Direct naar artikelinhoud
interview

Dennis Tyfus (39) en Fred Bervoets (76): “Ik heb verdomme langer gestudeerd dan een chirurg!”

Dennis Tyfus en Fred Bervoets: “Ik kijk altijd uit naar een ontmoeting met Fred. Al was het maar omdat ik vergeleken met hem de rust en de rede zelve zal lijken.”Beeld Joris Casaer

Soms komen Fred Bervoets en Dennis Tyfus, de oude en de nieuwe wilde van de Antwerpse kunstscene, elkaar tegen. Zoals vandaag, in galerie De Zwarte Panter, die 50 jaar bestaat en waar Bervoets nu exposeert.

Tien uur ’s ochtends in galerie De Zwarte Panter, hartje Antwerpen. Fred Bervoets loopt, kromgebogen en met een longdrinkglas jenever-cola in de hand, te sakkeren dat het onmenselijk vroeg is. Het is Adriaan Raemdonck, al vijftig jaar zijn galerist en engelbewaarder, die op een ochtendlijk gesprek heeft aangedrongen. Tegen de middag heeft Fred te veel Jonge Bols binnen. En dan dreigt hij weer te worden neergezet als een in alcohol gemarineerde karikatuur. “Ik heb vannacht tot drie uur gewerkt”, zegt Bervoets. “Wat moet je anders, als je vrouw weg is en al je vrienden dood zijn?” Dennis Tyfus is net gearriveerd met de fiets: fris, monter, broodnuchter. De kwaaie punker van weleer staat elke morgen om zeven uur op. “Ik kijk altijd uit naar een ontmoeting met Fred”, zegt hij. “Al was het maar omdat ik vergeleken met hem de rust en de rede zelve zal lijken.”

Bervoets, tot verrassing van velen de langst levende artistieke wildebras uit de jaren 1960, heeft alle ruimtes van De Zwarte Panter volgehangen met nieuw werk. Het is krachtiger, intenser en wilder dan ooit. In de naoorlogse Belgische schilderkunst is hij een legende, al poseert hij net zo graag als dorpsgek. Hij gaat al mee sinds Cobra en de Staatsprijs voor Beeldende Kunst kreeg hij reeds in 1991. Zijn assemblagetechniek – hij kleeft ingekleurde etsen op doek – is uniek. Zijn overbevolkt figuratief universum al evenzeer. In de schilderijen van Bervoets is het altijd minstens een heel klein beetje oorlog, en in zijn recente werk staat hij daar steevast middenin.

‘Toen ik jong was, was Fred voor mij het prototype van De Kunstenaar’
Dennis Tyfus

Tyfus vertoont zijn zeer diverse kunsten nog een maand in het Middelheimpark. Zijn verzameling installaties onder de titel My Niece’s Pierced Knees is de meest frisse – én de meest kindvriendelijke – show die daar ooit te zien was. Tyfus komt uit de punk en is vooral bekend van Ultra Eczema, het platenlabel annex uitgeverij, waarmee hij een belangrijk deel van zijn edities op de markt brengt, in genummerde uitgaven. Hij werkt ook voortdurend samen met andere kunstenaars en muzikanten. Zijn beste kunstvriend is Vaast Colson, met wie hij het platform Pinkie Bowtie runt; Sonic Youth-boegbeeld Thurston Moore is zijn meest illustere kunstmakker. Het wordt steeds duidelijker dat hij de modelkunstenaar van deze tijd is: eigengereid, cool, multidisciplinair, internationaal geconnecteerd en de klok rond ondernemend.

Dennis Tyfus

• geboren in 1979 in Antwerpen

• produceerde in de middelbare school al punkzines, flyers en affiches

• is beeldend kunstenaar, radiomaker, graficus, muzikant, organisator en uitgever

• bestiert mee het Antwerpse kunstplatform/ exporuimte Pinkie Bowtie

• expo My Niece’s Pierced Knees loopt nog tot 17 maart in het Middelheim-museum

Fred Bervoets

• geboren in 1942 in Burcht

• maakte deel uit van de kunstenaars-bohème van Antwerpen

• werkt al vijftig jaar met Galerie De Zwarte Panter van Adriaan Raemdonck

• kreeg in 1991 de Staatsprijs voor Beeldende Kunst

• gaf les aan de Academie van Antwerpen en was een belangrijke invloed voor kunstenaars als Vaast Colson, Lieven Slegers, Tom Liekens, Kati Heck

Dennis Tyfus: “Toen ik jong was, was Fred voor mij het prototype van De Kunstenaar. Hij was ook de eerste artiest die ik in levenden lijve zag. Mijn grootouders woonden hier om de hoek in de Steenhouwersvest. Wanneer we door de Hoogstraat liepen, zag ik vaak werk van hem in de etalage van De Zwarte Panter hangen. En nog vaker zag ik hem daar naar buiten waggelen met zijn vrienden, zo zat als een patat. Je kon zijn werk lezen als kind. Ik zag dat hij eigenlijk tekende met verf.”

Fred Bervoets: “’t Is waar, ik ben een soort striptekenaar. Ik vertel een verhaal. Dolle avonturen, maar altijd met mezelf als middelpunt. Het zijn eigenlijk allemaal zelfportretten.”

Tyfus: “Dat is bij mij niet zo.”

Bervoets: “Omdat ge een moeilijkere kop hebt! Ik laat mijn baard soms langer groeien om meer op mijn tekeningen te lijken.” (lacht)

Tyfus: “Ik heb voor het eerst met Fred gesproken tijdens een feest in een kelder. Iemand heeft ons aan elkaar voorgesteld. Ik zocht al jaren naar een manier om met hem in contact te komen. Ik heb een heel grote mond en ik doe doorgaans niet aan heldenverering, ik ben niet snel starstruck. Maar bij Fred betrapte ik mezelf toch op enige schroom. Waarschijnlijk ook omdat hij zo’n grote brulboei is.”

Bervoets: (kijkt naar mij, wijst naar Tyfus) “Ik had hem direct in de gaten. Al bij de eerste tekening die ik van hem zag, dacht ik: flappie!’

Flappie?

Bervoets: “Dat was fris, dat was vrij, dat was … vreemd! Een wonder, in mijn ogen. In vergelijking daarmee was ik klassiek. Maar nu niet meer! Hoe ouder ik word, hoe kinderlijker.”

Tyfus: “Tekenen was het enige waar ik goed in was als kind. Dat werd thuis aangemoedigd, want het was zowat het enige houvast voor mijn ouders, het enige van al wat ik deed waar ze een touw aan konden vastknopen. Voor de rest was ik een totale wildeman. Ze vreesden dat, als ze mij niet naar een kunstschool stuurden, er helemaal niks van mij zou terechtkomen.”

Bervoets: “Dat was bij mij just hetzelfde! Toen ik 14 was, zat ik in Burcht, mijn dorp, voortdurend buiten achter een ezel te schilderen: de kermis, de kerk, de boerderij. Een paar zondagsschilders kregen dat in de gaten en zeiden tegen mijn moeder: Josephine, ge moet uwe kleine naar de academie sturen...’

Jullie zijn bij de weinige kunstenaars die nog uit het blote hoofd tekenen, zonder voorbereiding, zonder hulpmiddelen.

Bervoets: “Mijn grote schilderijen moet ik wel wat voorbereiden, maar tekenen doe ik op automatische piloot.”

Tyfus: “Ik ook. Hoewel ik een soort haat-liefdeverhouding heb met tekenen. Het was het eerste wat ik deed, daar komt alles vandaan, maar het overgrote deel van mijn tekeningen vind ik achteraf niet meer goed. Onlangs heb ik voor het eerst een serie tekeningen gemaakt waarvoor ik op voorhand wél een plan had. Het zijn allemaal zelfportretten waarop ik mezelf afbeeld in verschrikkelijke situaties. Toen ik ze tekende, voelde ik me als een improvisatiemuzikant die ineens in een orkest ging spelen. Het moest kloppen.”

‘Ik overklaste iedereen. Ik heb verdomme langer gestudeerd dan een chirurg! En nu veeg ik mijn voeten aan alles’
Fred Bervoets

Bervoets: “Blind tekenen doe ik ook. Niet bewust, hè. Gewoon: op een gegeven moment kijk ik niet meer.”

Is dat spelplezier?

Bervoets: (kijkt ernstig) “Plezier? Ik teken uit noodzaak! Omdat het móét. Ik werk in de traditie van de art brut, van Jean Dubuffet en al die mannen. Het Art Brut-museum in Lausanne, ken je dat?”

Tyfus: “Ik heb er twee keer voor de deur gestaan. Telkens op een maandag, toen het gesloten was. (lacht) Maar inderdaad, de brutaliteit van de tekening: daar gaat het om. Ik kan een kindertekening, of het gekrabbel van iemand die eigenlijk niet kan tekenen, heel erg goed vinden. Ken je de drummer Jeroen Stevens (van onder andere Gruppo di Pawlowski, red.)? Die organiseerde een tijd evenementen, en hij is de flyers daarvoor zelf beginnen tekenen, hoewel hij daar absoluut niet voor doorgeleerd heeft. Ik zweer het: het beste wat ik in jaren heb gezien! Ik ben ze beginnen verzamelen. Kinderachtig blijven is de boodschap.”

Zelfportret door Dennis Tyfus.Beeld rv

Bervoets: “Bij mij is het omgekeerd gegaan, ik ben een kind geworden. Toen ik jong was, wilde ik perfect zijn. Ik kreeg een almanak van de mijnwerkers met afbeeldingen van oude schilderijen erop: die kopieerde ik zo getrouw mogelijk. En op de academie wilde ik goeie punten halen, om mijn ouders te plezieren. Blote madammen schilderen, dat kon ik direct goed! In de hogere jaren had ik ’s middags een model ter beschikking, Martha. Maar die moest helemaal niet naakt poseren voor mij. Ik had liever dat ze een sjaal breide. Ja, af en toe trommelde ik mijn vrienden op, zoals de Ferre (Grignard, red.), en dan zei ik: Martha, doe nog eens een striptease! (lacht) Een glorietijd. Ik overklaste iedereen. Ik, de zoon van een dokwerker, was een betere student dan al die madammekes van de Van Rijswijcklaan die met een sportkar naar de les kwamen.’

Pardon?

Bervoets: “Jaja. In de ene hoek van de refter spraken zij Frans en aten ze frieten met spiegelei, en ik zat met de boerkes van over ’t water in de andere hoek mijn boterhammekes te eten. De academie was toen ook een vrijetijdsbesteding voor vrouwen op leeftijd uit rijke milieus. Meneer was voorzitter van de apothekersbond, mevrouw kwam overdag met de Porsche naar de les. En in haar atelier dronk ze dure wijn met de directeur. (lacht) Ik heb mijn zes jaar academie in drie jaar gedaan. En daarna nog vijf jaar Hoger Instituut. Ik heb verdomme langer gestudeerd dan een chirurg! (neemt een slok) En nu veeg ik mijn voeten aan alles.”

Zelfportret door Fred Bervoets.Beeld Dominique Provost

Waar ben jij opgeleid, Dennis?

Tyfus: “Ik ben níét opgeleid. In de middelbare school ben ik in de afdeling publiciteitsgrafiek terechtgekomen. Daar had ik het geluk dat er een leerkracht was die mij toeliet met m’n eigen dingen bezig te zijn. Met ouderwets knip-en-plakwerk stak ik fanzines, flyers en affiches in elkaar. Ultra Eczema 1, 2 en 3 – waaronder Spuit, mijn mannekesblad – heb ik in de middelbare school gemaakt.”

Vond je dat je geen opleiding nodig had?

Tyfus: “Bwa. Ik wist wel wat ik wilde doen, maar ik wás dat al aan het doen. Ik was niet geduldig genoeg om daar nog ergens voor op een school te gaan zitten en mij het grootste deel van de tijd te vervelen. Ik heb de school gewoon omzeild. Maar nu heb ik vaak spijt dat ik niet naar de academie ben gegaan.”

Bervoets: “Broeder, wat zou jij daar nu hebben kunnen leren?”

Tyfus: “Er zit bijvoorbeeld een groot gat in mijn kunstgeschiedenis. Ik heb het gevoel dat ik daardoor dingen gemist heb, of domweg niet gezien.”

Bervoets: “Kunstgeschiedenis, wat een grap!”

Tyfus: “Sommige mensen zeggen dat dat net mijn sterkte is, maar ik vind van niet. Soms kom ik dingen van vroeger tegen waarvan ik denk: fuck, dat ik dat niet kende! Je moet weten: in Antwerpen zie je heel weinig belangrijke dingen in het echt. Dat is heel vreemd hoor, we denken daar te weinig over na. Het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten, waar onze artistieke traditie wordt bewaard, is ondertussen al vijftien jaar dicht voor restauratie. Dat is bijna niet te geloven. Ik had van jongs af aan de drang om het allemaal zelf te doen: panden kraken, plekken creëren, mensen samenbrengen, activiteiten promoten, flyeren, posteren. Radio Centraal, het lokale, niet-commerciële radiostation uit Antwerpen, heeft me daarbij heel erg beïnvloed. Eigenlijk was Centraal mijn academie en mijn alternatieve kunstgeschiedenis.

‘Kaderkes, die vind ik belangrijk! Ik heb vannacht drie tekeningen gemaakt, en die heb ik direct in kaders van De Krak gestoken’
Fred Bervoets

“Zelfs met mijn ‘No choice tattoos’ ben ik op een dag gewoon begonnen, zonder ook maar iets van tatoeëren te kennen. (Wie bij Tyfus een tattoo laat zetten, mag bepalen waar ie moet komen en hoe groot ie ongeveer mag zijn, maar de kunstenaar beslist wát het wordt, red.) Ze zullen het in tattooland niet graag horen, maar ik vond het een slecht idee om daarvoor eerst jarenlang het slaafje te spelen van een ervaren tatoeëerder.”

Bervoets: “Dennis, gij zijt zeker ook veel met de computer bezig?”

Tyfus: “Minder dan je zou denken. Ik weet hoe een scanner werkt, dat is het zowat. Veel dingen die ik maak worden extern geproduceerd, zoals bijvoorbeeld de figuren in de installatie The Pogo Never Stops in het Middelheim. Mijn atelier is ondertussen voller en voller komen te staan met platen en cassettes, en het functioneert; het is nu meer een muziekarchief dan wat anders.”

Bervoets: “Ik heb alleen een telefoon uit de jaren stillekes. Ik gebruik geen foto’s voor mijn werk. Ik denk dat ik in mijn leven één foto heb gemaakt: van een paar Chinezen die voor het standbeeld van Brabo stonden. Ik kwam er toevallig voorbij. Ze hebben mij met hand en tand moeten uitleggen op welk knopje ik moest drukken. Kaderkes, die vind ik wel belangrijk! Ik heb vannacht drie tekeningen gemaakt, en die heb ik direct in kaders van De Krak gestoken. Ik heb eens in Geel geëxposeerd op vraag van Jan Hoet. Omdat de kaders zo goedkoop waren – 1,90 euro per stuk, geloof ik – heb ik ineens driehonderd werkskes gemaakt. En nu heb ik weer een nieuw adres gevonden: de Action! Dat is plastieken rommel, maar dat interesseert mij niet. Kaders stimuleren mij om te tekenen, begrijpt u?”

Dennis Tyfus : “Zodra ik begin te tekenen kan ik makkelijk twintig uur op een stuk papier kijken, krassen en kleuren.”Beeld Joris Casaer

Tyfus: “Bedoel je dat je ervan houdt om beperkt te worden door het formaat van de kaders?”

Bervoets: “Neenee, ik wil dat mijn familie niet te veel last heeft als ik er niet meer ben. Stel je voor dat ze al die rondslingerende tekeningen nog moeten inkaderen. Den Tir in Hoboken. Daar hebben ze ook goedkope kaders. Ik heb een vriend, een gepensioneerde Griek, die ze voor mij gaat halen. Al mijn vrienden zijn gepensioneerd. Of ze zijn dood. Vroeger kende ik genoeg mensen die ik kon optrommelen als ik een expositie had, om die grote lappen bij mij buiten te sleuren. De werken die hier vooraan in de kapel hangen, wegen gemakkelijk 80, 90 kilo. Deze keer heb ik ze moeten laten transporteren door Poolse werkmannen.”

Maar de productie blijft groot en intens. Is dat elke dag opnieuw een verzetsdaad tegen de ouderdom?

Bervoets: “Eigenlijk wel. Ge moet er alles uitpompen, tot de laatste dag. Ik zeg altijd: ge kunt beter dood neervallen van ’t werken, dan uitdoven van verveling.”

Ben jij ook zo doordrongen van het arbeidsethos, Dennis?

Tyfus: “Ik moet aan verschillende dingen tegelijkertijd kunnen werken. Er staan nu vijf of zes Ultra Eczema-platen op stapel waarvoor ik de hoezen heb gemaakt. Ik ben volop bezig met het zomerprogramma voor De Nor, het openluchtpaviljoen dat ik met FVWW Architecten heb gebouwd in het Middelheimpark. En ik werk mee aan een boek over 40 jaar Radio Centraal. Ik heb de interactie met andere kunstenaars en andere disciplines nodig. Het maakt niet veel uit of dat beeldende kunst heet of iets anders.”

‘Als je niet echt bent, of niet echt goed, komt dat vroeg of laat toch uit. Kunstenaars zijn doorgaans maar korte tijd exotisch of nieuw’
Dennis Tyfus

Ook met Fred heb je al eens samengewerkt. Jullie hebben samen een plaat gemaakt.

Tyfus: “Klopt, toen Fred 65 werd heeft het M HKA een aantal jonge kunstenaars betrokken in een eerbetoon aan hem. Mijn bijdrage was een plaat waarvoor we samen de hoestekeningen gemaakt hebben. Ze heette Reis naar een onbekend eiland, en ze gaat over wat we allebei veel doen: tekenen. Hoe dat een proces is dat je meesleept en waarin je helemaal kunt verdwijnen, alsof je op reis gaat. Ik herken mij daarin: ik kan me op niks concentreren, maar zodra ik begin te tekenen kan ik makkelijk twintig uur op een stuk papier kijken, krassen en kleuren.”

Is Antwerpen voor jullie dé biotoop, de plek waar je een voetafdruk wilt nalaten?

Bervoets: “In de jaren 1960 was de Grote Markt van ons! De cafés waren dag en nacht open: De Muze, de Groene Michel, de Skipper. Als ik ’s morgens rond negen uur verf ging kopen in de bazar – allee, kopen: ik stak daar een tubeke wit en een tubeke rood in mijne zak – dan kwamen mijn vrienden uit De Muze naar buiten gestrompeld. Ze hielden zich vast aan elkaars broeksriem. Als er ene omviel, vielen ze allemaal, zoals op een schilderij van Bruegel. Maar ik ben altijd een ernstig schilder geweest. Ik aanschouwde het circus – de dolle mina’s op hun blote voeten, De Muze vol rugzakken van mensen die van overal kwamen – en ik voerde af en toe zelf ook een nummerke op, maar ondertussen werkte ik me te pletter.”

‘The Pogo Never Stops’, een installatie van Dennis Tyfus in het Antwerpse Middelheim.Beeld Ans Brys

Zou je buiten Antwerpen kunnen werken?

Bervoets: ‘Ik zou toch willen dat mijn werk in België blijft. Misschien krijg ik ooit nog een grote retrospectieve… Ja, daar denkt ge toch aan. Ge wilt toch iets betekend hebben. Ge schildert niet om het zotteke uit te hangen. En dan moet mijn werk hier te vinden zijn. Het moet Belgisch patrimonium blijven.”

Tyfus: “Ik hou ook wel van het idee een thuisbasis te hebben. Ook al is dat maar een punt in een internationaal netwerk. Dat is het bij mij. Ik sta met mensen van overal in de wereld in contact, en ik kan overal in de wereld werken. Maar ik ben graag hier. (lacht) Anders zou ik hier niet zijn. Ik word altijd een beetje achterdochtig als ik verhalen hoor van mensen die met luide trom wegtrekken om het elders in de wereld te gaan maken. Dan denk ik: als je het thuis niet kunt waarmaken – wat dat waarmaken ook betekent, succes is een relatief en redelijk onnozel begrip – dan zal het elders ook moeilijk zijn.

Fred Bervoets: “Ik bewaar mijn haar, ook dat van mijn baard, in pottekes, in mijn kelder. Ik ben een art-brutman.”Beeld Joris Casaer

“We leven in een tijd waarin je heel goed kunt toneelspelen. Je kunt jezelf op sociale media een grote air aanmeten. Maar als je niet echt bent, of niet echt goed, komt dat vroeg of laat toch uit. Kunstenaars zijn doorgaans maar korte tijd exotisch of nieuw. Samen met collega’s een eigen plek creëren, en een eigen universum, vind ik veel interessanter en ook duurzamer. En twijfelen, improviseren, doen wat je nog nooit gedaan hebt…”

Bervoets: (onderbreekt) “Ik zou graag grote beelden maken!”

Tyfus: “Zeker doen, Fred.”

Bervoets: “Maar dan heb ik iemand nodig die mij daarbij helpt. Ik heb nu van die kleine poppekes gemaakt, uit beeldjes waar de negers uit mijn buurt mee leuren rond Kerstmis. Ik steek die in brand, om te zien wat het geeft als ze smelten. Dan beschilder ik ze en plak ik er mijn eigen haar op. Ziekelijk, hè? We zullen er straks naar gaan kijken. Ge vraagt u af wie het gemaakt heeft: een onschuldig kind of een agressieve volwassene?”

Wacht. Die popjes hebben uw haar? Fred Bervoets spaart zijn eigen haar?

Bervoets: “Ja, ook dat van mijn baard. Ik bewaar het in pottekes, in mijn kelder. Ik heb het toch gezegd: ik ben een art-brutman.”

Bestaat de ‘underground’ en de avant-garde nog?

Tyfus: “Ik vind categorieën als ‘avant-garde’, ‘underground’ en ‘mainstream’ overbodig en zelfs lichtjes elitair. Ik heb van in het begin samengewerkt met bestaande galeries, maar ook eigen producties opgezet. Ik heb zelf dingen uitgegeven, maar ook samengewerkt met bestaande uitgeverijen. Er zullen volgens mij altijd circuits bestaan die wars van wat gangbaar is opereren. Gelukkig maar. Zoals er ook altijd mensen zullen zijn die te ongeduldig zijn om te wachten tot het commerciële circuit brood ziet in hun vreemde bezigheden. Ik zie dat zelfs niet als een kritiek op de ‘mainstream’, maar als een levensnoodzakelijke aanvulling.”

‘Ge wilt toch iets betekend hebben. Ge schildert niet om het zotteke uit te hangen’
Fred Bervoets

Bervoets: “Ik heb uiteindelijk zelf vijftien jaar lesgegeven aan de academie, en ik zeg u: ge moet het geluk hebben dat ge vreemde vogels in uw klas krijgt. Maar ge moet die jonge mensen ook in hun eigen wereld laten. Ik ging met mijn studenten op café. Daar begonnen die mannen elkaar uit te schijten. Zo leert ge de mensen kennen. Bijna al de kunstenaars aan wie ik les heb gegeven zijn nu duurder dan ik. Kati Heck, Cindy Wright, Koen van den Broek, Tom Liekens, Vaast Colson, noem ze maar op. Ge moogt dat niet erg vinden. Als ge zo oud bent als ik, kunt ge alleen nog maar opkijken naar de jonge mensen. De ouwe peekes: Rubens, Bruegel, Ensor, dat kent ge vanbuiten. De levende mensen, de jonge mensen, zijn de enigen die u nog kunnen verrassen.”

Is humor ook levensnoodzakelijk voor jullie, en voor de kunst?

Bervoets: “Ge moet soms een beetje te veel saus over uw eten kappen.”

Tyfus: “Wat bedoel je daarmee, Fred?”

Bervoets: “Welja, ge moogt soms wat overdrijven. Dramatisch zijn. Heel mijne kelder is één groot drama.”

Tyfus: “Ik vind praten over humor afschuwelijk. En doorgaans niet grappig.”

Bervoets: “Het moet echt zijn. Ik maak nooit iets om te lachen. Humor bestaat niet. Allee, het bestaat wel, maar ik ben er niet op uit, verstaat ge?”

Tyfus: “Met wat er in de krant staat moet ik harder lachen dan met om het even welke stand-upcomedian.”

Hindert het conservatieve stadsbestuur van Antwerpen jullie op enigerlei wijze?

Tyfus: “Ik laat daar mijn agenda niet door bepalen.”

Bervoets: “Ik ga daar maar één ding over zeggen…” (valt stil)

Tyfus: “De situatie is zo trumpiaans. Politici die elkaar als kleine kleuters zitten af te katten op Twitter: dat is de nieuwe overheidscommunicatie. Knettergek. En de mensen die daar terecht verontwaardigd over zijn, gaan dat dan ook nog eens delen op sociale media, waardoor ze het gebazel nog vermenigvuldigen en versterken. Gevaarlijk. In de kunst is goed politiek werk sowieso zeldzaam. De situationisten (stro­ming van 1957-1972 die ver­want­schap ver­toon­de met o.a. het da­daïs­me en Co­bra en een per­ma­nen­te re­vo­lu­tie voor­stond, red.) hebben een paar straffe dingen gedaan…”

Bervoets: “De situationisten! Ik was erbij!”

Tyfus: “… maar ik vind het zeer moeilijk. Als je als kunstenaar daarin verzeilt, dreig je zelf een politicus te worden. De keren dat ik het gedaan heb, ben ik geschrokken van de reacties. Zoals met de poster ‘Alle negers zijn zwarten’ die ik had gemaakt voor 01/10 (door Tom Barman, Arno en Frederik Sioen georganiseerd antiracismefestival dat op 1 oktober 2006 plaatsvond in Antwerpen, Charleroi, Gent en Brussel, red.). Voor mij was dat een overduidelijke satire op de taal die het Vlaams Blok hanteert, maar een aantal mensen uit de Afrikaanse gemeenschap was daar zeer boos over. Er werd op gereageerd zoals ik het totaal niet had verwacht. Gevoelig ding. Politieke kunst kan zeer betuttelend en flauw zijn. Daar blijf ik liever van weg.”

Bervoets: “Ik ga daar maar één ding over zeggen: in de Dambruggestraat, waar ik woon, lopen mooie negerinnen rond. Verstaat ge? En ik ga ze niet wit schilderen!”

Tyfus: (schudt het hoofd) “Oeioei. Daar gaat onze politieke correctheid.”

Bervoets: “Drinken we nog iets? Dennis, enfant terrible, gij staat droog.”

Tyfus: “Doe mij maar een goed glas bruismelk.”

Fred Bervoets’ nieuwe expo in De Zwarte Panter loopt nog tot 14 april (dezwartepanter.com).Beeld Dominique Provost