© Benidorm Bastards

“Pas nieuwe appartementen standaard aan voor ouderen”

We willen op onze oude dag zo lang mogelijk thuis blijven wonen, maar is dat wel zo’n goed idee? Professoren Hilde Heynen en Pascal De Decker van het departement architectuur van de KU Leuven zien heel wat hindernissen. “Het besef dat onze woningen en ruimtelijke ordening de vergrijzing niet kunnen opvangen, is nog niet doorgedrongen”, zegt De Decker. “Terwijl er heel veel werk aan de winkel is.”

De kinderen zijn het huis uit, er staan een paar slaapkamers leeg, maar toch blijven koppels zo lang mogelijk in hun zelfgebouwde huis op het platteland wonen. Perfect begrijpelijk, maar toch zijn er heel wat nadelen aan dit scenario. “Ten eerste zijn onze woningen meestal niet geschikt voor een comfortabele oude dag”, zegt Pascal De Decker, hoofddocent van de faculteit architectuur aan de KU Leuven. “Er zijn trappen, de deuropeningen zijn te smal voor een rolstoel en ga zo maar door. Uit onderzoek blijkt dat veertig procent van de woningen niet geschikt is voor ouderen. Maar ook de woonomgeving is vaak een probleem. Zeker in dorpen, langs verkavelingen en steenwegen, waar alles afgestemd is op de auto. Wie geen auto heeft of er niet mee kan rijden heeft geen toegang tot elementaire voorzieningen zoals de dokter of de winkel.”

Nochtans willen we graag zo lang mogelijk thuis blijven wonen.

Hilde Heynen, professor architectuurtheorie (KU Leuven): “Het wordt ook toegejuicht door politici en gerontologen, maar in feite is het niet ideaal. Een aantal knelpunten heeft te maken met een botsing van beleidsdomeinen. Vanuit het standpunt van ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat we kleiner en dichter bij elkaar gaan wonen. Dan lijkt het logisch om bestaande, grote woningen op te delen en om woonkernen te verdichten. Maar dat wordt tegengehouden door het beleid dat ervoor kiest om mensen zoveel mogelijk in hun vertrouwde omgeving oud te laten worden. Dat staat haaks op elkaar.”

De Decker: “Als mensen thuis moeten blijven, moeten ze kunnen rekenen op mantelzorg. Maar in een verkavelingswijk is de buurman vaak even oud en kinderen wonen niet altijd in de buurt. Dan is het heel belangrijk dat je een beroep kunt doen op thuiszorg en -verpleging. Dat zijn nu al knelpuntberoepen. Bovendien zullen ze nog meer kilometers moeten afleggen als de groep ouderen groeit en iedereen in zijn huis blijft wonen. Als je er goed over nadenkt, is het dus niet evident en niet effi- ciënt.”

Horen ouderen eerder thuis in de stad?

Heynen: “Vanuit mijn perspectief is vergrijzing in de stad een minder groot probleem. Omdat je daar de zorg beter kunt organiseren en mensen er langer zelfredzaam blijven. Er zijn veel goede redenen om de steden te verdichten. Ook vanuit ecologisch oogpunt is dat bijvoorbeeld een goed idee. Het probleem is dat stadsbewoners en politici daar niet altijd voor te vinden zijn.”

De Decker: “Er gebeurt ook meer in de stad, waardoor de verleiding om deel te nemen aan activiteiten groter is. En als mensen langer actief blijven, zullen ze ook langer tevreden zijn.”

Maar willen ze ook naar de stad?

Heynen: “Voor een hele generatie is een vrijstaande woning in het groen nog altijd het ideaal. Het is begrijpelijk dat die niet van vandaag op morgen van mening veranderen. En ik denk niet dat we naar een politiek van verplicht verhuizen moeten.”

Vergrijzing in de stad is een minder groot probleem. Omdat je daar de zorg beter kunt organiseren en mensen er langer zelfredzaam blijven Hilde HEYNENProf architectuurtheorie

De Decker: “Je kunt de mensen niet uit hun kot jagen. Wat je wel kunt doen is een positieve stimulans geven. Mensen bewustmaken van het probleem en hen verleiden met aangepaste woningen en omgevingen. In Denemarken heeft de overheid tien jaar geleden al een bewustmakingscampagne gelanceerd: ooit word je oud, hou daar rekening mee. Maar bij ons is er geen aandacht voor. Vergrijzing wordt beperkt tot een probleem van pensioenen en zorg. Ruimtelijkheid wordt vergeten in het debat.”

Wat moet er gebeuren?

De Decker: “We moeten de zaken dringend aanpakken. Ten eerste door duidelijke keuzes te maken. Waar gaan we voorzieningen inplanten? Veel mensen zullen niet naar de stad willen. Daarom moeten er ook in bepaalde kernen in het buitengebied kleinschalige woonzorgvoorzieningen ontwikkeld worden. Ten tweede hebben we een tussenvorm nodig van cohousingprojecten waar wonen primeert, maar waar je zorg kunt krijgen als het nodig is. Er worden wel assistentiewoningen in de markt gezet, maar die zijn voor veel mensen onbetaalbaar. En ten derde moet er gewerkt worden aan de toegankelijkheid van de openbare ruimte met rolstoel, rollator en scootmobiel. Want die is verre van optimaal.”

Wat is de rol van de overheid?

De Decker: “Ze moeten minstens het kader scheppen. Nieuwe appartementen zouden standaard aangepast moeten zijn voor ouderen, met brede deuropeningen en een badkamer die is aangepast aan alle leeftijden. Daar zijn we nu nog mijlenver vanaf. Zelfs aan de kust, met een hoge concentratie aan oude mensen, zijn de appartementen onaangepast. Maar de vernieuwing zal niet van de klassieke bouwsector komen. OCMW’s en socialehuisvestingsmaatschappijen kunnen het voortouw nemen.”

Heynen: “Er bestaat niet zoiets als dé oplossing. De overheid kan het kangoeroewonen bijvoorbeeld promoten. Nu zijn er te veel stedenbouwkundige voorschriften die dat beperken in de tijd, waardoor mensen het de investering niet waard vinden. Daarnaast zou ze de trend van vijftigers en zestigers die naar de steden verhuizen, kunnen aanmoedigen. De voorwaarde is wel dat steden verder verdicht worden om te vermijden dat kapitaalkrachtige ouderen de stad onbetaalbaar maken voor jonge gezinnen. Als er meer appartementen gebouwd worden, zullen vraag en aanbod meer in evenwicht zijn, waardoor de prijzen in de hand gehouden kunnen worden.”

Wat is uw advies aan mensen die aan de vooravond van hun oude dag staan?

De Decker: “Verhuizen is de logische keuze. Alleen: waar naartoe? Er is geen aangepast aanbod. Ik verwacht grote problemen vanaf 2030, wanneer het aantal tachtigplussers sterk begint toe te nemen.”

Dat klinkt niet erg postief.

De Decker: “Er moet iets gebeuren, maar je kan het ook zien als een opportuniteit. De vergrijzing kan ook een kapstok zijn om eindelijk een ruimtelijk beleid door te drukken en onze ruimtelijke wanorde van de voorbije decennia bij te sturen. Dankzij de vergrijzing kunnen we eindelijk compacter gaan wonen in kernen en woningen vrijmaken voor jonge gezinnen. Maar dan moet het beleid wel het aanbod creëren, voorwaarden aan de appartementen koppelen en mensen bewustmaken. Het voordeel is ook dat ouderen vandaag op pensioenleeftijd doorgaans nog gezond zijn. Ze hebben dus nog tijd om te verhuizen, het moet niet halsoverkop.”

Tot slot, op welke manier gaat de vergrijzing het uitzicht van onze architectuur en ruimtelijke ordening veranderen?

Heynen: “Ik denk dat we meer voor appartementen gaan kiezen en op één verdieping wonen. Daarnaast gaan we hopelijk slim bouwen met een beetje overmaat, zodat woningen standaard aanpasbaar zullen zijn voor rolstoelgebruikers. Hopelijk al op relatief korte termijn. En in de openbare ruimte moet er meer plaats komen voor voetgangers en fietsers, met aandacht voor de kwaliteit en het onderhoud van fiets- en voetpaden. Dat betekent vanzelf ook meer ruimte voor de vervoersmiddelen van de ouderen, waardoor die langer zelfredzaam blijven. Dat zou ik alvast graag zien gebeuren.”

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer