COLUMN. Het atypische verhaal van Mazzu leest als een sprookje, maar is ook reden voor de vele trainersontslagen

© BELGA

Groot nieuws: Felice Mazzu heeft de Trofee Raymond Goethals gewonnen, een prijs die de Belgische trainer bekroont die het best beantwoordt aan de legendarische trainer. Wat het bijzonder maakt, is dat Mazzu geen profspeler geweest is en als coach begon in de lagere afdelingen. “Een atypisch parcours”, noemde hij het toen hij zijn beker in ontvangst mocht nemen.

Wim Conings

(Lees hier het oorspronkelijke artikel)

Mooi, denkt u, maar dat is het helemaal niet.

Het heeft Mazzu 23 jaar trainerschap gekost om zich tot in eerste te knokken. Zeventien jaar bij weinigzeggende teams als Nivellois, Marchiennoise, RCS Brainois en Léopold Uccle. Dat is tweede provinciale, eerste provinciale en vierde klasse. Toen Tubeke hem vroeg hoofdtrainer te worden, moest hij verlof zonder wedde nemen van zijn job als leerkracht. Daarna kwam White Star Woluwe. Pas in 2013 durfde Charleroi hem een kans geven op het hoogste niveau.

23 jaar waarbij vele hindernissen moesten worden overwonnen. 23 jaar lang het trainerschap combineren met het werk. Met familie. Voor een habbekrats in de modder en de kou staan. En dan de ultieme gok op een onzeker bestaan. Eerlijk, zou u onbetaald verlof nemen om hoofdtrainer van Tubeke te worden?

Mazzu is een uitzondering op de regel. Maar wil dat zeggen dat hij de enige goede coach is in de lagere reeksen? Of wil het zeggen dat hij de enige is die meer dan 20 jaar lang het doorzettingsvermogen had om niet op te geven en vervolgens ook nog eens het netwerk en het geluk had dat hij zijn kans gekregen heeft?

Dit seizoen alleen al hebben tien van de zestien clubs hun trainer ontslagen. Dertien van de zestien zitten nog geen halfjaar bij hun club, Mircea Rednic zingt het net een jaar uit bij Moeskroen. Twee steken er bovenuit. Mazzu, viereneenhalf jaar aan de slag bij Charleroi, en Dury, net geen zes jaar hoofdtrainer bij Zulte Waregem. Dat zijn de enige twee trainers die geen grote spelerscarrière hadden.

Het probleem is dat onze clubleiders zich te veel beperken tot dezelfde poel om een trainer uit te vissen. Men concentreert zich op dat kleine percentage ex-profvoetballers dat na zijn carrière toevallig ook trainer wil worden. Dat is geen toeval: oud-profs hebben de connecties en de ervaring op het hoogste niveau, zijn geen slechte zaak met het oog op de fans en krijgen makkelijker toegang tot het benodigde trainersdiploma. Maar zijn ze daarom ook betere trainers?

De grootste trainerssensatie van de afgelopen jaren, Julian Nagelsmann van het Duitse Hoffenheim, is iemand zonder ervaring op het hoogste niveau. Hij kreeg zijn kans omdat hij het goed deed bij de jeugd en innovatieve ideeën had. Hij komt uit het niets, is nog maar 30 jaar en nu strijden Bayern München en Borussia Dortmund om zijn handtekening. Zoiets is ondenkbaar in België.

De reden: clubs steken ontzettend veel moeite in het scouten van spelers, maar ze gaan veel te nonchalant om met de aanstelling van hun meest in het oog springende werknemer. Ze sturen geen scouts naar vierde klasse om daar eens kennis te gaan maken met enkele hoofdcoaches. Nee, liever dan dat stellen ze halsoverkop iemand aan op het moment dat de positie vacant komt. En dan kom je al snel uit bij de gekende namen.

Mazzu heeft gelijk: hij mag trots zijn dat hij zich uit de lagere divisies omhoog geknokt heeft en daarmee een uitzondering op de regel is.

De vraag is echter of het Belgisch voetbal daar trots op moet zijn.

Meer over Charleroi

Meer voetbalnieuws

Keuze van de redactie

Video