Direct naar artikelinhoud
InterviewCarll Cneut

Illustrator Carll Cneut: ‘Mijn manier van werken is zo tijdrovend. Ik kan mijn hoofd dan niet meer vrijmaken, ik kom bijna niet meer buiten’

Carll Cneut.Beeld Michiel Devijver

Carll Cneut (55) heeft het eindelijk aangedurfd om zijn jeugdheld op papier te zetten. Met O Pinokkio leverde hij een aparte, maar magistrale hervertelling af. ‘Vroeger op het internaat moest ik liegen om te overleven.’

Exotische reuzenvogels, een flink uit de kluiten gewassen krekel, een handvol geüniformeerde albinokonijnen, een agressieve haai, een klein leger armloze kopvoeters en een enkele hond die uit een Looney Tunes-­cartoon lijkt ontsnapt.

Acht jaar na zijn laatste prentenboek heeft Gentenaar Carll Cneut (55) het eindelijk aangedurfd om zijn versie van Pinokkio te schilderen. Al die tijd verlieten talloze verschillende Pinokkio’s zijn tekenpen om als ruwe schetsen op de muren rondom hem te belanden. “Maar telkens dacht ik: dit is het niet.”

“Als kind ontdekte ik op de speelzolder van mijn neef een boek van Pinokkio”, begint Cneut. “Ik raakte gefascineerd door het personage en nam me jaren later voor er mijn eigen versie van te maken. Maar Pinokkio is naar verluidt een van de best verkochte boeken ter wereld, dus als ik er een eigen versie van zou maken, moest ik er iets aan kunnen toevoegen. Ik wilde teruggrijpen naar het nostalgische en het er tegelijk hedendaags laten uitzien. Alleen... Hoe begin je daaraan?”

Illustraties uit ‘O Pinokkio’. Carll Cneut: ‘Tijdens het maken ervan luisterde ik naar electro en rap.’Beeld Carll Cneut / Querido

Drempelvrees fungeerde lang als een wurgtouw om zijn nek. “Het heeft lang moeten ­rijpen, ja. Ik heb vele versies van Pinokkio geschetst, gelezen ook. Pas toen ik vijf jaar geleden de tekst van Imme Dros in handen kreeg, wist ik dat ik er ook tekstueel iets aan toe zou kunnen voegen.”

Duwtje in de rug

Wat hem uiteindelijk definitief de stap deed ­zetten? Cneut grijnst en stuurt zijn kin richting een oude vergeelde uitgave van Pinokkio, ergens verderop op zijn werktafel. “Een uitgave uit 1954 met hout­snedes van Carlo Chiostri, een Italiaanse kunstenaar.”

Hij grist er een krantenartikeltje uit. “Toen ik zes jaar geleden een expo had in de Antwerpse WM Gallery, overhandigde een oudere vrouw me dit boek. Het artikel waarin ik had aangekondigd Pinokkio te willen tekenen, zat erbij. ‘Je moet het echt dóén’, drukte ze me op het hart. En weg was ze. Het duurde drie, vier seconden, het enige wat ik me herinner is dat ze een donkergroene jas droeg. Maar de manier waarop ze het zei, maakte iets in me los. Het was het moment waarop ik dacht: ‘Carll, je moet geen schroom hebben.’”

BIO • illustrator en schrijver van kinder- en jeugdboeken • geboren in 1969 in Roeselare • studeerde grafische vormgeving aan Sint-Lucas in Gent • debuteerde in 1996 als illustrator van prentenboeken • zijn werk werd bekroond met o.m. Boekenpauwen, Boekenpluimen, Zilveren Penselen, Gouden Griffel en Gouden Uil • is docent aan KASK in Gent

Cneut heeft meer dan tweehonderd vertalingen op zijn naam staan, maar in tegenstelling tot vorige keren was hij nu nerveus voor de reactie uit dat ene land: Italië. “Daar zijn twee dingen heilig: de keuken en Pinokkio. Daarnaast zeg ik altijd dat ik diep vanbinnen een ­Italiaan ben. Ik verbleef er vaak en heb er veel vrienden. Dat alles maakte dat ik de reactie van mijn Italiaanse uitgever nerveus afwachtte. In al die jaren dat hij wist dat ik eraan werkte, had hij er nooit naar gevraagd. Dat hielp niet. Al hoorde ik onlangs dat hij het geslaagd vond en het wilde uitgeven.”

Een voorspelbare adaptatie is het niet geworden. De haai, de albino­konijnen of exotische reuzenvogels komen bijvoorbeeld niet voor in het oorspronkelijke boek van Carlo Collodi.

“Imme Dros is naar de kern gegaan, de ballast is weg. En ik heb me wat vrijheden veroorloofd. Weet je, Pinokkio is een verhaal waar iedereen flarden van kent, maar slechts weinigen kunnen het navertellen.”

Een aantal technieken gebruikte hij nooit eerder, klinkt het. “Zoals kleurvlakken maken van bijvoorbeeld bomen of her en der naïeve kinderlijke figuren laten opduiken. Maar het moest hedendaagser.”

De vraag wat al die Cneutjes in dit boek doen, ontlokt wenkbrauwgefrons. “Wat bedoel je?” Op pagina 21 en 22 verschijnen niet alleen simpele, kopvoeter­achtige figuurtjes of een rare hond, maar lopen er ook enkele tientallen mini-­Cneutjes in kniebroek kriskras door elkaar, al dan niet uitgerust met ezels­oren. “Dat zijn mijn archetypes’, klinkt het, om er bij een nauwkeurigere blik aarzelend aan toe te voegen dat dat nooit de bedoeling was, “maar inderdaad, het zou best eens kunnen dat ik dat ben”.

Gestolen en bedrogen

Pinokkio’s neus werd langer zodra hij loog. Was de kleine Cneut in zijn kinderjaren misschien ook een liegebeest? De schrijver gaat even terug in zijn herinnering, naar de tijd dat hij op internaat zat.

“Ik zat op een katholieke school waar een kerk aan verbonden was. Om de drie weken moesten we biechten. Dan zei ik standaard: ‘Eerwaarde vader, ik heb gelogen, gestolen en bedrogen.’ Ik ging ervan uit dat ik dan wel alles gecoverd had en dat ik weer fris aan de volgende weken kon beginnen. Tegelijk besefte ik dat ik aan het liegen was, want ik hád niet gelogen of gestolen. En terwijl ik dus mijn opgelegde weesgegroetjes en onzevaders aframmelde, panikeerde ik. Want die van hierboven wéét toch ook dat ik niets gedaan heb.”

‘Trauma’ noemt hij “een groot woord”, om er meteen aan toe te voegen “dat het zonder meer een diepe indruk op me heeft nagelaten” en dat het “liegen om te overleven was”. De eerwaarde vader de waarheid vertellen, dat durfde hij niet. “Ik nam me telkens voor te zeggen dat ik niets had misdaan, maar uiteindelijk kwam het er nooit van. Want ze zouden dan tóch zeggen dat dat niet waar was.”

Zenuwpees

Of de ‘Cneutjes’ in O Pinokkio al dan niet zijn fysiek hebben is niet het punt, meent hij, opnieuw bladerend door zijn nieuwe boek. “Ik heb sowieso het gevoel dat mijn boeken over mezelf gaan. Als ik een project aanneem, is dat vaak ook omdat ik mezelf er bewust of onbewust in herken. Ik probeer ook altijd de tekst zo veel mogelijk naar me toe te trekken. Zo is in De gouden kooi (uit 2014, red.) het hoofdpersonage een tekenaar. Dat staat niet in de tekst, maar je ziet haar veel tekenen en haar muren hangen vol illustraties.”

Carll Cneut: ‘Ik hoor vaak dat mijn werk iets melancholisch heeft, terwijl ik absoluut geen melancholische mens ben.’Beeld Carll Cneut / Querido

Misschien daarom ook dat het almaar langer duurt om een boek te maken, merkt hij op. “Vroeger ging ik heel gestructureerd te werk. Ik begon met een schets en bouwde van daaruit een boek op. Nu begin ik met duizend-en-een dingen tegelijk en filteren zich daar intuïtief beelden uit. Destijds werkte ik cerebraal, tegenwoordig gebeurt het veel intuïtiever. Al die voorbereidende denkprocessen werden overbodig. Ik verlies me totaal in mijn werk.”

Wat het vaak ook zwaar maakt, merkt hij op. “Vele maanden lang is er het plezier van het creëren, maar omdat de manier waarop ik werk zo tijdrovend is, overvalt je na een tijd een beklemmend gevoel en wordt het lastig omdat je je hoofd niet meer kunt vrijmaken. Mijn vrienden zien me amper, ik kom bijna niet meer buiten. Angst is een groot woord, maar het is een soort balanceren tussen constante blijdschap en onafgebroken twijfel.”

De manier waarop hij werkt en leeft hebben niets met elkaar te maken, benadrukt hij. “Er is een enorm verschil tussen de mens en de beeldmaker. Heel concreet: ik heb nergens geduld voor, ik ben een ongelooflijke zenuwpees. Maar zet me aan het werk en ik heb een onwaarschijnlijk geduld. Ik ben een vrolijke, makkelijke mens, maar in mijn werk ben ik ernstig en betrokken. Ik hoor ook vaak dat mijn werk iets melancholisch heeft, terwijl ik absoluut geen melancholische mens ben. En ik ben stomverbaasd wanneer me wordt gevraagd naar welke klassieke muziek ik luister tijdens het creëren.”

(grijnst) “Tijdens het maken van O Pinokkio luisterde ik naar elektronische muziek en rap. Dat is voor velen moeilijk te begrijpen, maar voor mij klopt het wel. De persoon en de artiest die ik ben leven in perfecte harmonie. Wat ik in mijn werk kwijt kan, zeul ik niet meer mee in mijn dagelijks leven, denk ik weleens.”

Zenuwpees
Beeld RV

Zijn atelier ligt er kraaknet bij. Op de schoorsteen liggen koffietafelboeken opgestapeld van onder meer Huckleberry Finn, klassieke sprookjes van de gebroeders Grimm en de gravures van Gustave Doré. In de kast verderop wachten op kleur gesorteerde tubes acrylverf en zijn werktafel oogt clean.

“Ja, nu is het opgekuist”, lacht hij. “Telkens als ik aan een boek begin, droom ik ervan te werken in een mooie, geordende ruimte, maar zodra ik ben begonnen, verandert het in een slagveld. Ik ruim niets op als ik aan het werk ben.”

Zijn muren hangen in die schilderfase vol met ideeën en schetsen, nu bungelt er nog een enkel A4’tje. Daarop de tekst ‘People buy your joy’. Het hangt er als reminder, zegt Cneut. ­“Iemand zei me ooit dat je bij het maken van boeken jezelf moet zijn, anders val je door de mand. Dat vind ik een waarheid als een koe. Ik maakte ooit een boek in opdracht van een Amerikaanse uitgeverij. De bemoeienissen waren zo extreem dat het niet meer plezant was. Het verkocht ook nauwelijks. Het leerde me dat ik alleen boeken kon maken waaruit je plezier haalt en waar je authenticiteit in steekt – zelfs al is het soms een kwelling.”

Imme Dros & Carll Cneut , O Pinokkio, Querido, 64 p., 25 euro. Verschijnt op 14 mei.