Direct naar artikelinhoud
Column

Ik was negen. Eindelijk zou ik een modern ‘stadsmeisje’ worden

Halina ReijnBeeld Geert Joostens

Halina Reijn is actrice bij Toneelgroep Amsterdam en schrijft wekelijks over wat haar bezighoudt.

De buurt waar ik ben opgegroeid, is onherkenbaar. Een jaar voor mijn vaders dood verhuisden mijn moeder, ik en mijn twee zusjes van kunstenaarsdorp Wildervank, een oude veenkolonie aan de rand van de provincie Groningen in het noorden van Nederland, naar de stad. Ik was negen en vol goede hoop. Eindelijk zou ik het provinciaalse dorpsleven, de grote, koude gangen van ons enorme, niet warm te stoken huis, de ruime ruige tuin vol­gebouwd met de kunstwerken en de woeste vegetatie van mijn vader, de rommelige schuur, de donkere zolder en de kille kelder achter me laten om een modern ‘stadsmeisje’ te worden.

Ik verheugde me op de uniforme, aan elkaar gebouwde huizen, de onpersoonlijke speeltuinen, de nette badkamer met fris tegelwerk en de dertien-in-een-dozijnkeuken. Geen natuur die ons ieder moment kon overwoekeren, geen spinnen die uit alle hoeken konden kruipen, geen chaos van rondrennende kippen en loslopende kunstenaars die mijn vader ergens had opgepikt. Geen verwilderde moestuin vanwaaruit ons voedsel geoogst moest worden, maar gewoon in plastic verpakte levensmiddelen, kant-en-klaar bij de supermarkt.

Wij hadden onze vader achtergelaten – waarom was me niet helemaal duidelijk – maar hij had ons verzekerd regelmatig langs te komen

Veilig, normaal en overzichtelijk straalde ons nieuwe leven ons tegemoet. De nieuwbouwwijk Beijum waar wij onze intrek namen, was nog maar half af. Het parkje dat voor onze woning werd aangelegd, was nog een zwarte modderpoel en een paar containers deden dienst als lokale Albert Heijn. Wij hadden onze vader achtergelaten – waarom was me niet helemaal duidelijk – maar hij had ons verzekerd regelmatig langs te komen. Ik stapte parmantig door mijn nieuwe habitat. Een stukje dichter bij het leven dat ik voor ogen had.

Twintig jaar later vraagt mijn vriend verbaasd of dit het juiste adres is als we de Heerd, zoals in Beijum de straten heten, inrijden waar mijn moeder nog altijd woont. “Dit is supermooi en groen!”, roept hij verbaasd. Hij herkent niets uit mijn verhalen. Voor het eerst laat ik hem de plaats zien waar ik mijn tienerjaren heb doorgebracht. De hoekige paadjes, de aangeharkte gazonnetjes en de eentonige rijtjeshuizen zijn verdwenen achter onstuimig groeiende planten en bomen. De natuur heeft het heft in eigen handen genomen en de gemeente heeft haar blijkbaar geen halt toegeroepen. Als mijn vader dit zou zien, zou hij trots zijn. De natuur heeft het gewonnen van de maatschappij, zoiets.

Ik was negen. Eindelijk zou ik een modern ‘stadsmeisje’ worden
Beeld Geert Joostens

Mijn moeder lijkt volledig in haar element. Het nieuwbouwhuisje van mijn jeugd ziet er gezellig en opgeruimd uit. Ze heeft de tafel gedekt en schept warme soep in gebloemde kommen. “We moesten vroeger allemaal op onze tenen lopen, want Halien zat gefocust op haar kamer, teksten voor haar toneellessen te leren en haar huiswerk te maken.”

Op zolder vind ik een zelfportret van mijn vader dat ik stiekem mee naar huis neem.