Direct naar artikelinhoud
REVIEW

'De zes Brandenburgse concerten': Droomhuwelijk tussen Bach en Rosas

'De zes Brandenburgse concerten': Droomhuwelijk tussen Bach en Rosas
Beeld Anne Van Aerschot

36 jaar geleden durfde Anne Teresa De Keersmaeker zich nog niet te wagen aan een choreografie voor De zes Brandenburgse concerten van Johann Sebastian Bach. Vandaag kunnen we enkel blij zijn dat de Brusselse choreografe die schroom heeft overwonnen.

Zestien dansers, twintig muzikanten. Een jaar nadat Anne Teresa De Keersmaeker zich in Mitten wir im Leben sind zich over de sobere, uitgepuurde cellosuites van Bach boog, waarin zes dansers, begeleid door een eenzame cellist, elk afzonderlijk een solo dansten, trekt ze in De zes Brandenburgse concerten alle registers open. Het is het grootste ensemble waarmee ze ooit heeft gewerkt, ene de reden waarom is simpel: Bachs Brandenburger Concerti zijn een muzikaal spektakel, dat drijft op grootsheid en complexiteit.

Toch is het opvallend hoe uitgepuurd ook deze Rosas-voorstelling blijkt te zijn. Voor niet-ingewijden – en daar, zo moeten we eerlijkheidshalve bekennen, mag u ons toe rekenen – kunnen de composities van Bach, en zeker de Brandenburgse concerten, overweldigend en nodeloos druk lijken. De Keersmaeker en haar dansers ontleden feilloos de muzikale constructie van de Duitse componist, in een spel waarbij muziek en choreografie evenwaardig zijn. De Keersmaeker noemt de Brandenburgse concerteneen ode aan het leven en aan de dans”, en dat is haar choreografie evenzeer.

De Keersmaeker en haar dansers ontleden feilloos de muzikale constructie van Bach, in een spel waarbij muziek en choreografie evenwaardig zijn

De voorstelling volgt naadloos de structuur van de concerten, die, voor wie moeilijk kan volgen, telkens worden aangekondigd door een bordje. Soms staan de volledige, zestienkoppige cast op de scène, soms gaat het om een handvol dansers. Maar steeds is er een opvallende dynamiek tussen de groep en één of twee solodansers: volgt de eerste gedwee de baspartij, of de leidende melodie, dan mogen de solisten daar een extra stem aan toevoegen. Ze onttrekken zich aan de overheersende stem, om hun eigen accenten te leggen.

Hond op de scène

Nergens wordt dat zo mooi duidelijk als in het eerste concert, waarin de hele groep op het ritme van de basso continuo – de leidende basmelodie – heen en weer stappen over het podium, tot Jason Respilieux en Sue-Yeon Youn plots hun eigen weg gaan. De dynamiek tussen de groep en het individu is meer dan spannend genoeg om dik anderhalf uur te boeien, en is eindeloos fascinerend, temeer daar De Keersmaeker in elk concerto weer voor een andere aanpak lijkt te kiezen. Eén keer mag zelfs een hond mee de scène op, die, binnen de structuren van de geometrische, maar vloeiende choreografie, gewoon zijn eigen goesting doet.

In Bach, met wiens muziek ze voor de vijfde keer aan de slag gaat, heeft De Keersmaeker een uitstekende sparring partner gevonden

Het bewijst eens te meer hoe vitaal en verrassend De Keersmaekers aanpak blijft, ook na een carrière van bijna veertig jaar. In Johann Sebastian Bach, met wiens muziek ze voor de vijfde keer aan de slag gaat, heeft ze overigens een uitstekende sparring partner gevonden. 36 jaar geleden had ze nog te veel schroom om zich aan de Brandenburgse concerten te wagen, maar vandaag blijkt dat ze zich nooit door de virtuositeit van haar idool laat overklassen. Het partnerschap tussen Bach en De Keersmaeker blijkt – eens te meer – een droomhuwelijk, waarin ze elkaar vinden in de koppige neiging om in alle omstandigheden hun eigenheid en eigenzinnigheid te bewaren.

Gezien in de Volksbühne (Berlijn) op 12 september. Vanaf 5 januari in De Munt, Brussel. Daarna op tournee.

Hond op de scène
Beeld Anne Van Aerschot