Direct naar artikelinhoud
Wetenschap

Hoe een vulkaanuitbarsting in de tiende eeuw de heidense goden verdreef

De kloof die hoort bij de vulkaan Eldgja, in het zuidelijke deel van IJsland.Beeld Hollandse Hoogte

Een vulkaanuitbarsting in IJsland in de tiende eeuw, die anderhalf jaar duurde, verdreef de heidense goden van het eiland en bracht er het christendom.

De IJslandse vulkaan Eldgja begon in de lente van 939 lava te spuwen, en bleef dat doen tot in het najaar van 940. De ongekende uitbarsting bracht duisternis over Europa en tegenspoed op heel het noordelijk halfrond. En op IJsland het christendom.

Dat is de conclusie van onderzoekers van de universiteit van Cambridge, die in vakblad Climatic Change verslag doen van hun nieuwe en nauwkeurige datering van de uitbarsting van de Eldgja. De eruptie was de grootste in de geschiedenis van IJsland tot nu toe. Het natuurgeweld hield meer dan een jaar aan en in die tijd spuwde Eldgja zo'n 20 kubieke kilometer lava uit. Als je die hoeveelheid over België zou verspreiden, heb je een lavalaag van meer dan 60 centimeter.

Daarbij stuwde Eldgja zwavelhoudende rook in de lucht die een groot deel van Europa in duister hulde en de temperatuur deed dalen omdat de zon er nauwelijks doorheen kwam. Op heel het noordelijk halfrond mislukten oogsten en sloeg honger toe.

"De zon had de kleur van bloed, van het begin van de dag tot het midden van de volgende", vertelt de Ierse middeleeuwse kroniek 'Chronicon Scotorum'. En zelfs de monniken van het klooster van Monte Cassino, ten zuiden van Rome, zagen het, getuige de aantekening in hun 'Annales Casinates': "We keken naar de zon, maar ze had geen enkele kracht, ze gaf licht noch warmte."

Waterpeil in de Nijl

In verscheidene annalen van de tiende eeuw zijn meldingen te vinden van zeer strenge winters in 940 en 941, van Duitsland tot in Oost-China. En de uitbarsting van de Eldgja moet, door de enorme hoeveelheden rook die zij in de atmosfeer bracht, verantwoordelijk worden gehouden voor een dramatisch laag waterpeil in de Nijl in die jaren.

Door te kijken naar sporen in het ijs en in jaarringen van bomen, hebben de onderzoekers de uitbarsting nu nauwkeurig gedateerd op voorjaar 939 tot najaar 940. IJsland was toen nog maar net bewoond. In 874 hadden de eerste mensen zich op het eiland gevestigd. Nog geen eeuw later moeten ze er door dit natuurgeweld grotendeels zijn omgekomen en verjaagd. En wie op IJsland overleefde moet honger hebben geleden.

'De zon wordt donker, aarde zinkt in zee / Heldere sterren vallen van de hemel / Stoom stijgt op uit wat het leven voedt / Zo hoog dat de vlammen reiken tot aan de hemel zelf'

Een treffender beschrijving van wat er in 939 moet zijn gebeurd, vind je niet. De woorden, hier wat vrij vertaald, komen uit 'Voluspa', een belangrijk middeleeuws IJslands geschrift. Klare taal, zij het dat 'wat het leven voedt' vragen heeft opgeroepen. Aangenomen wordt dat hiermee het vuur wordt bedoeld.

Zou in deze woorden werkelijk die uitbarsting van de Eldgja zijn beschreven?, vroegen de onderzoekers zich af. Voluspa werd weliswaar enkele eeuwen later pas gepubliceerd, maar de geschiedenis van het geschrift gaat terug naar de tweede helft van de tiende eeuw. De dichter die er toen aan begonnen is, heeft de uitbarsting van de Eldgja mogelijk zelf meegemaakt. Getuigenverslagen uit het jaar 939 zelf zijn er niet, maar dit komt dichtbij.

En het zijn niet alleen deze dichtregels die onderzoekers overtuigden dat hier de Eldgja werd beschreven. Elders in Voluspa wordt verhaald hoe op de verduistering van de zon stormachtige zomers volgden. Een tijdelijke klimaatverandering dus, die op een grote vulkaanuitbarsting kan volgen. En er wordt melding gemaakt van giftige druppels die door de rookgaten naar binnen kwamen. Volgens de onderzoekers een verwijzing naar de zure regen die uit de zwavelwolken van vulkanen naar beneden kan komen.

De 'giftige druppels' uit de geschriften van die tijd zijn waarschijnlijk zure regen

Voluspa is een scheppingsverhaal. In het boek gaat oppergod Odin, die hongerig is naar kennis van verleden, heden en toekomst, te rade bij de wijze vrouw Volva. Zij vertelt hem van de schepping van hemel en aarde en al wat leeft, planten, dieren, man en vrouw, en van de regelmatige onenigheid tussen de goden. En ze voorspelt Odins eigen ondergang. In een laatste grote veldslag tussen de goden zullen zij allemaal het loodje leggen, met uitzondering van de goede god Baldr.

Het doet denken aan de zondvloed in de Bijbel; de aarde wordt overspoeld door vuur en water. Voluspa is ook een hérscheppingsverhaal; na de algehele vernietiging bloeit er een nieuwe wereld: 

'Nu zie ik de aarde weer in vol groen uit de golven rijzen'

En in tegenstelling tot de oude wereld, met zijn parade van ruziënde goden, heeft de nieuwe wereld er nog maar één, een 'machtige God die heerst over de aarde'.

Kelten op IJsland

Als onze datering van de uitbarsting van de Eldgja klopt, zeggen de onderzoekers, dan is Voluspa niet veel later geschreven, en heeft de dichter het uitzonderlijke natuurgeweld gebruikt om een eind te maken aan de heidense afgoderij. De uitbarsting in 939 markeert IJslands overgang naar het christendom, concluderen de onderzoekers.

Dat gebeurde niet als een donderslag bij heldere hemel. De kerstening van IJsland heeft wat tijd gekost. De Vikingen die zich er als eersten vestigden hadden hun rijke verzameling heidense goden, onder wie Odin en Thor. Maar er was ook al contact met Keltische volken, die christelijk waren. In de tiende eeuw zouden zich al christelijke Kelten op IJsland hebben gevestigd. Ze werden gezaghebbend daar, en kwamen in botsing met de heidense Vikingen.

Het is merkwaardigerwijs precies bekend wanneer IJsland christelijk werd, want dat was een parlementair besluit. In 1000 kwam de Alping, het oudste parlement ter wereld, bijeen om zich te buigen over de religieuze spanningen op het eiland. Daar werd besloten dat de goden Odin en Thor achter de voordeur nog aanbeden mochten worden, maar dat het christendom IJslands officiële godsdienst werd.

In plaats van een parade van ruziënde goden is er een nieuwe wereld met één almachtige God

In een verslag uit de dertiende eeuw van die beslissende vergadering vinden de onderzoekers een bevestiging voor hun interpretatie van de geschiedenis. Volgens dat verslag kwam tijdens de vergadering een man binnenrennen die een vulkaanuitbarsting meldde en een lavastroom die het land van een van de christelijke stammen bedreigde.

De heidense Vikingen betoogden dat dit een teken was van de woede van hun goden over het verloop van de vergadering. De voorzitter, Porgeir Porkelsson, verwees duidelijk naar Eldgja in zijn felle reactie op die suggestie: "En waar waren de goden boos over toen zij de lava lieten vloeien waarop we nu staan?"