… Iedereen die in die fatale nacht van 2 op 3 april 1968 in de Sint-Pauluskerk aanwezig was, heeft zijn eigen verhaal. Journalisten schreven op wat er zich binnen hun gezichtsveld afspeelde. Parochianen onthielden wat hen nauw aan het hart lag.

In de chaos en verbijstering van het moment is het wellicht voor niemand mogelijk geweest om het verloop van het drama voor honderd procent correct te schetsen. Zo ontstonden de waanzinnigste verhalen waarvan we nooit zullen weten of ze helemaal echt zijn en wat er is aangedikt of ronduit foutief. En nog steeds duiken er nieuwe verhalen op, die op hun beurt weer ontkracht worden.

Ook de redactie van CittA steekt voor deze versie van de feiten de hand niet in het vuur. Waar we wél zeker van zijn, is dat de brand iedereen, groot en klein, gelovig of ongelovig, erg heeft aangegrepen. En dat de tijd niet in staat is geweest om de rook rond de mythe van de Sint-Pauluskerk te doen verdwijnen.