Direct naar artikelinhoud
Analyse

Er dreigt een wereldwijde handelsoorlog: drie oorzaken en gevolgen

Elektrische auto’s bedoeld voor de export staan opgesteld in de haven van Yantai, aan de oostkust van China, 3 maart.Beeld CFoto / Future Publishing / Getty

Amerika verhoogde afgelopen week de importtarieven op Chinese goederen. De EU doet waarschijnlijk hetzelfde. Hoe zijn we beland aan de vooravond van een nieuwe handelsoorlog, en wat zijn de gevolgen?

“We zullen niet de historische fout van het protectionisme maken”, zei de Amerikaanse president Barack Obama in april 2009. De leiders van de twintig machtigste economieën waren bijeen in Londen.

Banken en financiële instellingen dreigden multinationals en andere bedrijven mee te trekken in de kredietcrisis. Economieën krompen, beurskoersen kelderden, de werkloosheid explodeerde. Dit was de ernstigste situatie sinds de Grote Depressie.

Het laatste wat zou mogen ontstaan, was een handelsoorlog. Obama verwees in Londen naar de beruchte Smoot-Hawleywet uit 1930. De VS voerden na de Wall Street-crash importheffingen in op negenhonderd goederen uit andere landen. Thomas Lamont, een partner van bankiershuis JP Morgan, zei president Hoover op zijn knieën te hebben gesmeekt om een veto. “Dit leidt tot een golf van wereldwijd nationalisme”, waarschuwde hij.

Hoover luisterde niet. Andere landen namen tegenmaatregelen, waardoor de wereldhandel implodeerde. Het zou twee decennia, inclusief een wereldoorlog, duren voordat Smoot-Hawley volledig ongedaan was gemaakt.

Vijftien jaar na kredietcrisis is alles anders

De westerse leiders deden in 2009 een beroep op de opkomende economieën van China, Rusland, Korea, India, Turkije en Brazilië om het Westen te helpen. Ze kregen een wereld van vrijhandel voorgespiegeld. Zelden was er zoveel eensgezindheid en overtuiging dat problemen mondiaal moesten worden aangepakt: van de kredietcrisis tot belastingvlucht, klimaatverandering en ongelijkheid. Want als het goed zou gaan met die nieuw opkomende economieën, zouden ook het Westen en Japan profiteren. Samen voor een betere wereld.

Vijftien jaar later is alles anders. De eensgezindheid heeft plaatsgemaakt voor verdeeldheid. Nu is het America First, Japan First, China First en EU First.

Politiek en economisch nationalisme gaan hand in hand. Afgelopen week presenteerde president Joe Biden een reeks van nieuwe heffingen op 18 miljard dollar aan Chinese importproducten. Een Chinese auto met een verkoopprijs van 20.000 dollar gaat in de VS 40.000 dollar kosten. De auto’s en andere producten zouden een “onacceptabele” bedreiging vormen voor de Amerikaanse industrie.

Ook de EU lijkt aan de vooravond te staan van hogere importtarieven voor producten uit China, zoals auto’s, zonnepanelen en windturbines. Hoe heeft het zover kunnen komen en wat zijn de gevolgen?

Oorzaak 1: reactie op migratie en globalisering

Steeds meer mensen in arme en politiek onrustige landen zochten de afgelopen tientallen jaren een beter leven en veiligheid in westerse landen. In de EU kwam grootschalige arbeidsmigratie tot stand na de uitbreiding met de landen in Oost-Europa. Populistische politici zoals Pim Fortuyn en Marine Le Pen maakten al voor 2009 veel lawaai over deze toevloed van vreemdelingen.

De overtuiging was dat het politieke establishment deze stromingen de baas zou kunnen. Er was de hoop dat in veel G20-landen, zoals China, Rusland, Turkije en Saoedi-Arabië, economische groei zou leiden tot democratisch bestuur. Maar onderhuids groeide in het Westen de onvrede over het eigen politieke systeem.

Barry Eichengreen, hoogleraar economie en politicologie aan de Universiteit van Californië, Berkeley, stelde in het boek The Populist Temptation (2019) dat het toenemende populisme en nationalisme waren veroorzaakt doordat een groeiend segment van de samenleving het gevoel had niet meer mee te tellen of niet meer gezien te worden. Het salaris stagneerde, de baanzekerheid daalde. De voordelen van globalisering kwamen vooral terecht bij degenen die al een goede positie genoten. Het ging gepaard met gevoelens van onveiligheid bij de onderklassen die niet tot het establishment behoorden. Daar speelde een nieuwe generatie populistische en autocratische leiders op in. Zij verwierven een steeds groter electoraat.

Oorzaak 2: geopolitieke spanningen

De verwachting dat China en Rusland als gevolg van de stijgende welvaart naar kapitalistische westerse systemen met vrije pers en eerlijke verkiezingen zouden toegroeien, is gelogenstraft. Het bestuur van die landen is autocratischer geworden. Vladimir Poetin heeft de nationalistische kaart gespeeld en profileert zich als verdediger van de “onderdrukte Russen”. Omliggende landen, de EU en de VS zien hem nu als een groot gevaar en proberen Rusland via een handelsboycot en sancties te isoleren. China houdt allerlei militaire oefeningen rond Taiwan, een eiland met een sterke economie dat door China nog altijd wordt gezien als een afvallige provincie. Sommigen spreken zelfs van een nieuwe Koude Oorlog.

Oorzaak 3: technologierace

Sinds 2009 zijn de handelsstromen niet alleen in omvang gegroeid, maar ook veranderd. In de jaren nul bestond het overgrote deel van de Chinese export uit textiel, speelgoed, huishoudelijke artikelen en andere simpele producten. De verwachting was dat China zich vanzelf uit de markt zou prijzen, nadat de lonen daar waren gestegen en ook de Chinezen meer welvaart wilden. Dan zouden de onderlinge handelstekorten wel afnemen.

Maar dat viel vies tegen. Weliswaar verloor China een deel van zijn productie van simpele goederen aan landen als Bangladesh en Vietnam, maar dat werd in de jaren tien opgelost door snelle innovatie. China ging nu hoogwaardige goederen naar het Westen exporteren. Dankzij uitstekende opleidingen, werkethos en mogelijk ook het inpikken van westerse technologie kon het land razendsnel smartphones ontwikkelen, zoals die van Huawei.

De Chinezen kwamen met eigen socialemediasites zoals TikTok, werden de grootste producent van zonnepanelen en andere producten voor verduurzaming, ontwikkelden webwinkels zoals Alibaba en werden leidinggevend in de productie van chips. En in dit decennium bedreigen ze met hun elektrische auto’s ook de voormalige westerse grootmachten in de auto-industrie. De Chinese overheid faciliteerde veel van deze ontwikkelingen.

Gevolg 1: van globalisme naar nationalisme

Globalisme maakte plaats voor nationalisme, zoals gemeenschapszin voor individualisering. In de EU uitte de onvrede zich al begin jaren tien, tijdens de eurocrisis, toen sterke EU-landen (neuro’s) steeds meer problemen kregen met het steunen van zwakke landen (zeuro’s). En die bewegingen werden voor het eerst in 2016 mainstream. Totaal onverwacht stemde het Britse volk voor vertrek uit de EU – de Brexit – en kozen de Amerikanen voor Donald Trump als nieuwe president. Die wilde iets doen aan de groeiende handelstekorten en sprak over een wederopstanding van oude industrieën. “Handelsoorlogen zijn goed”, riep Trump. “En wij zullen winnen.”

Als hij dit najaar opnieuw wordt gekozen, wil Trump nog verstrekkender maatregelen nemen. Zo gaat de importheffing op elektrische auto’s uit China nog eens met 100 procent omhoog, zodat die elektrische auto van Chinese makelij in de VS 60.000 dollar gaat kosten. Veel multinationals die in de verschillende machtsblokken produceren en verkopen, vrezen totale chaos. BMW zei afgelopen week bang te zijn dat Europa de heffingen op elektrische auto’s uit China, nu 10 procent, ook verder zal verhogen. De Europese markt is voor China veel belangrijker dan de Amerikaanse. Peking staat al klaar met vergeldingsmaatregelen.

Gevolg 2: veel meer handelsbarrières

Het IMF telde in 2022 liefst 2.600 nieuwe handelsbarrières. Dat was een historisch record. “Het is zes keer zoveel als in 2013. Het aantal unilaterale handelsbarrières op grensoverschrijdende goederenhandel is massaal gegroeid in een enkel decennium. Dit keert zich tegen de trend van liberalisering van de wereldhandel, waarvan in het grootste deel van de 20ste eeuw sprake was”, aldus het IMF, dat zich baseerde op de data van Global Trade Alert, een denktank in Londen die door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 2008 werd opgericht.

Het WTO, waarvan de voorganger GATT sinds 1947 ijverde voor liberalisering van de wereldhandel, heeft in feite opgehouden te bestaan. Landen worden niet meer op de vingers getikt, laat staan beboet, vanwege het afschermen van hun markt of het dumpen van producten. Daarbij zullen ook de VS zelf worden getroffen. Apple, Google, Amazon, Meta, Netflix, Boeing en Hollywood met zijn Oscars kunnen alleen floreren bij de gratie van de rest van de wereld.

Daarnaast zullen multinationals mogelijk een sprinkhanenbeleid gaan volgen. Ze wijken telkens uit naar landen waarvoor de Amerikaanse of Europese markt nog niet op slot zit. Na de importheffingen van Trump daalde de export van China naar de VS met 13 procent. De export van Vietnam naar de VS nam echter met 33 procent toe. De export van elektronica en textiel uit Bangladesh steeg met 13 procent.

Gevolg 3: een gefragmenteerde wereldeconomie

Er dreigt een opsplitsing van de wereldhandel in twee blokken: aan de ene kant de VS en de EU en aan de andere kant Rusland en China. Deskundigen spreken nu van “geo-economische fragmentatie”. Volgens berekeningen van het IMF zou dit kunnen leiden tot een structurele daling van het mondiale bbp met 2,3 procent – een verlies van 250 miljard dollar. “Het meest zorgwekkende is dat landen blokken zouden kunnen gaan vormen die de handel met andere landen stopzetten en derde partijen dwingen partij te kiezen.”

Voor multinationale ondernemingen die in veel verschillende rechtsgebieden actief zijn, brengt handelsfragmentatie aanzienlijke risico’s met zich mee. Als deze stijgende protectionistische trend zich voortzet, leidt dat tot hogere kosten voor internationale bedrijven en minder welvaart. Voorlopig lijkt het handelsgeweld toe te nemen. Jack Ma, de hoogste baas van internetreus Alibaba, voorspelde dat “de handelsoorlog twintig jaar kan gaan duren”. “Het is gemakkelijk oorlogen te beginnen. Het is moeilijker ze te stoppen.”