Direct naar artikelinhoud
Column

Haar naam weerklonk driestemmig van achter het papier

Frederik De Backer.Beeld Stefaan Temmerman

Frederik De Backer schrijft elke donderdag over de grauwe wereld die we zo veel mogelijk proberen te negeren.

De avondzon viel door de vuile ruiten naar binnen en op de vloer dansten de schaduwen van langsglijdende schoorstenen, bomen en lantaarnpalen. Het geroezemoes vulde de hele bus, even eindeloos als onverstaanbaar, maar haar blik was gefixeerd op de wereld achter het glas.

Haar moeder trok de kraag van haar badjas over haar hoofd en liep over het terras naar buiten. Waarom ze daar stond, vroeg ze in paniek. En hoelang al. De regen hakte ongenadig op hen in, en terwijl ze haar dochter op de arm nam, antwoordde die van toen het nog donker was.

De woorden die ze met haar lippen vormde, stemden niet overeen met de tekst. Als voerde ze een stil gesprek

Iemand lachte onaangenaam. Spottend. Via de oortjes van haar telefoon sijpelde muziek haar hoofd binnen, maar de woorden die ze met haar lippen vormde, stemden niet overeen met de tekst. Als voerde ze een stil gesprek. De blik steevast op het glas gericht. De lach bleef maar aanhouden.

Iemand noemde haar naam.

Ze keek op. De bus was leeg. Het geroezemoes weerklonk nog steeds, ook nadat ze één oor de muziek had ontzegd. Opnieuw haar naam. Ze keek in de richting van de buschauffeur, maar die leek geconcentreerd op het verkeer.

Zes ’s ochtends, één ’s avonds. Ze nam ze per twee, telkens met een slok water. Zelfs na al die jaren ging het nog elke keer even moeizaam. Ze dreven secondenlang boven haar tong terwijl de smaak langzaam haar mond vulde. Tot ze ineens alles doorslikte, eindelijk ademhaalde en de volgende twee uit het bakje nam.

Enkele rijen voor haar zat een man met een zak over zijn hoofd. Bruin. Ze zag enkel de papieren zak en zijn schouders. Een donkere jas. Opnieuw haar naam. Opnieuw. Plots stopte het geroezemoes.

Ze hield de blik strak op het raam gericht. Opnieuw, nu veel dichter dan daarnet. Ze draaide haar hoofd. De man met de zak zat naast haar. Onbeweeglijk. Naar voren gericht, zoals daarnet. Haar naam weerklonk driestemmig van achter het papier. Ze antwoordde. De buschauffeur keek vluchtig in de spiegel, vroeg iets onverstaanbaars en schudde het hoofd toen het antwoord uitbleef.

Ze stond op. Langzaam wankelde ze van de ene metalen buis naar de andere. Toen ze naast de buschauffeur stond, keek ze om naar de man met de zak. Weg. Net toen de buschauffeur opkeek en zijn vriendelijke blik verwerd tot een bezorgde, gaf ze een ruk aan het stuur.