Direct naar artikelinhoud
Back in Belgium

Hoe Joodse woorden de taal van de New Yorkers sappiger maken

Annelies De Rouck.Beeld Tim Coppens

Een échte New Yorker herken je aan zijn casual gebruik van Joodse woorden. Het New Yorkse zakenleven, de academische wereld en – hier zit de impact! – de entertainmentindustrie, zijn doordrongen van Joodse cultuur. Ongeveer 1,2 miljoen New Yorkers beschouwen zichzelf als Joods en hun stempel op de cultuur is dus onmiskenbaar. In Los Angeles is de situatie gelijkaardig en Hollywood is een bastion van Joodse cultuur. Waar denk je dat die naam ‘Spielberg’ vandaan komt?

Comedy is het genre waarin de Joodse entertainer schittert. Lena Dunham, Judd Apatow, Jerry Seinfeld, Jon Stewart, Sarah Silverman, Adam Sandler, Larry David en Seth Rogen, het zijn hier stuk voor stuk voorbeelden van. Joodse grapjassen zeggen al eens dat je van een volk moet komen dat heeft afgezien om zin voor humor te ontwikkelen. Er is misschien iets van aan.

Joodse grapjassen zeggen al eens dat je van een volk moet komen dat heeft afgezien om zin voor humor te ontwikkelen

New Yorkers, Joods of niet, hebben zich woorden toegeëigend en die vaak wat verbasterd, maar het sappige slang dat hieruit gegroeid is, is te fijn om er niet voor te vallen. Jezelf naar het werk slepen ’s morgens? Dat kan je heerlijk zó zeggen: “I schlepped myself to the office this morning.” Of: “I had to schlep all the way down DeKalb Avenue with my heavy shopping bags”. Ooit al zo’n doeltreffende onomatopee geweten?

Kitscherige beeldjes en allerlei kleine rommel die je in huis hebt? Dat heet tchotchkes. Klinkt lekker rommelig, niet? Een verspreking of een foutje is een glitch. Een onhandig persoon is een klutz. Een m/v met durf en ballen heeft chutzpah. Een onaantrekkelijke en niet al te slimme man is een schlub of een schmuck. Iemand die burgerzin heeft en ­respectvol omgaat met zijn omgeving heet een mensch. Beetje crazy in the coconut? He’s meshuga!

Heeft iemand altijd dezelfde aanpak of standaard grap, dan is dat zijn schtik. Woody Allens films gaan bijna altijd over neurotische New Yorkers, that’s his schtik. Een verkoopspraatje is een spiel. He rang the doorbell and gave me his whole Jehova witness spiel. Zagen en klagen is kvetching en degene die het gezeur verspreidt is een kvetch. Over koetjes en kalfjes praten, eventueel een beetje flirterig, is schmoozing. Een expert is dan weer een maven.

Heb je honger, vraag dan naar something to nosh on, of een snack. Als je iemand a bagel with lox and schmear hoort bestellen, weet dan dat dat een bagel met gerookte zalm en smeerkaas is. Schmear... hoe kon het ook anders?! Is je iets ergs overkomen, dan zegt een beetje New Yorker “oy vey!”, wat verdacht veel klinkt als “o wee”. Ga je trouwen of heb je iets anders te vieren, dan gaat het van “mazel tov!” Mazzel, dus. Chocolade munten met zo’n gouden wikkeltje? Dat heet... gelt! Ook écht geld wordt zo genoemd. Iets dat niet helemaal pluis is, is niet kosher.

Als Nederlandstalige voel je je zo snel een beetje thuis in New York.