Ook het vanuit Groot-Brittannië opererende Syrische Observatorium voor de Mensenrechten maakt melding van het plunderen van “politieke en militaire sites, winkels en privé-eigendommen”.

De milities zeggen dat ze weinig tegenstand ondervonden toen ze het centrum van Afrin binnendrongen. Vermoed wordt dat veel Koerdische YPG-strijders de stad in de loop van vorige week verlaten hebben, samen met zowat 250.000 burgers.

De Turkse president Erdogan beval twee maanden geleden een invasie van Syrië om de Koerden te verjagen uit het grensgebied tussen Turkije en Syrië. Voor hem zijn de YPG-strijders terroristen, hoewel ze de belangrijkste bondgenoten van het Westen waren in de strijd tegen IS.

De Turkse vicepremier Bekir Bozdag zei maandag dat de Turkse troepen niet de bedoeling hebben in Afrin te blijven en al zeker geen bezettingsleger willen worden, “maar we hebben nog veel te doen”.

Zoals gewoonlijk zei de Turkse president Erdogan iets helemaal anders. Hij wil het offensief uitbreiden naar andere Koerdische steden die onder controle staan van de YPG. “Wij zullen dit proces verderzetten tot de volledige vernietiging van deze corridor.”

Probleem voor Erdogan is wel dat in de regio Manbij nog altijd honderden Amerikaanse soldaten gelegerd zijn om de YPG bij te staan in de strijd tegen IS. Erdogan bedreigde ook Irak met een invasie als de Iraakse regering draalt met het aanpakken van de Koerden in het land. De Turkse president maakt geen onderscheid tussen de Koerdische milities in Syrië en Irak en de PKK die in Turkije al decennia een guerrilla voert tegen de overheid. Hij wil de volledige grensregio tussen zijn land en Syrië en Irak zuiveren van “terroristen”. Toen IS een groot deel van dat grensgebied controleerde, trad het Turkse leger niet op. (ls)