Direct naar artikelinhoud
Filmrecensie

'A Prayer Before Dawn' slaat zijn publiek (te) murw

Joe Cole als Billy Moore in 'A Prayer Before DawnBeeld RV

Bruter dan A Prayer Before Dawn maken ze ze niet meer. Regisseur Jean-Stéphane Sauvaire deelt in het verhaal over Billy Moore, een Britse drugsverslaafde in een Thaise gevangenis, veel mokerslagen uit. Zo veel dat je tegen het einde van de film nauwelijks nog iets voelt.

Nog voor de Franse filmmaker Jean-Stéphane Sauvaire zijn camera neerzet binnen de muren van de Thaise gevangenis waar het grootste deel van A Prayer Before Dawn zich afspeelt, word je als kijker al meegesleurd in het pijnlijk realistische horrorverhaal dat Billy Moore echt meemaakte. De arrestatie van Moore, een Brit wiens drugsverslaving hem in de Thaise Klong Prem-gevangenis doet belanden, wordt gekenmerkt door gebonk op de deur, geschreeuw en een schoudercamera die je midden in de actie plaats. Het zal twee uur duren voor je als kijker weer vrijkomt.

Voor Moore duurde het drie jaar voor hij weer vrijkwam: in de tussentijd groeide hij in de gevangenis uit tot bokskampioen, en eenmaal op vrije voeten goot hij zijn herinneringen in het boek A Prayer Before Dawn: A Nightmare in Thailand. Die herinneringen worden tot op het bot gereconstrueerd in de gelijknamige film, die Sauvaire draaide op locatie in Thailand, in een verlaten gevangenis die hij voor de gelegenheid bevolkte met ex-gedetineerden. Het leidt tot een bijwijlen pijnlijk realistische film.

Sauvaire hanteert een radicale beeldtaal: de schoudercamera geeft je de indruk dat je naar een documentaire zit te kijken, en de lange shots waarin hij zijn hoofdpersonage volgt, helpen om je met Moore te identificeren. De bleke Brit is aanvankelijk een hulpeloos eilandje in een oceaan van zware jongens, van kop tot teen bedolven onder tatoeages die hen alleen nog angstaanjagender maken. Omdat Sauvaire verkiest om alle dialogen in het Thai niet te ondertitelen, plaatst hij zijn kijkers in dezelfde positie als Moore: verloren, zonder enig aanknopingspunt.

Sauvaire haalt nooit het mes van de keel. Elke minuut van 'A Prayer Before Dawn' is doordrongen van de ellende die Billy Moore meemaakte

Mes op de keel

A Prayer Before Dawn wordt vaak vergeleken met Alan Parkers Midnight Express (1978) en vooral Jean-Jacques Audiards Un Prophète (2009), maar waar die laatste film rustpunten inlast in de vorm van magisch-realistische intermezzo's, haalt Sauvaire nooit het mes van de keel. Elke minuut van A Prayer Before Dawn is doordrongen van de ellende die Moore meemaakte: er is het niet aflatende geweld waarmee hij door andere gevangenen wordt aangepakt, en hem uiteindelijk een uitweg biedt; er is de vuiligheid en de stank, die bijna voelbaar worden; er is de kakofonie van gejammer en geschreeuw, die je bijna krankzinnig maakt. Het vergt een speciaal talent om je film zo indringend te maken, en Jean-Stéphane Sauvaire heeft dat talent.

Lees ook:

Het interview met regisseur Jean-Stéphane Sauvaire: "Op extreme locaties voel ik me op mijn gemak"

Maar dat talent blijkt ook een tweesnijdend zwaard. Word je tijdens het eerste uur nog ondergedompeld in het levensverhaal van Billy Moore, dan volgen er in het tweede uur zo veel mokerslagen dat je als kijker murw geslagen wordt. Na verloop van tijd voel je nauwelijks nog iets, zelfs niet wanneer Moore al boksend uit het dal weet te klimmen. Daardoor blijft een emotionele uppercut aan het einde van A Prayer Before Dawn uit. Het leidt ertoe dat een uiterst puike film niet het einde krijgt dat hij verdient.

Vanaf 20 juni in de bioscoop.