Direct naar artikelinhoud
Reizen

Deze eilanden zijn perfect voor wie de toeristen op het nabijgelegen IJsland liever mijdt

De mooiste waterval mét uitzicht: Gásadalur op het eiland Vagar. Beeld Marie Wanders

Alles is ruig op de eilandengroep Faeröer: de natuur, het weer, het eten en niet op de laatste plaats de Faeröerders zelf. Perfect voor wie de toeristen op het nabijgelegen IJsland liever mijdt.

De neiging is niet te onderdrukken: wie op een huizenhoge klif aan zee staat, wil naar beneden kijken. Naar de donkerblauwe Atlantische Oceaan die met kracht tegen het grijze basalt beukt, wit schuim als vuurwerk doet opspatten en zich dan bruisend terugtrekt. Maar hoe pak je dat aan op de Faeröer eilanden, waar de harde wind soms schapen omverkegelt en het autoportier slechts opengaat als je met al je gewicht aan de klink gaat hangen? Juist, ga plat op je buik liggen op het zachte mos, in je nieuwe priktrui van Faeröerse wol, en kruip dan voorzichtig naar voren tot je neus over de rand steekt.

De fotograaf met haar groot­hoek­­lens verzucht vol ongeloof: “Ik krijg het er niet allemaal op.”

Zulke ervaringen zijn normaal als je een stukje gaat wandelen op de Faeröer. De ruige eilandengroep aan de buitenrand van Europa ontpopt zich tot een geliefd alternatief voor het toeristische IJsland. Voor natuurliefhebbers in gore-texpakken met een verrekijker op de borst, maar in toenemende mate ook voor millennials op sneakers, op jacht naar die epische Insta­gram­foto van de waterval die in zee stort, en voor verfijnde culinaire reizigers die wel eens zo’n tweehonderd jaar oude mossel willen proeven van de jonge tweesterrenchef in zijn hutje met grasdak.

Het eerste dat je merkt na aankomst: je geraakt niet vooruit. De wegen zijn weliswaar uitstekend en nagenoeg leeg – langs fjorden en door boomloze hoogvlakten – maar het landschap is gewoon te dramatisch. Links een groep zwarte schapen op een 700 meter hoge richel, rechts een waterval die omhoog waait, in de verte een grijze berg die gekliefd lijkt door een reuzebijl. Faeröer is zo’n plek om met een groep avontuurlijke elven op zoek te gaan naar een betoverde parel, bewaakt door een reuzemossel die woont achter het mistige eiland Tindhólmur, dat ergens in de verte uit zee steekt als de punthoed van een tovenaar.

Boze trollen

“Een geweldige plek om op te groeien”, zegt Kristina Gunerstein, die geboren is op een buiteneiland dat soms per schip bereikbaar is. De opgewekte twintiger met grof­gebreide trui en een muts achter op haar hoofd ging studeren in Kopenhagen en besloot daarna terug te keren. Nee hoor, Faeröerse ouders zijn volgens haar niet bang dat hun peuter van een klif waait. “Onmogelijk, die zijn veel te bang voor de Nykur, de watergeest die zich voordoet als een lief paardje bij de waterkant.” Als je die aait, blijft je hand plakken en sleurt hij je mee de diepte in. “Dat weet ieder kind.”

Stokvis is aan het drogen onder een afdak in Tórshavn.Beeld Marie Wanders

Klinkt raar, zo’n verhaal. Maar niet op de Faeröer, waar het woeste landschap een natuurlijk decor vormt voor Noorse sagen en legenden. Natuurlijk zijn die losse torens in zee ontstaan door boze trollen met hun machtige hamers. Altijd ben je op je hoede voor het elfenvolk, dat zomaar uit de grijze stenen kan verschijnen om je mee te nemen. Een tip die Faeröers elkaar geven: blaas eerst het schuim van je melk als een mooie elfenvrouw – witte huid, zwarte haren – je een glas aanbiedt. Anders zit je voor altijd aan haar vast.

Alles is ruig op de Faeröer – de natuur, het weer, het eten en echt alle 50.000 inwoners. Ga maar eens bij mensen thuis eten via het boekingsplatform Heimablídni. “Deze walvis hebben we natuurlijk zelf gevangen”, zegt accountant Durita Gregersen (51) in haar ruime huis op een heuvel buiten de hoofdstad Tórshavn. Haar man Fródi (55), een beroepsvisser met enorme spierballen, wijst op een houten speer boven op een kast. “Die gebruikten we vroeger, één handbreedte naast het spuitgat neerzetten en dan recht naar ­beneden steken.”

Een jonge chef van het tweesterren­restaurant Koks raapt oude mosselen.Beeld Marie Wanders

Het sympathieke echtpaar dat ook kamers verhuurt, serveert ­traditionele hapjes: gedroogd walvisvlees, schijfjes walvisblubber, gedroogde kabeljauw, gefermenteerd schapenvlees, stukjes aard­appel en ambachtelijk gebrouwen zoetbier. “Allemaal zelfgemaakt, dit kun je in geen enkele supermarkt kopen.” Het hoofdgerecht, ­gefermenteerde vis met stukjes gedroogd lamsvlees, overgoten met het vet van uitgebakken schapenmaag, is best moeilijk te eten. “Ik ben niet beledigd hoor, als je het laat staan.”

Of ga maar koffie drinken in het enige café van het fotogenieke dorpje Gásadalur (18 inwoners), ingeklemd tussen een opwaaiende waterval en een mistige tafelberg. Opmerkzame toeristen vragen zich af wat die stalen rails aan het plafond doen, waar nu feestverlichting omheen is gedraaid. “Hier slachten we onze schapen”, zegt de vriendelijke zoon van de eigenaar. “Ze komen binnen via die extra brede deur en even later hangen ze daar.”

Enthousiast laat de waard de appartementen zien die toeristen sinds kort kunnen huren in zijn ­traditionele huis met grasdak, naast een winderige schuur waar het schapenvlees kan drogen.

Authentieke types in een wonderschoon landschap; dat trekt toeristen. Hun aantal groeit jaarlijks met 10 procent tot 110.000 in 2018. Dankzij een slimme campagne op sociale media, zoals 360-graden­camera’s gemonteerd op de rug van schapen en een jaarlijkse sluiting voor toeristen: een feit dat veel media hebben opgepikt. Wat ook helpt: de tweede Michelinster voor de 29-jarige chef Poul Andrias Ziska. Diens restaurant Koks, in een oude boerderij met grasdak, trekt fijnproevers uit de hele wereld. Die kunnen sinds kort terecht in smaakvolle boetiekhotels en binnenkort zelfs in een Hilton.

Chef Poul Andrias Ziska van het tweesterrenrestaurant Koks.Beeld Marie Wanders

Reserveer een tafel bij Koks, en Kristina wacht op je bij een ­verlaten huisje aan een meer. Ze schenkt zelfgebrouwen bier met zeezout en een kroepoek van ­vissenhuid, terwijl je samen met andere gelukkigen naar de ­ondergaande zon staart. Tot de beroemde chef je zelf ophaalt in zijn oude Mitsubishi; achterbank half neergeklapt, kratten achterin, reserveonderdelen op de vloer. “Ja sorry, de Land Rover is kapot.”

Ziska begon als afwasser bij een pizzeria in de haven, maar ontpopte zich al snel tot wereldster. “Ik probeer de Faeröerse keuken relevant te maken”, zegt de jonge kok terwijl hij over een zandweg hobbelt. “Nordic cuisine gaat over het hervinden van je culinaire roots. Maar hier valt niets te herontdekken. Mijn landgenoten koken nog precies zoals honderd jaar geleden!” Ziska zoekt naar nieuwe ingrediënten, vooral in zee. “We begonnen met een drie­gangenmenu en zitten nu aan negentien gangen.”

Op het bord bij Koks ligt het hoofd van een papegaaiduiker met tempura­­beslag en zwarte knoflook. Beeld Marie Wanders

Restaurant Koks blijkt een knus houten huisje waar jonge obers gebukt serveren onder lage ­plafondbalken – een enkeling heeft een pleister op zijn voorhoofd – en waar zeven jonge koks zich verdringen in een piepklein keukentje. Een oeroude schelp blijkt een taartje te bevatten van zacht vlees en krokant zeewier, een mossel zo groot als een kinderschoen wordt geserveerd met gebakken broccoli en vlierbessen, de langoustine­hersenen lepel je gewoon uit de kop, walvishart belandt op je bord als een zoete, hartvormige cracker met ingelegde rozenblaadjes, ­papegaaiduikerkop mag je kluiven en het ijsje van arctische tijm ­combineert goed met crème van houts­kool.

Een traditioneel huisje met grasdak in de hoofdstad Tórshavn. Beeld Marie Wanders

Zo zet Ziska eigenhandig de Faeröer op de kaart bij een publiek dat misschien nog nooit van de eilandengroep had gehoord. Toerisme is een welkome nieuwe inkomstenbron naast visserij (de 80.000 schapen zijn slechts een nationale hobby). Maar niet alle inwoners zijn even blij. In Saksun, een dorpje met 8 inwoners, schiet een boer graag op drones van ­toeristen, elders sluiten boeren paden af of vragen een hoge ­toegangsprijs.

“Vroeger wandelden hier Faeröerders, maar alleen bij mooi weer”, zegt Jóhannus Nattestad in een bouwkeet die hij net op zijn veld heeft laten plaatsen. “De toeristen komen echter ook bij regen en lopen dan alles kapot.” Vooral het einde van zijn terrein, waar Vikingen volgens de overlevering hun opgebruikte slaven van een hoge klif gooiden en waar een spiegelend meer spectaculair eindigt in een donderende waterval boven de oceaan, is geen grasspriet meer over. “Ik heb mijn kudde al met tien schapen moeten verkleinen wegens voedselgebrek.” Nattestad is de eerste boer die 200 Deense kroon per persoon vraagt (27 euro). “De meeste wandelaars reageren geschokt; de helft stapt weer in de auto en vertrekt.”

“We proberen dit jaar met alle boeren tot een collectieve regeling te komen”, zegt directeur Guđriđ Højgaard van Visit Faroe Islands. Een toegangsprijs vindt zij geen gek idee. “De meeste inwoners zijn blij met het toerisme, een minderheid moppert.” De waterval van Nattestad is volgens haar populair op Instagram en dus extra druk.

Hier wonen meer schapen dan mensen.Beeld Marie Wanders

De Faeröer mikken op een lucratiever publiek. “Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit.” Stap 1: het aantal cruisepassagiers terugschroeven. “Die maken nu 50 procent van de bezoekers uit, maar leveren slechts 5 procent van de inkomsten op.” Dat reders als Aida en Hapag Lloyd de Faeröer gaan mijden vanwege de walvisvangst, vindt Højgaard helemaal niet erg. “We vangen al eeuwen walvissen op een duurzame manier en daar gaan we niet mee stoppen uit marketingoverwegingen. We vinden de vleesindustrie elders in de wereld veel dieronvriendelijker, dat kun je aan iedereen hier vragen.” Højgaard ontvangt dreigmails uit het buitenland. “Ze willen mijn huis afbranden, mijn kinderen vermoorden.” Maar zij denkt niet dat de critici ooit daadwerkelijk naar de Faeröer zullen komen. En belangrijker: “Het effect op het toerisme is marginaal.”

De meeste boeren vinden het wel oké, als je vriendelijk vraagt of je over hun land mag lopen. Een ouder stel wandelaars uit Kopenhagen wijst op een lege vallei met twee houten huisjes: “Kijk, dit vinden wij nu de juiste verhouding tussen mens en natuur.” Een bibberende bezoeker uit Indonesië: “In Jakarta kun je alleen maar dromen van zo veel frisse lucht!”

Ga onderweg uit de wind zitten, op het zachte mos, leunend tegen een grijze rots en bewonder een opwaaiende waterval of een grote stormvogel die langsscheert als een straaljager. Dan krijg je als vanzelf zin in een groot glas melk.

Praktisch

Vliegen: luchtvaartmaatschappij Atlantic Airways vliegt vier keer per dag vanaf Kopenhagen. Er is ook een vlucht vanuit Parijs, atlantic­airways.com

Overnachten: nieuw boetiekhotel: Havgrím Seaside Hotel, hotelhavgrim.fo. Goed hotel op een heuvel: ­Hotel Føroyar, hotelforoyar.fo. Logeren en eten bij inwoners thuis kan via platform Heimablídni

Eten: een avond bij tweesterren­restaurant Koks kost 3.000 DKK (402 euro) inclusief wijn.

Activiteiten: wandelen, klimmen en wildkamperen via Reika Adventures, reika.fo

Algemene informatie: visitfaroeislands.com

Spelende kinderen bij het dorpje Bøur.Beeld Marie Wanders