De Standaardrecensie misdaadroman

John Banvilles nieuwe whodunit is geschreven met vakmanschap en liefde

John Banville maakt zelf geen onderscheid tussen literaire fictie en misdaadromans.© Leonardo Cendamo

Met klassieke ingrediënten, een vertrouwd recept en een trage garing bereidt John Banville in De garage een ouderwets moordmysterie.

Sam De Wilde

JOHN BANVILLE

De garage

Vertaald door Arie Storm. Querido, 384 blz., € 24,99 (e-boek € 13,99) Oorspr. titel: ‘The lock-up’

Seks, moord en mysterie. John Banvilles derde misdaadroman met rechercheur Strafford en patholoog Quirke in de hoofdrollen heeft alles wat je van een spannend verhaal mag verwachten. Alleen is het liefdesspel veelal onhandig, blijven de moorden goeddeels buiten beeld en wordt de zoektocht naar de dader al snel ondergeschikt aan Banvilles onderzoek naar de gemoedstoestand van zijn somberende personages.

De Ierse schrijver, die al zo lang geboekstaafd staat als kandidaat voor de Nobelprijs voor Literatuur dat een grappenmaker er in 2019 heel even in slaagde om de auteur ervan te overtuigen dat hij hem ook daadwerkelijk gewonnen had, doet niet aan snelschrijverij. De thrillers van Banville hebben meer weg van een stoomlocomotief. Ze delen met dat transportmiddel uit vervlogen tijden bovendien de ­ouderwetse charme.

Ook zijn verhaal over een jonge Joodse vrouw die dood wordt aangetroffen in een auto moet het niet zozeer hebben van de voortrazende plot, maar vooral van de mistroostige sfeer. Die bouwt Banville op met voor hem vertrouwde ingrediënten: het bekrompen en schijnbaar immer in herfst­tinten gedrenkte Dublin van de jaren 50, het machtsmisbruik van de rooms-katholieke kerk en “het ondoordringbare mysterie dat andere mensen” vormen. De lange jassen en vilten hoeden hoef je er niet eens bij te verzinnen, want naar goede gewoonte besteedt Banville weer buitensporig veel aandacht aan de klederdracht van zijn personages. Doorgewinterde lezers zullen alleen al aan de hand van ’s mans vestimentaire beschrijvingen de (anti)helden van de waarlijk kwaadaardige booswichten kunnen onderscheiden. Zelfs wanneer die geen soutane dragen.

Met liefde

Banville maakt naar eigen zeggen geen onderscheid tussen literaire fictie en misdaadliteratuur – “Voor mij zijn er enkel goed en slecht geschreven teksten” – en schrijft zijn misdaadromans al sinds Sneeuw (2021) niet meer onder het pseudoniem Benjamin Black. De thematische en stilistische parallellen met wat bekendstaat als zijn ‘serieuzere’ werk zijn inmiddels onmiskenbaar, maar de verschillen zijn dat evenzeer, wat de schrijver daar zelf ook over moge beweren. Terloops geformuleerde inzichten over de veeleer gebrekkige deugdzaamheid van de mens geven Banvilles speurdersverhalen diepgang, maar het merendeel van de personages is weinig meer dan een typetje, van de hoofdinspecteur die op de rand van zijn pensioen staat tot de doortrapte bisschop die het onderzoek wil beïnvloeden.

De garage wordt misschien niet gekenmerkt door het meesterschap dat Banville in zijn grootste werken etaleert, maar het klassieke moordmysterie werd met vakmanschap neergepend. Dat Banvilles whodunits overeind blijven, komt doordat ze met liefde voor het genre geschreven worden.