Direct naar artikelinhoud
Film

Sinds Bambi's moeder en Simba's vader is er veel veranderd rond de dood in tekenfilms

Héctor en Miguel in Coco.

In Disneyfilms wordt veel gestorven. In de nieuwe Pixar-Disneyfilm Coco, die vanaf volgende week draait, speelt de dood zelfs een hoofdrol. Maar er is veel veranderd in het 'Tragisch Koninkrijk', sinds Bambi's moeder niet terugkwam.

Het gevaar is geweken, Bambi is blij. "Mama, we hebben het gehaald!" Wij, geschokte toeschouwers, hebben het geweerschot daarnet luid en duidelijk gehoord. Maar dat grootogige babyhertje daar, dat weet nog van niks. Waar blijft ze nou? "Mama?" Voorzichtig sluipt hij zijn schuilplaats weer uit. De lucht kleurt donker, er steekt een gure wind op, een vrouwenkoor bezingt droef het onheil. Op wankele hertenpootjes draaft Bambi onrustig heen en weer, bibberend in de sneeuw. Koude, dikke vlokken smelten op zijn vacht. "Mama! Waar ben je?"

Welke jeugdige bioscoopbezoeker hield geen mild kindertrauma over aan de beroemde sterfscène uit Bambi (1942)? Voor altijd in het geheugen gegrift, dat ene, onvergetelijke beeld: zijn kleine, bronskleurige lijfje, opgekruld tegen het lijk van zijn moeder. Vaarwel bescherming, adieu zorg, vanaf nu staat kleine Bambi er alleen voor.

Daar is het Disney plottechnisch allemaal om te doen. Met de moeder uit de weg staat het kleurrijke slechteriken en hun handlangers vrij om zich over onze held, nu een naïeve wees, te ontfermen. En dat zet, natuurlijk, het avontuur in gang. 'Coming of age' is in vrijwel elke Disney- of Pixar-animatiefilm (sinds 2006 maakt Pixar deel uit van Disney) een belangrijk thema. En zonder ouders, die alles voor je oplossen en je beschermen tegen het kwaad, is het nu eenmaal sneller volwassen worden. De effectiefste manier om van de ouders af te komen blijkt in de tekenfilmwereld keer op keer: een tragische dood.

Met de moeder uit de weg staat het kleurrijke slechteriken en hun handlangers vrij om zich over onze held, nu een naïeve wees, te ontfermen

In Tarzan en The Jungle Book worden beide ouders op gruwelijke wijze afgeslacht. In Lilo & Stitch en Frozen komt het ouderpaar om bij een tragisch ongeval. The Lion King: vader wordt vermoord. En dan zijn er nog de dode moeders, haast te veel om op te noemen, in Sneeuwwitje, Assepoester, Bambi, Frank en Frey, Belle en het Beest, De kleine zeemeermin, De klokkenluider van de Notre Dame, Brother Bear, Atlantis en Finding Nemo. Disney en zijn dode moeders, dat verdient haast een apart artikel.

De dood is in animatiekinderfilms alomtegenwoordig. De universiteit van Ottowa vergeleek in 2014 het sterftecijfer in tekenfilms tussen 1937 en 2013, van Sneeuwwitje tot Frozen, met dat van grote commerciële speelfilms in dezelfde periode. Belangrijke personages in tekenfilms, zo bleek, liepen 2,5 keer zo veel kans om te sneuvelen als die in films voor volwassenen. En als dat personage iemands ouder was, zelfs vijf keer zo veel. 'Grisly Disney', grapten koppenmakers bij het nieuws. En: 'The Tragic Magic Kingdom.' De geschiedenis van de Disneyfilm is een deerniswekkend knekelveld, kortom.

Van handige plotvondst tot existentieel thema

Wel is de positie van de dood binnen de films in de loop der tijd flink geëvolueerd: van handige plotvondst in dienst van het verhaal tot volwaardig, existentieel thema.

Opvallend bij Bambi is dat er na die schokkende scène geen woord meer aan de dode moeder wordt gewijd. Ze is weg, het avontuur vangt aan, haar overlijden is verder geen onderwerp. En hoewel er in de films na Bambi ook volop wordt gestorven, en Disney zich intussen bovendien bekwaamt in hartverscheurende afscheidsscènes tussen moeders of moederfiguren en kinderen (Dumbo! Frank en Frey!) speelt de dood in meer complexe vorm pas vijftig jaar later een centrale rol, in savanne-tranentrekker The Lion King (1994).

De tragische dood van leeuwenkoning Mufasa, vader van kroonprinsje Simba, is de eerste in een Disneyfilm die voluit in beeld wordt gebracht, en dat behoorlijk aangrijpend. De angst en het onbegrip van de kleine welp bij het lichaam van zijn vader schoot de beroemde scène in Bambi. 'Pap? Sta op! Je moet opstaan!' En wie houdt het droog als het leeuwtje zich vervolgens tussen de poten van zijn dode vader wurmt, voor een laatste onvolkomen omhelzing?

Hakuna Matata, sukkels

The Lion King voegde voorzichtig nieuwe diepten toe aan het onderwerp: de dood van een ouder betekent hier niet alleen afscheid en gemis, voor het eerst komen er complexere gevoelens bij kijken, die hun effect hebben op het verhaal. Zo gaat Simba gebukt onder schuldgevoel over zijn vermeende aandeel in zijn vaders dood. Een groot deel van de film gaat hij die pijn zorgvuldig uit de weg, aangespoord door de opportunistische levensgenieters Timon en Pumbaa. Dood, spijt, verdriet? Nee hoor, hij niet. Hakuna Matata, sukkels.

The Lion King voegde voorzichtig nieuwe diepten toe aan het onderwerp: de dood van een ouder betekent hier niet alleen afscheid en gemis, voor het eerst komen er complexere gevoelens bij kijken

Pas als Simba de pijn durft toe te laten kan hij hem bezweren, en wordt hij hem uiteindelijk de baas. Pas dan kan hij vrijelijk de nagedachtenis van zijn vader eren; verdriet voelen, rouwen, de herinnering koesteren. Tamelijk gevorderde psychotherapeutische materie, voor een kinderfilm.

Het ontroerende Big Hero 6, uit 2014, vraagt onverbloemd aandacht voor nog ingewikkelder emoties die gepaard kunnen gaan met rouw: woede, wraakzucht, rancune. Hoofdpersoon Hiro Hamada is zijn ouders al verloren en heeft alleen zijn broer Tadashi nog maar, tot ook die omkomt bij een vreselijke explosie op de universiteit. Als Hiro ontdekt dat dat geen ongeluk was, raakt hij in de ban van wraakfantasieën en moordlust. Gaandeweg beseft hij echter dat hij door die woede alleen maar verder verwijderd raakt van zijn vredelievende broer. En leert hij inzien dat zelfs de bad guys kampen met verlies en verdriet.

Disney-dochter Pixar heeft het patent op een nog gedurfdere - want realistischere - aanpak van ingewikkelde levenskwesties, zoals de dood. Beperkt Disney zich vaak nog enigszins veilig tot het sprookjes- en dierenrijk, Pixar zoekt de confrontatie al sinds haar oprichting dicht bij huis, in voor kinderen (maar zeker ook volwassenen) soms akelig herkenbare settings.

Up uit 2009 spant de kroon. Een wat onevenwichtige film weliswaar, maar met de mooiste eerste twaalf minuten uit de tekenfilmhistorie, waarin in vogelvlucht een hele liefdesgeschiedenis, inclusief het lange en (overwegend) gelukkige huwelijk van Carl en Ellie, voorbijkomt, tot en met haar ziekbed en dood. Geen schokkende, vroegtijdige dood dit keer, maar des te droeviger omdat er een heel leven aan voorafgaat. We zien Ellie, de levendige echtgenote van brompot Carl, opgroeien van springerig kind tot enthousiaste jonge vrouw, en daarna transformeren tot lief bedaagde. Hartroerende miniscènes illustreren hoeveel Ellie betekent voor Carl, hoe zij in hun relatie de optimistische, avontuurlijke invloed is, hoe liefdevol zij jarenlang zijn stropdassen strikt. Na haar dood blijft Carl alleen achter, vervuld van spijt over gemiste kansen en onvervulde beloftes.

In een mooie metafoor sleept hij daarna de hele film lang het gewicht van hun huis, van hun oude leven, achter zich aan. Tot hij opnieuw betekenis vindt in het leven, en het oude los kan laten, plots zo licht als een veertje. Vergeet die malle plotlijn met pratende honden in een quasi-sciencefiction-jungleavontuur - in wezen is Up een onvervalst volwassen fabel over rouwverwerking.

Bij Pixar is existentieel drama ook te vinden op plekken waar je het niet meteen verwacht, zoals bij pratend speelgoed. Welbeschouwd gaan alle drie de Toy Story-films over angst voor de dood. Want wat is angst voor vergetelheid en irrelevantie anders dan dat? Niets menselijks is deze goedgehumeurde speelgoedhelden vreemd: de zorg om er niet (meer) toe te doen werpt in elk van de films een mistroostige schaduw over hun ogenschijnlijk zorgeloze leventjes. In Toy Story 2 wordt cowgirl Jessie in een keelsnoerende scène wreed afgedankt door haar eigenares. Hoi, een uitje met haar mens, denkt ze nog, gezellig samen naar het bos. Tot ze daar botweg wordt achtergelaten in een kartonnen doos met 'donaties' erop. Daar heb je het, die ene gruwelijke waarheid, onverbloemd en bikkelhard: we zijn overbodig. Vervangbaar. We doen er niet doe. We hebben er nooit toe gedaan.

In Toy Story 3 zit een adembenemend moment waarin de speelgoedhelden hun sterfelijkheid ten volle beseffen en erin berusten. Het einde nadert; de verbrandingsoven is hun lot. Ze vallen stil, pakken elkaar vast en doen niets - het is goed zo. Zo'n bitterzoete aanvaarding van de condition humaine zie je zelden in films, voor kinderen óf volwassenen. Al wordt het noodlot hier op het nippertje toch weer afgewend.

En wat te denken van Inside Out (2015)? In die film volgen we de tot leven gekomen gevoelens (Plezier, Angst, Verdriet) in het hoofd van de 10-jarige Riley. Op een uit de hand gelopen avontuur belandt Plezier in de krochten van Rileys brein, waar ze Bing Bong tegenkomt, een denkbeeldig vriendje uit Rileys kleuterjaren. Maar Riley is haar kindertijd ontgroeid, en Bing Bong lost letterlijk op in de catacomben van haar geheugen. In die weemoedige scène zijn we getuige van de dood van de kinderfantasie. Bing Bong sterft niet echt, maar raakt vergeten. Dat is misschien wel erger dan de dood.

Een jochie in het rijk der doden

Dat brengt ons bij Coco, de nieuwe Pixar-film die volgende week uitkomt. Hierin grijpt Pixar de dood bij de lurven, tilt hem op, kiepert hem ondersteboven en trekt hem een feestjurk aan. In Coco is de dood vrolijk, kleurrijk, alomtegenwoordig en zelfs een soort van gezellig. Maar daarmee niet minder onontkoombaar.

Coco gaat over het Mexicaanse jongetje Miguel, telg uit een schoenmakersfamilie, die tegen de wens van zijn ouders en grootmoeder een loopbaan als muzikant nastreeft. Op Dia de los Muertos, de dag van de doden, doet hij iets verbodens en belandt per ongeluk aan de verkeerde kant van de lijn: een levend joch verdwaald in het rijk der doden - hier een kakelbont en exuberant knekelparadijs. Als een eigentijdse Orpheus moet hij diep doordringen in dit bevreemdende dodenrijk, om een droevige misstand in zijn stamboom te herstellen. De verwijzingen naar mythen, legenden en kunst over de onderwereld en het hiernamaals zijn talrijk. Niet voor niets luistert de schurftige zwerfhond die Miguel vergezelt naar de naam Dante: de film knipoogt vrolijk naar diens Goddelijke Komedie.

Met Coco onderzoekt Pixar onze angst voor de dood, en nodigt ons vriendelijk doch dringend uit om die houding te herzien. De dood is niks om bang voor te zijn, toont Coco, maar brengt voor nabestaanden wel verantwoordelijkheden met zich mee. De doden vermaken zich prima, daar in hun snoepkleurige schaduwwereld. Ze lachen, dansen, feesten en dragen hun mooiste kleren. Voor hen bestaat er eigenlijk maar één echte bedreiging, en dat is dat wij ze vergeten. Dan lossen ze op in het eeuwige niets, zoals Bing Bong in Inside Out. Het antwoord op de dood? De herinnering. In het Pixar-universum, stevig gestoeld op Disney-historie, is dat prima stof voor een kinderfilm.

Naast een onbesuisd avontuur is Coco dan ook een oprechte ode aan herdenkingsrituelen. Want die vormen de verbinding tussen generaties, levend of dood. 'We zijn allemaal deel van hen die ons voorgingen', klinkt het in de film. Via de Mexicaanse context van tradities en voorouderverering wordt zo subtiel een omissie in de westerse wereld aangekaart.

Een ernstig existentieel thema is het, op z'n Pixars gedurfd lichtvoetig gebracht. Als Miguel afscheid neemt van zijn dode familieleden om terug te gaan naar de levenden, wenst zijn overleden oom hem vrolijk toe: 'Ik hoop dat je snel doodgaat.' En dat is, in de context van Coco, inderdaad helemaal niet zo'n slecht vooruitzicht.

Coco speelt vanaf 29/11 in de zalen.