Direct naar artikelinhoud
NieuwsVertrouwen van Nederlanders

Zo'n mopperend land zijn wij helemaal niet: het vertrouwen in medemens, politie en politiek neemt toe

De mopperende natie die Nederland lijkt te zijn, blijkt een groot misverstand. Het vertrouwen in de medemens, politie en politiek is groot en groeit bovendien. Zelfs over de Europese Unie zijn burgers positiever gaan denken, zo blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat maandag wordt gepresenteerd.

Winkelend publiek in de Kalverstraat.Beeld ANP

Het CBS peilt sinds 2012 jaarlijks het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in anderen en in instituties. In 2017 zei 62 procent van de bevolking ouder dan 15 jaar vertrouwen te hebben in zijn medemens. Dit is een paar procent meer dan het jaar ervoor. Het grootst is het vertrouwen in de politie, rechters en het leger. Het vertrouwen in de Europese Unie (43 procent) is groter dan in de Tweede Kamer (41 procent). De minste fiducie hebben Nederlanders in grote bedrijven, banken, kerk en media. Maar ook daarover zijn zij iets positiever gaan denken. Hoe ouder en hoe lager opgeleid, hoe minder het vertrouwen is in medemens en instituties - en hoe jonger en hoger opgeleid, hoe groter.

Opvallend zijn ook de regionale verschillen. De inwoners van Oost-Groningen en Delfzijl en omgeving hebben het minst op met de medemens en instituties als politie en politiek; het is de enige regio waar een meerderheid van 54 procent wantrouwen koestert. Het overige deel van de provincie Groningen scoort juist het hoogst in vertrouwen, evenals delen van Friesland, het noorden van Drenthe, de Gooi en Vechtstreek en de regio rond Alkmaar.

Van de 23 grote steden staat Zwolle bovenaan de lijst van inwoners die positief gestemd zijn over de medemens (72 procent), gevolgd door Utrecht, Groningen, Nijmegen en Leiden. Onderaan bungelen Dordrecht, Rotterdam, Den Haag en Almere. In die steden heeft iets meer dan 50 procent van de burgers vertrouwen in de medemens. Het vertrouwen in instituties is het hoogst in Utrecht en Amsterdam en het laagst in Maastricht, Zaanstad en Apeldoorn.

Erbij horen

Volgens socioloog Tanja Traag, verbonden aan het CBS, tonen de cijfers aan dat de grote onvrede die uitlatingen via social media ademen, niet overeenkomt met het gevoelen van een grote meerderheid van de bevolking. ‘Het vertrouwen in elkaar en in instituties neemt juist op alle fronten toe.’ En dat ondanks de individualisering, constateert zij. Wat opvalt bij de regionale verschillen is dat in traditioneel katholieke delen van land, zoals Limburg en Brabant, het onderling wantrouwen groter is dan in het protestantse noorden, zegt de socioloog. Als verklaring voor de mineurstemming in Oost-Groningen noemt zij de breed gevoelde ervaring niet gehoord te worden door de overheid over de aardbevingen en de schade daarvan. ‘Zoals ook in Zuid-Limburg het idee leeft er niet bij te horen.’

Of het toenemende vertrouwen verband houdt met de economische opleving kan Traag niet zeggen omdat er geen gegevens zijn van de periode tijdens en voor de recessie.

Delfzijl - GERING VERTROUWEN

‘In de Randstad denken ze dat iedereen na Zwolle nog op klompen loopt.’

En waarom zou in Delfzijl het vertrouwen in de medemens gering zijn? De gepensioneerde man herhaalt de gestelde vraag met een sceptische ondertoon. In de stilte die volgt, legt hij de gegrilde kip die hij zojuist bij de slager heeft gekocht, met zorg in zijn fietstas, alsof hij zijn kleinkind in de wieg legt. Jarenlang heeft de rest van Nederland Oost-Groningen in zijn sop laten gaarkoken, de last van de aardbevingen door de gaswinning negerend, vertelt hij vervolgens. ‘Dan komt minister Wiebes eindelijk met het verlossende woord: we stoppen met de gasboringen en dan zet hij korte tijd later een rem op de schadevergoedingen. Hoezo herstel van het vertrouwen?’ En als hij wegfietst klinkt nog: ‘In de Randstad denken ze dat iedereen na Zwolle nog op klompen loopt.’

Zijn leeftijdgenoot die in de schaduw van de supermarkt wacht op zijn vrouw – ‘Ze wilde ineens drie citroenen kopen’ - heeft een ander verhaal. Delfzijl loopt leeg. In twintig jaar tijd is de bevolking met een kleine tienduizend zielen gekrompen tot bijna 25 duizend inwoners. Vooral gezinnen en jongeren zijn vertrokken. ‘Wie overblijven zijn ouderen en die daar,’ zegt de 60-plusser. Hij kijkt naar een groepje gekleurde mannen op een muurtje bij winkelcentrum De Wending. ‘Ze hebben niks te doen en hangen maar wat rond.’ Buurtbewoners worden vreemden van elkaar, de saamhorigheid verdwijnt, vertelt hij. ‘Burenhulp bestaat niet meer.’ Hij wijst naar de fraai aangelegde parken links en rechts van het winkelcentrum. Ze zijn voor hem het bedrieglijke symbool van het verval van zijn geboorteplaats. ‘Daar stonden flats. Allemaal afgebroken, want niemand wil hier meer wonen.’

De 19-jarige Colin houdt een rookpauze op de stoep van Zizi Hairfashion. Hij loopt stage bij de kapsalon. Hij herkent deze verhalen van zijn oma. Die praat net zo. En dat begrijpt hij wel. Ze zien de stad verkleuren, hun kinderen en kleinkinderen vertrekken. Wie blijft is weinig kapitaalkrachtig. De armoede in Delfzijl is groot, ziet hij. Dat het deze zaterdag redelijk druk is in het winkelcentrum komt omdat de salarissen en uitkeringen weer zijn overgemaakt. Armoede maakt mensen achterdochtiger ten opzichte van de ander, denkt hij. Zelf heeft hij geen moeite met de veelkleurige inwoners. ‘Voor mij is het normaal.’ Maar dit is wel zijn laatste lente in Delfzijl. Na de zomer verhuist hij naar Almere. ‘De huren zijn er wel hoger, maar in Almere heb ik meer kans op werk. Ik wil werken in een kapsalon met visagie. Daar is hier geen markt voor.’

Zwolle - GROOT VERTROUWEN

‘Ik ben veel vrijer opgevoed, dan krijg je waarschijnlijk meer vertrouwen mee.’

‘Ik ben op mezelf, maar vertrouw erop dat ik op mijn buren kan rekenen als er iets is’, zegt de Zwolse Ina. Met haar eveneens gepensioneerde geliefde luistert ze zondagmiddag naar een jazzbandje op Park Pret, een kleinschalig cultureel festival in een stadsparkje in het centrum van Zwolle. Haar vertrouwen in de medemens is veel groter dan de zijne, zegt Ina. Maar ja, hij woont dan ook in Appelscha, grapt ze als ze hoort dat Zwolle van alle grote steden in Nederland het hoogste scoort op de vertrouwensladder.

Als Jan bij het stadhuis een nieuw paspoort komt aanvragen en de baliemedewerker vraagt om zijn e-mailadres, vraagt hij: ‘Waarom?’ en overweegt alle scenario’s van onwenselijk gebruik. Terwijl zij alleen maar denkt: handig, dan kunnen ze een mailtje sturen als je paspoort klaar ligt. Het is de katholieke kerk die hem zo achterdochtig heeft gemaakt, legt Jan uit. ‘Al jong zag ik dat het allemaal poppenkast was. Dan kwam er weer zo’n sinterklaas de kerk in lopen. Je wordt besodemieterd waar je bij staat. Als ik niet ging biechten, kreeg ik straf. Wat een onzin.’ Om van de misbruikschandalen die later naar buiten kwamen maar niet te spreken. Ina komt uit een hervormd nest. ‘Ik ben veel vrijer opgevoed, dan krijg je waarschijnlijk meer vertrouwen mee.’ Ze kijkt haar geliefde aan: ‘Jij wantrouwt ook politici en het grootkapitaal.’ Hij beaamt het met een verlegen lach. ‘Bij grote bedrijven en rijke mensen ga ik er altijd vanuit dat ze niet eerlijk aan hun geld zijn gekomen. Dat is toch ook zo?!’

De 25-jarige Jeanne heeft de schaduw opgezocht achter een goede doelenkraampje. Ze heeft zich uitvoerig verdiept in de Zwolse ziel. De Zwollenaar, weet zij, is in de eerste plaats een harde werker. Wat er in hem omgaat, laat hij liever voor zich. In de stad heerst een ons-kent-ons sfeertje, zegt ze. Op elke hoek van de straat kom je wel een bekende tegen. De familiebanden zijn hecht, ook de jongere generatie blijft de stad doorgaans trouw want er is werk genoeg, weet Jeanne. ‘Het wemelt van de nieuwe bedrijfjes en de horeca is booming.’ Haar vertrouwen in de Zwolse medemens kreeg een paar geleden wel een knauw, tijdens haar stage bij een bedrijf. ‘Het arbeidsethos is hier zo hoog, dat het ikke, ikke, ikke is. Daar kan ik slecht tegen. Eigenlijk is de enige die ik echt vertrouw God.’

Langs de rand van de stad, in een berm aan de Hanze Allee zit een geboren en getogen 59-jarige Zwollenaar op graskarpers te vissen. Hij zoekt de rust op voordat zijn nachtdienst begint bij vleesverwerker Stegeman in Wijhe. Zijn auto staat aan de overkant geparkeerd, bij een informatiepunt. ‘Ik weet dat ik daar niet mag staan. Maar de politie is relaxed hier, en knijpt een oogje dicht. Ze stoppen wel eens en dan denk ik: nu komt dan eindelijk de boete! Maar nee, ze maken een praatje, willen weten hoeveel karpers ik al gevangen hebben, wensen mij een goede dag en vertrekken weer.’