Madeleine van Toorenburg: Filmpje van ongeluk maken is verwerpelijk; maar strafbaar?
Madeleine van Toorenburg is Tweede Kamerlid voor het CDA. Dit is een veertiendaagse politieke column op dinsdag, die bij toerbeurt geschreven wordt door politici van CDA, ChristenUnie en SGP.
Er was eens een man die naar Jericho ging en door rovers werd overvallen. Ze beroofden hem, sloegen hem en lieten hem halfdood liggen. Een priester en een Leviet kwamen langs, maar zij gingen er met een boog voorbij. Een Samaritaan kwam ook langs. Hij ging naar hem toe, verzorgde zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn ezel en bracht hem naar een herberg waar hij voor hem zorgde.
Dit verhaal van de barmhartige Samaritaan boeide mij altijd zeer. Ik schreef er mijn eindscriptie over. Het interesseerde mij omdat ons Wetboek van Strafrecht hierover een bepaling heeft opgenomen: Je bent strafbaar wanneer je iemand die echt hulp nodig heeft niet helpt, terwijl je dat gemakkelijk had kunnen doen zonder zelf in gevaar te komen (art. 450 Sr). In Engeland daarentegen heeft men hier bewust niet voor gekozen. Daar vond men dat je niet verplicht kunt worden een ander te helpen. Alleen bij een ‘duty of care’ (bijvoorbeeld een ouder-kindrelatie) kan de plicht zijn ontstaan iemand te redden. Toevallige passanten vallen daar niet onder.
Onze strafbepaling werd indertijd, in 1880, niet zonder slag of stoot aangenomen. Er werd in de Kamer stevig over gedebatteerd. Een enkel voorbeeld over een kind dat levend uit het water was gehaald, maar stierf omdat daarna de deuren ervoor gesloten bleven, werd aangehaald, waarna men tot de slotsom kwam dat er bijzonder ‘onbarmhartige individuen’ bestaan. Voor hen moest er een strafbepaling worden gemaakt.
ongelukken filmen
Afgelopen zomer is terecht veel commotie ontstaan over het gedrag van sommige mensen bij ernstige auto-ongelukken. Volgens de politie loopt het de spuigaten uit. Mensen rijden langs, stoppen zelfs, pakken hun mobiele telefoon en filmen de meest afschuwelijke ongelukken. Ze zijn er nauwelijks op aanspreekbaar. Erger nog, ze plaatsen de beelden zelfs op internet en krijgen een kick van de hoeveelheid ‘likes’. Het is echt te ziek voor woorden, en niet voor niets klinken er geluiden dat dergelijk gedrag strafbaar zou moeten zijn. Ook aan mij is die vraag gesteld.
Allereerst de praktische kant. Filmend autorijden is te beboeten. Een strafverzwaring behoort dan tot de mogelijkheden. Maar wat te doen met filmende wandelaars? Voor hen gelden andere regels. Daar komt bij dat de politie soms juist blij is met beeldmateriaal. Dus wanneer is filmen nou dienstbaar en wanneer niet? En hoe bewijs je dat het beelden van een telefoon zijn (wat dan niet zou mogen) of van een ‘dashcam’, waarmee auto’s steeds vaker zijn uitgerust? Een moeras van praktische bezwaren.
principiële vraag
De principiële vraag is ook niet gemakkelijk te beantwoorden. Ik moest terugdenken aan het debat destijds in de Kamer over artikel 450 Sr., waarmee ik deze column begon. Donner (familie van …) zei: “Gesteld, dat men zoo hardvochtig ware, dan nog zou ik zeggen, dat dit artikel dien hardvochtige, dien onmensch niet kan bereiken.” Laten we “zulk een onmensch liever overlaten aan de straf van het greintje menselijk dat in hem was overgebleven en aan de verontwaardiging van het publiek”.
Het is een dilemma. Ook nu weer. Het liefst zie ik een stevige strafbepaling waarmee zieke geesten om de oren kunnen worden geslagen. Al is het maar om een daad te stellen tegen het leed dat slachtoffers en hun nabestaanden wordt aangedaan. Die strafbaarstelling zou wat mij betreft in elk geval moeten gelden wanneer de beelden door de maker zelf op internet worden geplaatst. Dat dient immers geen enkel ander doel dan sensatie. Je zult toch maar via internet te horen krijgen dat jouw dierbare is omgekomen …
Tegelijkertijd denk ik dat niet ieder gedrag, hoe onwenselijk ook, strafbaar zou moeten zijn. Het voert misschien te ver om alle mensen die ‘slechts’ een foto of filmpje maken van een ongeval voor de rechter te brengen. Hoe verwerpelijk ook, Donner had een punt. Hen moeten we misschien inderdaad maar overlaten aan hun eigen geweten en de verontwaardiging van het publiek.