Max Westerman over zijn roadtrip door de Appalachen: ‘Dit is hardcore Amerika’

Televisie-correspondent Max Westerman werkte dertig jaar in de VS, maar maakte nog nooit een roadtrip. In de Appalachen slaat zijn pessimisme over Trumps Amerika om in onvervalste hoop.

Alleen omdat het donker wordt en ik de hele dag al achter het stuur zit, besluit ik Roanoke binnen te rijden. Want wat heb ik anders hier in Virginia te zoeken? Tien jaar geleden woonden er in het centrum nog maar vijftien mensen. Het hoofdkwartier van de spoorwegmaatschappij vertrok in de jaren tachtig en het verval leek onherroepelijk. Ik houd mijn hart vast als ik de hoofdstraat inrijd. Maar tot mijn verbazing glij ik langs coole bars, vintagewinkels, een brouwerij en een modern museum. Voor het statige Hotel Roanoke - het oude hotel van de spoorwegmaatschappij, dat jaren leegstond - sproeit nu weer de fontein en een bekende chef kookt er sterrenmaaltijden.

Blij verrast besluit ik een extra nacht te boeken om te ontdekken wat hier aan de hand is. Waar is de uitzichtloosheid die ik had verwacht in de Appalachen, het land van arme, blanke Trumpstemmers? Is er dan toch iets van vooruitgang te bespeuren, eentje die niet komt uit Washington, maar van onderaf?

Het moest er ooit van komen. Dertig jaar heb ik in Amerika gewoond en nog nooit maakte ik een roadtrip. Ik kwam als correspondent in alle staten, maar altijd voor werk, erin en eruit. Op mijn dooie gemak een maandlang de highways afstruinen was iets voor vrienden uit Europa, met hun eindeloze vakanties.

Maar nu kan het, en dus pak ik in New York de bus naar de plaats Milford, in Pennsylvania, waar mijn vriend Sean mij zijn auto wil lenen. Anderhalf uur rijden, maar ik zit direct in hardcore Amerika: de helft van de inwoners van Milford heeft een wapen en eens per jaar gaan ze op berenjacht in de bossen. ‘It’s either the bears or us; het zijn er veel te veel,’ zegt de taxidermist in een winkel vol opgezette beren, en een giraffe die een van de klanten in Afrika voor zijn loop kreeg.

Milford was net als Roanoke aan lager wal geraakt. Maar Sean heeft er het beroemde Fauchère Hotel van de sloop gered en in zijn oude glorie hersteld. Het was de vonk die het historische plaatsje weer tot leven wekte; tussen de nieuwe winkels aan de hoofdstraat is nu geen leegstaand pand meer te vinden. Als dank hebben de bewoners – de meeste zijn Trumpstemmers – de linkse hotelier tot burgemeester gekozen.

Hotel Roanoke, in 1882 gebouwd door de Norfolk and Western Railway.

De plaats ligt in een uitloper van de Appalachen, de bergketen die vanaf de Canadese grens tot Alabama in het zuiden van Amerika loopt. Ik was eigenlijk van plan westwaarts te rijden, de legendarische Route 66 af. ‘Afgezaagd,’ oordeelt Sean; ik ga er vooral andere buitenlandse 50-plussers tegenkomen, al dan niet op een Harley. Het ligt meer voor de hand om die Appalachen eens wat dieper in te duiken. Had ik dat als correspondent gedaan, dan had ik misschien de Trumprevolutie zien aankomen. Zonder de steun van deze angry white men woonde ‘the Donald’ nog in New York.

En dus koers ik naar het zuiden, de Interstate 81 af. In een hybride Toyota Prius die al 280 duizend kilometer op de teller heeft staan. ‘Er kan wat gaan rammelen, zoek dan een garage op’, zegt Sean. Zelf weet ik niks van auto’s. In Nederland zakte ik drie keer voor mijn rijexamen. In Amerika doen ze niet zo moeilijk. Ik ben afgereden in een achterstandsbuurt in Florida; bij het fileparkeren een paaltje omvergereden, geslaagd!

Amerikanen rijden rustig en beleefd. Hier geen bumperklevers die me opjutten. Prima, die maximumsnelheid van 65 mijl (105 kilometer). Mijn bijrijder, de iPhone, waarschuwt voor wegreparaties, zegt waar ik moet afslaan naar de restaurants en motels die Tripadvisor aanbeveelt en speelt mijn favoriete podcasts.

Welkom in Shenandoah National Park.

Daar doemt een National Park op. Hoe is het mogelijk dat ik Shenandoah nog niet kende? Een wildernis op maar 100 kilometer afstand van Washington. De panoramische Skyline Drive die erdoorheen loopt is even lang als de weg van Utrecht naar Groningen. Ik overnacht in het Skyland Resort, in een van de oergezellige blokhutten die er beheerd worden door de National Park Service. Die runt alles in de 58 nationale parken die Amerika rijk is. Gek, maar in de bakermat van het kapitalisme is de overheid heer en meester in de natuur. Als de Waddeneilanden voor de kust van Amerika lagen, zou de Park Service er de hamburgers bakken, de campingtoiletten schoon houden en de bedden opmaken.

Rick Henion, al vijf maanden onderweg op de Appalachian Trail.

Rijdend over de toegangsweg naar de Great Smokey Mountains begrijp ik beter waarom de National Parks de commercie buiten de hekken wil houden: overal buiten het park zie je all-you-can-eat-vreetschuren, souvenir-outlet malls, er is een replica van de Titanic waarin je ook kunt trouwen, en als toppunt is er Dolly Partons antwoord op Disneyland: Dollywood. Maar zodra je het park binnenrijdt zie je slechts natuur. Omdat het aan de dichtbevolkte oostkust ligt, is Great Smokey Mountains het drukste nationale park. Maar de meeste bezoekers bekijken de natuur vanuit de auto. Wandelen? Dat is voor fanaten als Rick Henion (60), al bijna vijf maanden onderweg op de Appalachian Trail, het langste wandelpad ter wereld. Hij begon op de Canadese grens en hoopt over tien dagen te finishen in Georgia. Raadt hij het me aan? ‘Hoe gek ben je? Het is zwaar: 3.500 kilometer. Inclusief alle hoogteverschillen beklim je wel zestien keer de Mount Everest.’

Er rammelt iets onder de auto. Het is na middernacht, ik heb gegeten in downtown Knoxville en rij terug naar mijn hotel aan de ringweg. Aan het verwaarloosde wegdek en de gebrekkige straatverlichting herken ik een getto. Plof, een kuil. Het rammelen wordt een luid schrapend geluid. Sleurt de uitlaat over het wegdek? Stop ik hier? Toch maar langzaam verder naar de Hampton Inn. De receptionist duikt onder de auto en ontdekt een verroeste demper.

In veel verpauperde voorsteden zitten discountwinkels als Family Dollar of Dollar General.

Vanaf een billboard langs de snelweg kijken drie advocaten op me neer. ‘Been in a car wreck? Call the professionals!’ Ongeschoren en met zonnebrillen; nemen ze voor mij desnoods de wet in eigen hand? Kentucky is een van de meest conservatieve staten van Amerika, Trump-country bij uitstek. Maar mijn eerste halte is de linkse enclave Lexington. Alweer zo’n stad vol hipsters. ‘In zeven jaar is het aantal restaurants in het centrum gegroeid van drie naar dertig,’ zegt makelaar John Davis. ‘De nieuwe generatie wil weer in het centrum wonen, waar het leven is. Nu zijn de armen aan de beurt in de buitenwijken. Ze kopen de huizen die de rijken niet meer willen, en die verhuizen naar appartementen in het centrum.’

Het was me al opgevallen dat veel voorsteden zijn verpauperd. Lege parkeerwoestijnen, winkels die gedijen op armoede - We buy gold! Cash loans on your car! - en discountketens die in alles op elkaar lijken: Dollar Tree, Family Dollar, Dollar General.

Nee, dan Lexington. Zelfs van de parkeergarage hebben ze met een neonkunstwerk iets weten te maken. ‘Ideetje van de burgemeester. He’s gay,’ zegt John, zelf al 25 jaar samen met rechter Ernesto Scorsone met wie hij trouwde op een conventie van homoseksuele rechters in Amsterdam. We eten in het nieuwe 21C Museum Hotel, gevestigd in een art-decowolkenkrabber waarin Ernesto ooit als advocaat zijn praktijk had - en een zaak bevocht die leidde tot de afschaffing van de sodomiewet in Kentucky.

Lexington doet me denken aan een van mijn eerste haltes: Roanoke. Dat die plaats weer leefbaar is moet tot de buitenwereld nog doordringen. Het is een metamorfose, in een paar jaar tot stand gebracht, zoals dat alleen in Amerika lijkt te kunnen. En ik zal het nog vaker zien op deze trip: local boys and girls die elders carrière hebben gemaakt herontdekken hun geboortegrond. Ze keren terug, openen restaurants, cafés, hippe winkels, en trekken werkgelegenheid aan. Ze stropen hun mouwen op om te strijden tegen de verloedering van het Amerika buiten de metropolen. Het is een geruisloos proces waar Washington part noch deel aan heeft, en hoe meer ik ervan zie, hoe optimistischer ik word.

Het aantal eetgelegenheden in Lexington is in zeven jaar vertienvoudigd.

Blanke armoede

Drie uur rijden naar het oosten beland ik in een andere wereld. Geen onbekende, want Central Appalachia is al decennialang symbool van blanke armoede. Dit is het hart van de kolenindustrie, die al sinds de jaren zeventig op haar retour is. President Lyndon Johnson concentreerde zijn war on poverty op deze regio - maar alle clichés uit de zwart-witfoto’s zijn er nog: haveloze trailers, erven vol verroeste autowrakken, een tandeloze pompbediende. Tripadvisor waarschuwt me voor het Whitesburg Motel met recensies als: ‘Oh no way’ en ‘It’s getting worse.’ De eigenaar staat achter de balie en lucht zijn hart: ‘Grootste fout van mijn leven dat ik hier ben gebleven. Er is maar één oplossing voor deze streek: zet de boel onder water en maak er een stuwmeer van.’

Na zo’n welkom kan het alleen nog meevallen. Radioreporter en mijnwerkersdochter Kelli Hansel Haywood neemt me op sleeptouw. ‘De ouderen hier zeggen dat ze pas wisten dat ze arm waren toen men ze dat van buitenaf kwam vertellen. Ze voelden zich helemaal niet arm, ze waren trots op hun werk in de mijnen.’ Nu vertellen die outsiders ze dat hun stem op Trump in strijd was met hun eigen belangen. ‘Weer dat vooroordeel,’ zegt Kelli. ‘De hillbillies zijn te dom om na te kunnen denken. Ik heb niet op hem gestemd, maar begrijp goed waarom mijn familie dat wel deed. Trump leek ons serieus te nemen. Met een sympathiek oor kom je hier heel ver, want zo vaak krijgen we dat niet.’

Zelfs in Whitesburg blijkt een frisse wind te waaien, ondanks of misschien wel dankzij de enorme problemen. Als corporate Amerika je vanwege een armoedecijfer van 30 procent links laat liggen, moet je zelf nadenken. Je krijgt geen Red Lobster, Outback Steakhouse of Planet Hollywood, maar opent authentieke restaurantjes als The Heritage Kitchen, bouwt een tattoo-shop ’s avonds om tot een bluegrass-café en tapt lokale biertjes in de Thirsty Haeffer-bar, waar bartender Dru Walters me uitlegt waarom hij na zeven jaar in een welvarend deel van de staat naar zijn geboortegrond terugkeerde. ‘Ik was de discriminatie zat. Als je uit Oost-Kentucky komt, denken ze dat je stom bent en maken grappen over je accent.’

Radioverslaggever Kelli Hansel Haywood.

Kelli heeft ook elders gewoond, maar ze miste haar geboortestreek. ‘Het gemeenschapsgevoel, de lifestyle, de cultuur - het is niet voor niets dat Appalachians, waar je ze ook tegenkomt, allemaal naar huis verlangen.’ De enige reden dat ze weer zou vertrekken is de drugscrisis, waarvan deze regio het epicentrum is. ‘Ik heb twee kinderen en ben als de dood dat ze de verkeerde keuzes maken. Ik heb al veel vrienden verloren aan een overdosis.’ We rijden langs de apotheek, er staat een file bij het drive-through-raam. In de rij voor de pijnstillers en kalmeringspillen, die de farmaceutische industrie met zoveel succes heeft gemarket dat er nu meer Amerikanen aan verslaafd zijn – en aan doodgaan – dan aan illegale drugs.

En dat in een streek die alcohol tot 2012 angstvallig buitenhield. Gedronken werd er natuurlijk toch. De Moonshine-whisky die bewoners stiekem thuis stookten proef ik nu aan de balie van de Kentucky Mist Company. Verkoper Craig – die duidelijk al wat opheeft – maakt het spul zelf. Hij laat me de metershoge vaten zien. In een knieval voor de moderne tijd voegt hij smaakjes toe – appel, karamel, zwarte bessen. Maar verkocht wordt de moonshine nog steeds in de jampotjes die moesten verhullen dat wat thuis op de plank stond verboden was.

Kelli laat me in de omgeving de littekens van de ingestorte kolenindustrie zien: afgegraven bergen, gesloten mijnen, verroeste installaties en het spookstadje Neon, dat een wonderlijk aangeharkte indruk maakt; de etalages allemaal leeg, maar de ruiten intact en de stoep geveegd. Alsof de achterblijvers die de boel overeind houden, hopen op betere tijden. En waarom ook niet? De ruige schoonheid van het landschap, de echtheid van de bewoners - het is een recept voor de toeristenindustrie waar velen van dromen.

Vervallen panden in het plaatsje Neon.

In de tijd dat ik in Amerika woonde begon de toenemende eenvormigheid me te vervelen; hier vind ik weer iets van de authenticiteit waar we als toeristen naar zoeken. Een Amerika dat ik nog niet ken. In een houten schoolgebouw zie ik jong en oud dansen op de razendsnelle muziek van een bandje met alleen snaarinstrumenten. Ze spelen old time music, de originele bluegrass die hier vandaan komt. ‘Nog niet lang geleden liepen er nauwelijks wegen door dit gebied,’ vertelt musicoloog Rich Kerby, die de fiddle speelt in het bandje. ‘Door die geïsoleerde positie konden we een sterke regionale cultuur ontwikkelen die nu juist dankzij belangstelling uit de buitenwereld kan standhouden.’

Kelli proeft een ‘groeiend ondernemersklimaat van jongeren die niet rijk hoeven te worden, maar een bijdrage willen leveren aan hun gemeenschap.’ De tattoo-shop is van haar echtgenoot, die aan de kunstacademie studeerde. ‘Maar met kunst voor aan de muur kun je hier geen geld verdienen; dus maakt hij kunst op armen en benen.’

Ik rij verder naar het noorden over de moderne snelwegen die de war on poverty naar de Appalachen bracht. Ze hebben het verval niet kunnen tegenhouden, sterker: het werden vluchtroutes voor de jeugd die elders het geluk ging zoeken. Is wat ik zie het begin van een tegenbeweging? Van een landelijke trend van jongeren die met nieuwe kennis en hoop terugkeren naar hun wortels? Het is te vroeg om te oordelen, maar dat de dingen snel kunnen gaan in Amerika bewijst mijn laatste halte: Pittsburgh.

Downtown Pittsburgh vanuit de Duquesne-heuvellift.

Toen Donald Trump Amerika terugtrok uit het internationale klimaatverdrag verklaarde hij: ‘Ik ben niet gekozen door de burgers van Parijs, maar door die van Pittsburgh.’ Dubbel fout, want 80 procent van Pittsburgh stemde op Hillary Clinton. En erger, hij leek te verwijzen naar een Pittsburgh dat niet meer bestaat: ’s werelds meest vervuilde stad.

Ik pak de houten Duquesne-heuvellift die uit 1877 stamt, en zie onder de blauwe lucht een mini-Manhattan liggen, moderne wolkenkrabbers op een eiland ingeklemd tussen twee rivieren. De stad van staalkoning Andrew Carnegie, waar je door de smog vaak geen hand voor ogen zag, is nu een high-tech-stad. Uit zijn nalatenschap is een museum gefinancierd over een andere native son, popartkunstenaar Andy Warhol. Ik word er tussen de doeken van Jackie Kennedy, Elvis en Marilyn Monroe - en een vitrine met Andy’s toiletartikelen - gewezen op zijn bekende uitspraken, waaronder: ‘Ze zeggen altijd dat de tijd dingen verandert, maar je moet ze eigenlijk zelf veranderen.’ Die gedachte is nog springlevend in Amerika, concludeer ik na 4.000 kilometer on the road, en maar 150 dollar aan benzinekosten - want sommige dingen zullen er nooit veranderen.

Tips voor een trip dwars door de Appalachen

In het Shenandoah National Park zijn cabins te huur. Reserveren: nationalparkreservations.com

Het viersterren Roanoke Hotel in Roanoke is betaalbaar en populair, dus tijdig reserveren: hotelroanoke.com

Het Taubman Museum of Art heeft een indrukwekkende collectie moderne Amerikaanse kunst. taubmanmuseum.org

Vermijd de toeristenbunkers langs de toegangsweg van de Great Smokey Mountains in Tennessee. Beter: de gezellige Jonathan Creek Inn bij de North Carolina-ingang: jonathancreekinn.com

Alles in het 21C Museum Hotel in Lexington is top: de stijlvolle kamers, de exposities, de southern cuisine van het Lockbox restaurant. 21cmuseumhotels.com

In Whitesburg eet je in The Heritage Kitchen (heritagekitchenfood.com) of in het hippere The Thirsty Heifer (thirstyheifer.com).

Drink moonshine bij kentuckymist.com; de opa van de eigenaar zat zeventien jaar achter tralies vanwege het spul, werd er maatjes met Al Capone.

Kom in de stemming via de radio: wmmt.org. Oude muziek en nieuws uit Whitesburg. Spotify heeft een prachtige playlist van old time en bluegrass. Of download sterren als Brett Ratliff en the Local Honeys.

Stream documentaires over de Appalachen via de website van appalshop.org, opgezet in het kader van de war on poverty.

Volkskrant Magazine bedrijft onafhankelijke reisjournalistiek. Reizen kunnen deels worden betaald door derden, maar zonder toezeggingen over onderwerpkeuze en presentatie.