Direct naar artikelinhoud
Blik op BelgiëLievegem

‘Ik was het beu te moeten slapen met oordoppen’: wanneer de stad moet wijken voor de randgemeentes

‘Ik was het beu te moeten slapen met oordoppen’: wanneer de stad moet wijken voor de randgemeentes
Beeld Wouter Van Vooren

‘Ik heb nu de lusten van de nabije stad, zonder de lasten ervan.’ Steeds meer Gentenaars trekken naar de rand, met Lievegem op kop. De uit de pan rijzende vastgoedprijzen hebben er een en ander mee te maken, maar er zijn nog redenen.

“Gentse bevolking blijft groeien”, jubelt het persbericht met die vanzelfsprekendheid dat méér mens altijd beter is. “Kaap 270.000 inwoners bijna gehaald.”

De kleine lettertjes vertellen een ander verhaal: “Ook kozen heel wat Gentenaars ervoor om de stad in te ruilen voor een van de randgemeentes.” Afgelopen jaar vertrokken 567 Gentenaars naar Merelbeke, 730 naar Deinze en 976 richting Evergem. Lievegem spant de kroon, wat geen verbazing mag wekken voor een plaats met zo’n lieftallige naam.

Stadsvlucht: het woord klinkt gevleugeld, maar benoemt een beweging die meestal de som van minder prettige gevoelens is. Vaak gaat het in de richting van ‘de groene rand’, die wonderlijke plek die lijkt weggelopen uit een song van Guns N’ Roses: “Where the grass is green and the girls are pretty.”

In de omgeving van Lievegem ligt een aantal plekken waar de longen van de stadsmens zich spontaan openzetten: Provinciaal Domein Het Leen, het kasteeldomein van Lovendegem, de gewezen zandwinningsput Molenmeers, de Lembeekse Bossen, het Bellargiebos en de Vallei van de Oude Kale, waar je alleen al voor de naam wilt komen. Stuk voor stuk oases waar je nog kunt ademen. Met wat geluk kom je er waterjuffers tegen of zie je een eekhoorn tegen een boom opklimmen.

Een van die Gentenaars op de vlucht is Casper, een kennis van mij die zoals zovelen in de stad bleef hangen na zijn studies. “Ik heb Gent altijd geweldig gevonden,” zegt de vlotte dertiger, “maar na corona is er blijkbaar iets geknakt. Ik stelde vast dat de stad mij meer en meer op de zenuwen begon te werken. Er was zo veel dat mij stoorde: zakjes met zwerfvuil, de vieze lucht van brommers en houtkachels, het geloei van prioritaire voertuigen die hun sirenes almaar kwistiger leken te gebruiken. De knalpotterreur waartegen zou worden opgetreden, maar die blijft voortduren. Op een keer belde ik naar de politie om een nummerplaat door te geven, de burgemeester had de burger opgeroepen dat te melden. Ik werd net niet uitgelachen.”

Zijn lijst van ergernissen is lang, maar lawaai was bij Casper de belangrijkste trigger om met zijn gezin de stad te ontvluchten. “Het klinkt misschien ouwelijk, maar ik was the sound of the city kotsbeu. Een stad is maar leefbaar als iedereen zich houdt aan de spelregels. Voor mij is Gent te permissief geworden. Iedereen doet maar, en blijkbaar ben je een zure burger als je verwacht te kunnen dromen ’s nachts. Ik was het beu te moeten slapen met oordoppen.”

Hij woonde in een buurt met veel studenten, altijd was er ergens een feest of kotfuif. “En dan die motorfietsen die je vier blokken ver hoort. Ik voelde hoe de decibels mij op de zenuwen werkten. De schrijver Ward Ruyslinck, nu bijna vergeten, heeft daar in de jaren 70 een roman over geschreven: De sloper in het slakkenhuis. Het eindigt ermee dat het hoofdpersonage een lawaaimaker van pure radeloosheid de kop inslaat. (lacht) Zover wou ik het niet laten komen. Dan vluchtte ik zelf liever de stad uit.”

En dan zijn er natuurlijk de vastgoedprijzen, die in de periferie toch net iets zachter zijn dan in het gegeerde Gent. “Vroeger kon het mij niet centraal genoeg zijn”, zegt Casper. “Ik had nog het liefst op de Graslei willen wonen. Dat begrijp ik nu niet meer. Ik zou wel gek zijn mij blauw te betalen om met een hoop volk op een kluitje te zitten, als ik op de buiten meer waar voor mijn geld krijg. Ik heb nu de lusten van de nabije stad, zonder de lasten ervan.”

Hij denkt dat Lievegem zijn succes dankt aan het groen, maar ook aan de uitbouw van de fietssnelweg die op kruissnelheid komt. De F42 moet een belangrijke verbindingsweg worden tussen Gent en de woonkernen in het Meetjesland. “In Eeklo en Lievegem zijn delen ervan al klaar”, weet Casper. “Als verwoed fietser komt mij dat goed uit.”

Hij grijnst. “Het is waar, je ziet hier meer tractors dan knappe studentes. Maar wij hebben eieren gekozen voor ons geld. Voor mij is de rust belangrijker dan de eye candy.”