Direct naar artikelinhoud
Boekenrecensie

Jan Mulder schrijft alsof hem een horde paparazzi op de hielen zit

Nieuwe roman ‘Liefde en aardbevingen’ had best wat langer gemogen
Beeld Stephan Vanfleteren

Voetbalgoeroe Jan Mulder situeert zijn roman Liefde en aardbevingen in de door gaswinning geteisterde provincie Groningen. In 191 pagina’s propt hij een arsenaal aan thema’s, en dat verbaast ons niet van hem.

“Ik ben bijna altijd verliefd op wat ik bedenk en schrijf, en daardoor draaf ik weleens door. Ik hou wel van een uitweiding – ik sla maar wat graag zijstraten in. Als de zinnen maar goed en mooi zijn, al moet ik wel oppassen dat ik het overzicht niet verlies”, zo liet Jan Mulder (°1945) onlangs optekenen in het weekblad Humo over zijn schrijfdrang. Woorden met veel zelfinzicht. Want niet alleen bij zijn columns overkomt het ’s lands best betaalde voetbalcommentator weleens, ook in zijn proza geeft hij zich driftig over aan deze onstelpbare aandrang.

Neem nu zijn nieuwe roman Liefde en aardbevingen, die zich afspeelt tegen het decor van de Nederlandse provincie Gronin­gen, hier omgeturnd tot De Barm­hartigheid. Ook hier vertelt Mulder springerig en lichtjes geënerveerd, alsof hem een horde paparazzi op de hielen zit.

Lees ook

Lees ook
Beeld Koen Van Buggenhout

Jan Mulder: “Eén keertje je vrouw bedriegen, dat mag, maar systematisch de kluit belazeren: niet doen”

In korte passages stort hij de taalvondsten en puntige observaties over ons uit. Je hoort er zijn steeds wat zangerige, melodieuze stem voluit in doorklinken. Altijd voortjakkerend, ijlend van het ene moment naar het andere, maar toch steeds op zoek naar die ene pakkende formulering. Daar­door gaat het inderdaad wel eens mis met het geheel. Mulder geeft het zelf toe: hij toont graag die mooie dribbel, dat volmaakte hakje of die verbuffende boogbal. Ook als schrijver is hij een tribune­speler.

Toch is Liefde en aardbevingen beslist geen niemendalletje of afleggertje. Het boek is er gekomen na een beslissende stoot in de rug van zijn vriend Kees van Kooten. Die praatte hem het idee uit het hoofd dat een roman minstens 400 pagina’s moet omvatten. Korter mocht ook, en Mulder toog aan het werk aan de opvolger van zijn laatste roman Iris in de zomer van 2003 (2003).

Mulder geeft het zelf toe: hij toont graag die mooie dribbel, dat volmaakte hakje of die verbuffende boogbal. Ook als schrijver is hij een tribune­speler

‘Chronisch gebrek aan meeval’

Centraal in de nerveuzige Liefde en aardbevingen staat de goeiige, tot drogist bevorderde kruidenier Wilhelmus Voorbos­scher. Die staat in het dorpje Huile (spreek het uit op zijn Frans) bekend als een uitslover. ‘Volgens oom Wee is beschaving, behalve wellevendheid jegens de medemens, het onderhouden van gereedschap, fietsen en dakgoten.’ Deze ‘Oom Wee’ is geïnspireerd op een oom (en tante) van Mulders echt­genote. Soms twinkelen de ogen van de man op wie geen leeftijd valt te kleven. Maar nog vaker ‘lijkt zijn lange lichaam bedroefd weg te zinken bij het chronisch gebrek aan meeval’.

Voorbosscher heeft zich nooit kunnen ontplooien en wordt vaak getemperd door zijn echtgenote Albertine. Hij verliest zich in dromerijen over mooie schaatsters, filmsterren of zangeressen aan wie hij dweperige brieven schrijft, die hij nooit op de bus doet. Maar zijn jour de gloire lijkt nog te komen. Hij ontpopt zich als een rebel tegen de gaswinpraktijken in Groningen – met verontrustende aardbevingen tot gevolg – neemt vluchtelingen (zoals de Koerdische Tanya) onder zijn vleugels en dregt waterputten waar zelfdoders zich in versmoren. Of hij ligt in de clinch met dominee Stotijn. Tot het fout loopt, onder meer door zijn hang naar een ‘arsenaal verborgen verrukkinkjes’ én wanneer de Kukidolmeisjes, een hups promoteam voor voetzalf, zijn winkel komen opluisteren.

‘Liefde en aardbevingen’ is beslist geen niemendalletje of afleggertje

De dramatiek wordt – niet zonder komische toetsen – door Mulder in holderdebolderende versnellingen opgedreven. De plotwendingen struikelen over elkaars voeten, tot zelfs ministers abdiceren.

Mulder kijkt niet op een thema meer of minder in Liefde en aardbevingen. Hij neemt subtiel de meegaandheid van de Groninger bevolking op de slof, die zich de ruwe exploitatie vanuit Den Haag maar te zeer laat welgevallen. Hij filosofeert over zelfdoding én voegt er een luik sluipend racisme én seksueel ongemak aan toe. Voorbosscher lijkt op ‘raakafstand te komen met de wet verboden handelingen’. Of hij laat zijn hoofdpersonage en vertelster lang prakkezeren over de verhouding tussen Bach en God. Het wordt allemaal met een flinke vaart opgedist en ja, zelfs de burgermanslust van Willem Elsschot blijft niet onbesproken. En passant schetst Mulder een mild nostalgisch beeld van zijn geboortestreek (je ziet zo de volautomatische DAF-autootjes, bijgenaamd ‘de pientere pookjes’, over de wegen tuffen) en klinkt er tristesse door over de teloorgang van de kleine nering. Ook zichzelf schenkt Mulder een geestige cameo.

Jan Mulder, ‘Liefde en aardbevingen’, De Bezige Bij, 191 p., 19,99 euro.Beeld rv

Een iets minder gelukkige greep is dat hij dit (erg Hollandse) verhaal laat vertellen door het nichtje Ockje, die het ‘mozaïek van zijn (Voorbosschers, DL) leven in kaart brengt’. Het schept bij momenten nodeloos verwarring en afstand. Toch kan Mulder ons met zijn stilistische opendoekjes en invallen vol taalkundig esprit makkelijk inpalmen in dit boek, luimig en tragisch tegelijk, waarin wel vijf romans lijken te schuilen. Had Liefde en aardbevingen dan toch geen 400 pagina’s moeten tellen?