Ik weiger te geloven in het jubelverhaal dat het met de criminaliteit echt de goede kant op gaat
Keer op keer worden wij om de oren geslagen met rapporten en onderzoeken waaruit zou blijken dat het de goede kant op gaat met de criminaliteit. Die zou gestaag dalen: Hiep, hiep, hoera! En burgers zouden zich ook steeds veiliger voelen. Kortom, een succesverhaal.
Maar het knaagt aan mij. En wanneer ik er openlijk kanttekeningen bij plaats, voel ik mij bijna schuldig aan spelbederf. Maar het zijn gewoon de feiten die maken dat ik reageer met ongeloof. Want ik word bijna dagelijks aangeschreven door mensen die bij de politie en het Openbaar Ministerie tegen een muur aanlopen. Mensen van wie een aangifte dan misschien nog met hangen en wurgen wordt opgenomen, maar die per kerende post het bericht krijgen: ‘Onvoldoende aanknopingspunten voor verder onderzoek.’
ingebroken in kerk
Vorige week nog ontving ik een brandbrief van een kerk waarin herhaaldelijk was ingebroken. Er waren zelfs opnamen van hoe de daders, herkenbaar in beeld (!), met lijm en een magneetstrip geld uit het offerblok hadden gehengeld. De brutaliteit!
Dat zou toch een klare zaak moeten zijn, maar nee. Een digitale melding dat het onderzoek niets had opgeleverd, was de reactie van de politie. Het kerkbestuur in verbijstering achterlatend.
Maar ook de slachtoffers van zedendelicten worden nog altijd geconfronteerd met een bedenktijd als ze aangifte willen doen. Hoezo een bedenktijd? Is het al niet een enorme drempel om op een anoniem politiebureau je verhaal te moeten doen over een dergelijke intens vernederende kwestie?
En dan al die mensen die via internet worden opgelicht. Ze weten vaak niet eens wie die minkukel is geweest die hun vanachter een beeldscherm een poot heeft uitgedraaid. Deze slachtoffers kunnen zich wenden tot het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (en ik zeg beslist: doen!), maar hun schade – en vaak schande – is daarmee nog lang niet opgelost.
Geen wonder dat hun leed niet in de misdaadcijfers terugkomt. Hun wordt immers medegedeeld dat het geen delict is, maar een civielrechtelijk geschil tussen koper en verkoper. Dat terwijl oplichting toch echt in ons Wetboek van Strafrecht staat.
Kortom, ik weiger het te geloven. Ik weiger te geloven in het jubelverhaal dat het met de criminaliteit echt de goede kant op gaat. Niet omdat ik populistisch wil meedeinen op de golven van ongenoegen. Nee, gewoon omdat ik zie dat de aangiftebereidheid opnieuw is gedaald, het ophelderingspercentage van misdrijven maar niet wil stijgen en de politie zelf aangeeft dat het water hun aan de lippen staat. Want, laat dat hier duidelijk gezegd zijn: de dienders treft geen verwijt. Zij doen wat ze kunnen.
leegstaande gevangenissen
Daarom blijf ik de spelbreker. Wel een die de belofte uitspreekt er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat misdaad wordt erkend, bestreden en opgelost. Daar was mijn inzet bij de coalitieonderhandelingen op gericht en zo voer ik dagelijks mijn controlerende taak uit.
Heus, ik ben er niet op uit om tegen elke prijs leegstaande gevangenissen op te vullen. Nee, ik wil niets liever dan geloven dat de criminaliteitscijfers een juist beeld geven van de werkelijkheid en dat er gewoon geen boeven meer zijn. Maar dat kan ik pas als mijn peilstok hetzelfde beeld toont en daarvan is helaas nog lang geen sprake.