Samen naar het werk rijden: mooi principe, maar de Belg houdt de boot af
Carsharing is de oplossing van morgen. Maar werkgevers die moeite doen om autodelen te promoten, botsen nog op praktische, fiscale en psychologische problemen. "De werknemer met een bedrijfswagen laat die maar moeilijk los."
Autodelen kan ons van heel wat file- en milieuleed verlossen, en een auto bezitten raakt passé. Zo zeggen steeds meer jongeren dat ze geen auto willen. Zeker in een wereld met mobiliteitsbudgetten en talloze mogelijkheden om een auto te delen lijkt dat best mogelijk.
Maar die wereld is er nog niet volledig klaar voor.
Zo toont een steekproef van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) bij 262 bedrijven dat werkgevers die autodelen willen aanbieden tegen praktische en andere problemen aanlopen.
Flexibele werkuren
Bijna vier op de tien (38 procent) moedigen 'carpooling' aan, waarbij werknemers samen naar het werk rijden. Ruim de helft krijgt die goodwill moeilijk in de praktijk omgezet. Flexibele werkuren van werknemers zijn het grootste probleem. Carpoolen organiseren wordt lastiger als iemand weleens een halve dag niet werkt of af en toe later of vroeger start. Ook administratieve en fiscale rompslomp en een gebrek aan enthousiasme bij de werknemer, voor wie het nochtans financieel interessant is, remmen de boel wat af.
'Carsharing' of autodelen, waarbij collega’s om beurten gebruikmaken van een bedrijfsauto, loopt iets vlotter. Ruim een derde van de werkgevers promoot het, en de meesten zijn positief omdat het de vervoerskosten drukt. Wel zijn er niet altijd voldoende auto’s beschikbaar en is ook hier de administratieve complexiteit soms een kopzorg.
Op politiek vlak zou er alvast voor het fiscale kluwen een oplossing moeten komen wanneer de regering, wellicht nog voor het zomerreces, een voorstel voor het mobiliteitsbudget neerlegt.
Niet erg enthousiast
Of dat voldoende zal zijn, is echter de vraag. Veel bedrijven die hun werknemers bedrijfswagens aanbieden, zijn terughoudender. Werknemers noch werkgevers lijken enthousiast om bedrijfswagens te vervangen door autodelen.
Verkeersexpert Johan De Mol (UGent) vindt dat niet verwonderlijk. “Mensen gebruiken die auto natuurlijk voor veel meer dan enkel het woon-werkverkeer. Als werkgevers met tussenoplossingen zouden komen waarbij werknemers vrij tussen verkeersmodi kunnen kiezen en pakweg drie à vier keer per jaar een beroep kunnen doen op een grote gezinswagen voor bijvoorbeeld de jaarlijkse vakantie, dan zou de bereidwilligheid wellicht een pak groter zijn”, zegt hij.
Maar de switch is niet alleen lastig voor de werknemer die zijn bedrijfswagen niet wil laten gaan. Ook de doorsnee burger neemt niet makkelijk afstand van de eigen auto, onder andere omdat autodeelsystemen nog niet op punt staan.
Cia Jansen, freelance fotograaf, probeert het sinds maart met autodelen, maar omdat ze door haar job van hot naar her moet rijden, stoot ze regelmatig op barrières.
“Ik woon in het centrum van Brussel en het meest voordelige systeem bleek voor mij Zipcar. Ik kan de auto eender waar in groot Brussel ophalen en achterlaten en je betaalt niet zoals bij Cambio per minuut of per kilometer. Maar het blijft duur. Juni was een heel drukke werkmaand, en ik had iedere week twee, soms drie keer een auto nodig. Aan het eind van de maand bleek me dat 700 euro gekost te hebben. Mijn boekhouder zoekt nu uit in hoeverre ik dat als zelfstandige kan inbrengen als onkosten. Als dat meevalt, wil ik het blijven doen. Maar mocht ik particulier zijn, dan kocht ik opnieuw een eigen auto.”
Een tweede belemmering is dat Zipcar, zoals nog veel systemen, niet werkt tussen steden. “Moet ik voor een opdracht naar een plek buiten Brussel, wat vaak gebeurt, dan moet ik de auto sowieso al een hele dag betalen. Een grote handicap”, zegt Jansen.
Daar is mobiliteitsexpert Kris Peeters het mee eens. “Het is de beperking waar ook Poppy in Antwerpen mee kampt: handig binnen de stad, maar je kunt hem daarbuiten niet zomaar achterlaten, terwijl autodelen binnen de stad net het minst rendabel is”, zegt hij.
Overgangsfase
Volgens hem zitten we in een overgangsfase. Peeters: “De versnelling is ingezet, hoor ik van autodeelorganisaties. Het aantal aanbieders stijgt, het aantal gebruikers ook. Er zit sleet op de pure eigendomswagen.”
Maar de massa is nog niet mee omdat de bestaande systemen nog niet op punt staan. “Ook is onze ruimtelijke ordening nog erg op de auto gericht. Onze tijdsbesteding eveneens”, vervolgt Peeters. “Die is helemaal dichtgeplamuurd, en alles is gericht op snelheid. Ook blijft de auto een statusdrager en een cocon die we als een klein huis met ons meenemen. En vooral: hij is altijd beschikbaar. Je moet geen afspraken maken met anderen, het is vrijheid.”
Lees ook
Geselecteerd door de redactie