Er is niks mis met gulzigaards die van twee walletjes eten. Schadelijker is het cliché dat biseksualiteit eigenlijk niet echt is
Anaïs Van Ertvelde is historica en podcaster bij Vuile Lakens. Elke twee weken schrijft ze in Zeno over lichamen, seks, macht, kwetsbaarheid en verzet.
Hetero, homo, of leugenaar. Biseksualiteit herbekeken. Af en toe zie je een titel van een wetenschappelijk onderzoek passeren waarbij onwillekeurig de vraag opborrelt: beste onderzoeker, was je ex misschien bi, en wat heeft die mens je precies misdaan?
Nog zo eentje: Not Straight and Not Straightforward: the Relationships between Sexual Orientation, Sociosexuality and Dark Triad Traits in Women. Die omineus klinkende donkere triade gaat over machiavellisme, narcisme en psychopathie. Socioseksualiteit, daarmee bedoelen ze hier je openheid voor promiscue gedrag. En ja, voor die trekken scoren biseksuele vrouwen volgens dit onderzoek hoger.
Het eerste onderzoek – dat met porno poogde te meten of bi-mannen wel een perfecte 50/50-opwinding voelen voor beide geslachten – is al wat ouder en werd ontkracht. Een seksuele identiteit is niet hetzelfde als een door porno opgewekte erectie. Het tweede is heel recent. Lang zal het wel niet duren voor de bijstellingen binnenlopen. Er werd namelijk gebruikgemaakt van een zeer kleine testgroep van Canadese universiteitsstudentes die aan zelfrapportage deden.
Zulke onderzoeken liggen perfect in de lijn van maatschappelijke stereotypen over wie bi is. Dat het gulzigaards zijn die van twee walletjes eten. Tot daaraan toe. Persoonlijk vind ik dat er niks mis is met gulzigaards die open en eerlijk van twee walletjes eten. Wat me schadelijker lijkt: het cliché dat biseksualiteit eigenlijk niet echt is. Wie zegt bi te zijn, die liegt.
Zelfs veel genuanceerde onderzoeken volgen die teneur: de grote queeste om het bestaan van biseksualiteit te bewijzen. Tot verbazing en verwarring van biseksuelen overal ter wereld. “Dus alle biseksuele mannen zijn in wezen homo? Alle biseksuele vrouwen hetero? Is dat wat men denkt?”, vraag ik een expert.
Ik interview hem om andere redenen, maar als twee biseksuelen over elkaar struikelen, hebben ze het daar al eens graag over. “Oehoe, in het diepst van z’n verlangen wil iedereen gewoon seks met een penis. Dat is de onderliggende gedachte”, schaterlacht hij. En vertelt me dan hoe hij in een halve identiteitscrisis terechtkwam toen hij als tiener voor het eerst een man zoende. Dit móést iets betekenen. Maar wat? Nu kon hij niet anders dan boeken lezen, naar praatgroepen gaan, rondhangen in de gayscene op zoek naar een antwoord zonder de vraag echt te kennen.
Mannelijke biseksualiteit is onzichtbaar, bevestigt hij. “Ik had nauwelijks door dat het een optie was.” Freddie Mercury! Iconische homo! Nee, bi. Marlon Brando, die deed het met mannen, dus die was stiekem homo. Of gewoon bi, natuurlijk.
Terwijl hij praat, realiseer ik me dat ik mijn verlangen naar vrouwen net lang geëxploreerd heb zonder me er vragen bij te stellen. Verliefdheid kon ik in intieme vriendschap kanaliseren. Ze noemen het toch boezemvriendinnen voor iets, dacht ik, en daarmee was de kous af.
Vrouwelijke biseksualiteit is net iets zichtbaarder in films en literatuur, maar is daar vaak betekenisloos. Een performance voor mannen of een teken van experimenteerdrift. Het lijkt wel of veel biseksuelen niet zozeer last hebben van homofobie, maar vooral van monoseksisme. Van een geloof dat mannen en vrouwen zo fundamenteel anders zijn dat het eigenlijk onmogelijk is om je oprecht tot beiden aangetrokken te voelen.