Geluksplekken
Volgende maand worden Ies en Lea negen. Hun bestaan is een onweegbaar groot geluk voor mij, en als moedermens wil je je kind de plekken wijzen waar het op eigen houtje geluk en genade kan vinden. Maar waar woont het geluk? Mijn antwoord zou zijn: ‘Buiten, bij de vogels en de bomen.’ Dat dat mijn antwoord is, heeft vast iets te maken met het feit dat ik zelf als kind buiten het gelukkigst was. Buiten kon je ademen, daar waaide de Geest, daar werd de rust geschonken (Psalm 36:2).
Neem gisteren, op het strandje bij Numansdorp. Na een ochtend Koningsspelen heeft Ies dat starende dat hij altijd heeft als er te veel gebeurd is. Eerst zijn sandalen uit en een emmertje vinden, dan een uur langs de waterkant lopen op zoek naar schelpen: alleen gestreepte, alleen blauw-witte. Het is of hij wakend droomt terwijl het water in kleine golfjes langs zijn voeten bidt. Lea is intussen haar hondenangst aan het bezweren. Ze gooit kleine takjes het water in en als het hondenbeest in een storm van opspattend water op haar afkomt, gilt ze: half overwonnen angst is ook een vorm van geluk. Even later struinen ze met drie vriendjes over de landtong die om deze kleine binnenzee is heengelegd – hun stemmen raken zoek in de ruimte, hun lijfjes worden draadpoppetjes tegen de horizon. De blauwe hemel is boven ons en om ons heen: het blauwe licht reikt van hier tot aan de boompjes van Tiengemeten en gaat nog lang en gelukkig door. Tot in het oneindige.