Ivan Put

Nieuwe taalbarometer: stijgend aantal Brusselaars kent Frans, Nederlands noch Engels

Het gebruik van het Nederlands in Brussel blijft min of meer stabiel. Dat blijkt uit de taalbarometer, een studie van de Vrije Universiteit Brussel. Frans blijft de meest gesproken taal in de hoofdstad, gevolgd door Engels en Nederlands. Ruim één op de vijf Brusselaars zegt goed Nederlands te spreken. Maar het aantal Brusselaars dat geen van de twee landstalen kent, noch Engels, stijgt.

Al vijfentwintig jaar onderzoekt de VUB het taalgebruik en de taalkennis van de Brusselaar. Dat is te danken aan sociolinguïst wijlen Rudi Janssens. Hij wou zo beter zicht krijgen op de verschillende talen die hier gesproken worden. Zijn opeenvolgende taalbarometers zouden het beeld van het Frans als dominante taal in de hoofdstad stevig doorprikken: Brussel is vooral een stad van vele talen.

De vijfde taalbarometer, die deze week wordt voorgesteld, bevestigt die stelling. De taaldiversiteit neemt fors toe. Werden er in de eerste taalbarometer (2000) 72 talen gesproken, dan zijn dat er in de laatste taalbarometer 107. En volgens de onderzoekers is dat waarschijnlijk een onderrapportering.

Tegelijk neemt de internationalisering toe. In de laatste taalbarometers moest het Nederlands zijn tweede plaats al opgeven als meest gesproken taal voor het Engels. Die wint aan belang. Maar liefst 47 procent van de Brusselaars zegt Engels te spreken. In 2000 was dat maar 33 procent.
Opvallend: was het Frans in de eerste taalbarometer haast door elke Brusselaar gekend, dan is dat vandaag maar door 81 procent. Dat betekent dat 19 procent van de Brusselaars geen Frans spreekt.

Hoe is het met het Nederlands gesteld?

Het is ook altijd uitkijken naar hoe het met het Nederlands gesteld is. Die kennis gaat er, net zoals die van het Frans, op achteruit. In de eerste taalbarometer (2000) gaf 33 procent aan Nederlands te spreken, vandaag is dat 22,3 procent. Toch zien de onderzoekers een kentering.

Ten eerste stijgt dat cijfer tegenover de vierde taalbarometer (2018). Toen gaf maar 16 procent aan Nederlands te spreken. Ten tweede blijft het aantal gezinnen waar Nederlands wordt gesproken, en waar het Nederlands ook wordt doorgegeven, stabiel, “wat wijst op een mate van taalbehoud,” aldus de onderzoekers.

Het feit dat er nog steeds veel Nederlandstaligen uit Vlaanderen in Brussel komen wonen en het succes van het Nederlandstalige onderwijs zijn daar mee de oorzaak van. 

Dramatisch is het wel gesteld met de verwerving van het Nederlands in het Franstalige onderwijs in Brussel. Van de Brusselaars die in het Franstalige onderwijs in Brussel naar school gingen, zegt maar 6,5 procent Nederlands te kennen. In 2000 was dat nog 20 procent.

Die 6,5 procent staat ook in schril contrast met wie in het Nederlandstalige onderwijs school heeft gelopen. 83 procent van hen zegt Frans te spreken.

Zoals te verwachten was, stijgt ook de meertaligheid van de Brusselaar. Steeds meer worden meerdere talen door elkaar gebruikt om te communiceren. Vooral de combinatie Frans en Engels zit in de lift. Het aantal Brusselaars dat de drie grootste talen spreekt is verdubbeld tegenover de vorige taalbarometer. Het aantal puur Franstaligen is gedaald.

Paradoxaal genoeg stijgt het aantal Brusselaars dat Nederlands, Frans noch Engels spreekt. Het gaat om maar liefst 10,5 procent. Dat is vooral het geval bij niet-EU-onderdanen. Een kwart van die groep geeft aan geen van die drie talen te spreken. “Dat vormt, indien die beweging zich zou doorzetten, een wezenlijke uitdaging voor de toekomst van Brussel,” schrijven de onderzoekers.

“Deze groep zal hoogstwaarschijnlijk drempels ondervinden in contact met publieke en private dienstverlening.” Volgens de onderzoekers lopen zij risico op sociale uitsluiting. In 2000 was die groep met 3 procent van de ondervraagden, veel kleiner.

Voor Vlaams minister van Brussel Benjamin Dalle (CD&V) die de taalbarometer financierde, zijn er bemoedigende cijfers, zoals de relatieve standvastigheid van het Nederlands in Brussel, maar ook de meertaligheid mag best onderlijnd worden. “We moeten ons bewust zijn van die rijkdom,” zegt hij. “En die nog versterken, al mag dat niet ten koste gaan van het Nederlands.”

Bevoegdheden behouden

Dat het Nederlands als thuistaal een blijver blijkt te zijn in de studie, versterkt ook de overtuiging van Dalle dat Vlaanderen met zijn volle gewicht aanwezig moet blijven in Brussel. “We investeren vandaag 1,3 miljard euro per jaar vanuit Vlaanderen in Brussel. Hier mogen we niet op inbinden,” zegt Dalle. “Waar we vandaag voor bevoegd zijn in Brussel, dat mogen we niet opgeven, in weerwil van wat sommige Nederlandstalige partijen hierover verkondigen.”

Dalle wijst er verder op dat de taallessen via het Huis van het Nederlands voor Brusselaars gratis zijn. “Ik heb dat decretaal verankerd”, zegt Dalle. “We moeten daar verder massaal op inzetten, zodat gemeentelijke ambtenaren en personeel in zorginstellingen er een beroep op kunnen doen.”

Verder gelooft Dalle nog altijd in de uitwisseling van leerkrachten in het Franstalige en Nederlandstalige onderwijs, al beseft hij dat dat met de huidige krapte op de arbeidsmarkt geen sinecure is.
Dat het Franstalige onderwijs er maar niet in slaagt om de kennis van het Nederlands te verbeteren baart zorgen, zegt Dalle tot slot. “Vooral omdat Brussel het nauwelijks beter doet dan Wallonië.”

Mathis Saeys, Robin Laurent Simon & Dimokritos Kavadias, Het Nederlands in een meertalige context: Een analyse van de Brusselse taalsituatie. BRIO 2024.

Meest gelezen