Niveau eerstejaarsstudenten moet omhoog

© Joris Snaet

Onvoldoende studenten slagen erin hun studies tijdig af te ronden. Vooral het eerste jaar is een knelpunt. Universiteiten en de N-VA zien oplossingen.

Stijn Cools

Nog zes credits ophalen in het eerste jaar, nog twaalf in het tweede jaar en dan nog een bachelorproef maken waarvoor wellicht een extra jaar nodig is. Op de vraag in welk jaar een student nu precies les volgt, is niet altijd een makkelijk antwoord mogelijk.Sinds de introductie van de bachelor-masterstructuur in 2004 kunnen studenten veel makkelijker hun eigen studietraject samenstellen, de zogeheten flexibilisering. Dat brengt voordelen met zich mee: de toegang tot het hoger onderwijs verloopt vlotter en een enkel accident de parcours hoeft geen blijvende schade te veroorzaken. Maar tegelijkertijd worstelen de hogescholen en universiteiten met ongewenste neveneffecten, blijkt uit nieuwe cijfers opgevraagd door Koen Daniëls, de onderwijsexpert van de N-VA. Hij ziet het in het eerste jaar al misgaan. Zo zijn er meer en meer jongeren die ervoor kiezen bij de start van hun carrière in het hoger onderwijs niet meteen de volle zestig studiepunten – het equivalent van één studiejaar – op te nemen. In het academiejaar 2008-2009 koos 12,15 procent nog voor een gereduceerd programma, in 2016-2017 was dat al 15,92 procent. Zij nemen bepaalde vakken bewust niet op en calculeren zo vooraf al een verlenging van hun studieduur in.Iets meer dan 13 procent van de nieuw ingeschreven studenten slaagt er overigens uiteindelijk niet in tien procent van het aantal opgenomen studiepunten te halen.Daniëls: ‘Er worden minder studiepunten opgenomen, er is minder studierendement en uiteindelijk leidt dat tot studieduurverlenging. Ver weg van de camera’s zeggen docenten en professoren me: ja, de flexibilisering is te ver doorgeslagen. Daardoor zijn er grote verschillen in het aantal vakken dat de studenten hebben afgelegd. Bovendien is het ene diploma niet gelijk aan het andere: er is een verschil tussen wie in vier jaar zijn masterdiploma haalt en wie er dankzij de flexibilisering zeven jaar over doet.’Tijdig aan de finishZowel de UGent als de KU Leuven laat weten dat ongeveer zes op de tien studenten erin slagen hun traject af te leggen binnen de voorziene drie jaar, de normale duur van een bacheloropleiding. ‘De groep die ons zorgen baart zijn de studenten die na vier jaar nog geen bachelordiploma behaald hebben – ongeveer 15 procent. Zij leggen een lang traject af en dreigen te eindigen zonder diploma en leerkrediet’, zegt vicerector Mieke Van Herreweghe (UGent).Haar universiteit begint dit jaar een onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van de flexibilisering. Bovendien staat het introduceren van ‘activerende werkvormen’ boven aan de agenda van het rectoraat. Dat zijn meer actieve vormen van onderwijs, zoals oefeningen tijdens hoorcolleges, groepswerken of online toepassingen. Zeker in het eerste jaar kan dat het verschil maken.Ook de KU Leuven zet volop in op die activerende werkvormen. Bijkomende cijfers van deze universiteit tonen hoe tegenover vorig decennium relatief gezien meer studenten langer over hun studies doen. ‘Als universiteit zouden we toch graag zien dat onze eerstejaars succesvoller zijn. Niet door de lat te verlagen maar wel door verder in te zetten op een goede oriëntering’, zegt de vicerector Onderwijsbeleid Tine Baelmans.Niet-bindende maar verplichte ijkingstoetsen voor alle studenten om een goed zicht te krijgen op het aanvangsniveau zijn geen taboe voor de KU Leuven. ‘We moeten daarover de discussie aangaan. Al is het natuurlijk cruciaal dat de ijking een goed beeld geeft van de startcompetenties en dat we geen studenten ontraden die later toch zouden schitteren.’ De UGent is alvast bereid om te praten.Het N-VA-trajectDe N-VA heeft een visie om de uitwassen van de flexibilisering in te perken. Die begint met het afbakenen van standaardtrajecten doorheen het hoger onderwijs: voor bepaalde vakken moet je slagen vooraleer je een volgend pakket kan aanvatten.Daniëls: ‘We moeten startende studenten ook in een oriënteringstraject steken met alle gegevens die voorhanden zijn: de resultaten en het advies van de leerkrachten uit het secundair onderwijs én de uitslag van de oriënteringsproef moeten door de hogescholen en universiteiten systematisch gekoppeld worden aan de uitkomst van een ijkingsproef, specifiek voor elke opleiding. In combinatie met de semesterexamens moet dat toelaten om tijdig te remediëren of sneller te heroriënteren.’De lerarenopleiding heeft nu al een niet-bindende toelatingsproef. Die wil de N-VA meer bindend maken. ‘Wanneer blijkt dat toekomstige leerkrachten te weinig basiskennis hebben, zouden ze eerst een algemeen vormend jaar kunnen volgen. Dat bestaat nu al: het zogenoemde “naamloze” zevende jaar’, zegt Daniëls.